Veel uitschuivers op de dansvloer

Het Leuvense dansfestival Klapstuk #12 zit erop

De Morgen 10 Nov 2005Dutch

item doc

“Is dit nog dans?” Met die vraag opende de brochure van het Leuvense dansfestival Klapstuk #12, dat vanavond afsluit. Die vraag legt de vinger legt op de multidisciplinaire trend in de huidige dans en suggereert dat het festival er een specifiek antwoord op zou formuleren. Na drie weken festival heeft die ene vraag vooral een lange lijst van andere vragen voortgebracht. Wat betekende de ontmoeting van disciplines en de gelegenheidssamenwerkingen van kunstenaars die Klapstuk #12 naar voren schoof? Is Klapstuk nog een internationaal festival? Speelt het nog in de spits? En vooral: waarin bestaat nu die “hedendaagse visie op hedendaagse dans”?

De experimentele en veelbelovende reeks Structure Multifonctions #1-4 trok een lijn doorheen het festival en zet ons op weg naar een mogelijk antwoord op de vraag hoe verschillende disciplines in een danscontext kunnen functioneren. De Franse beeldend kunstenaar Nicolas Floc’h ontwierp een bouwdoos met 81 aluminium onderdelen die op allerhande manieren in elkaar gepast kunnen worden en leent die zonder nadere toelichting uit aan andere kunstenaars om er hun ding mee te doen. Het Nederlandse collectief LISA wist de doos volledig naar haar hand te zetten en richtte een ontmoetingsruimte in waarin acteurs en toeschouwers verhalen konden uitwisselen. Interactief, maar tegelijk klassiek theater: samen tijd en ruimte delen om over het leven na te denken.

Treffend was de concertversie van de Duitse groep Tarwater, voor wie de bouwdoos integendeel letterlijk onhandelbaar was, wat een hoogst amusante verwarring opleverde over de status van dit soort multidisciplinaire samenwerking. De muzikanten hadden zich als spelende kinderen opgesteld in een aluminium hekje om met analoge en digitale instrumenten hun geluidslandschappen te ontvouwen. Nog steeds onwennig over hun ‘experiment’ vroegen ze het publiek nadien nog of het wel okee was. Een publiek dat het ook niet meer zo goed wist.

De aanstekelijke naïviteit van Tarwater sloeg in de versie van de Noorse choreograaf Heine R. Avdal om in obsceniteit: ruim een uur zijn twee performers in de weer met het uitpakken en uitstallen van de doos. Aan het einde toont zich eens te meer de cynische waarheid van hun onderneming: een lege doos met veel gedoe en tralala errond.

De reeks Structure Multifonctions ontsluiert de toverwoorden ‘multidisciplinair’ en ‘experiment’: die zijn op zich volstrekt betekenisloos. Natuurlijk brengen media en disciplines specifieke codes en betekenisruimtes met zich mee, maar die nieuwe invalshoeken hebben uiteraard ook nog boeiende onderwerpen nodig om op te focussen.

Heeft Klapstuk #12 zich niet al te zelfgenoegzaam van het label ‘multidisciplinair’ bediend, als verkoopstruc of als manier om zich een hip maar volstrekt salonfähig imago aan te meten? In onderlinge blind dates en kleine projecten gingen kunstenaars voor een dag of een week aan de slag. Samenwerking, experiment en risico, jawel, maar wat is de artistieke inzet van die vage probeersels, sprintjes en gelegenheidsopdrachten? Een festivalambiance kan een snelle hap verdragen, maar dan nog mogen zowel kunstenaars als toeschouwers serieus genomen worden.

Naast dit alles bleek de stevig uitgewerkte muziek-, film- en beeldende kunstprogrammatie een eigen leven te leiden. De ontmoeting of thematische crossover met aanwezige dansvoorstellingen was ver te zoeken, in tegenstelling tot het coherente multidisciplinaire programma dat Jérôme Bel twee jaar geleden samenstelde. Daar is op zich ook niks fout mee, maar waarom wordt Klapstuk dan niet gepresenteerd als kunstenfestival tout court?

Klapstuk #12 heeft wel zijn nek uitgestoken door werk van aankomende en minder bekende makers te produceren en een platform te geven: Fin Novembre, Martin Nachbar en Jochen Roller, LISA, Mette Ingvartsen. Wat hen bindt is een performance-attitude, een interesse voor media en storytelling. Ze komen uit Parijs, Berlijn, Amsterdam en Brussel, behoren tot de tweede generatie ‘conceptuele’ dansmakers en maken duidelijk dat de gewraakte ‘conceptuele dans’ als genre intussen evenzeer is ingeburgerd als de Amerikaanse postmoderne dans of het Duitse Tanztheater. Een gevolg daarvan is dat ook de noodzaak groeit om te blijven zoeken naar een verfrissende en relevante omgang met de codes en verwachtingspatronen van die conceptuele dans. Om niet alleen met de spelregels te morrelen, maar ook een boeiend spel te blijven spelen.

Is Klapstuk #12 achteraf gezien een voortrekker en baken in het internationale danslandschap? Neen, maar wie is dat nog wel? In tegenstelling tot twintig jaar geleden is hedendaagse dans vandaag alomtegenwoordig, de diversiteit en uitwisseling immens. Maar ook de versplintering is groot, de ontwikkelingen laten zich niet meer zo duidelijk aflezen. Het is jammer dat de belofte die het programma van Klapstuk #12 inhield resulteerde in drie weken van slappe tot middelmatige voorstellingen. Veel uitschuivers, geen enkele uitschieter die een werkelijk interessante bijdrage leverde aan onze zoektocht naar een scherpzinnig en relevant gebruik van media in dans.

Afgezien van een productioneel risico hier en daar, is het daarom ook een raadsel waarom een collectief als Fin Novembre met niet minder dan vijf voorstellingen op dit festival stond, waaronder de groots opgezette maar oppervlakkige openingsproductie A l’oeil nu. Maar dan nog. Smaken en keuzes daargelaten, schittert de vaststelling dat Klapstuk #12 nauwelijks een inhoudelijke visie op dans heeft uitgedragen. Dans bevindt zich thans op het kruispunt van disciplines? Ach, heus. Is dit nog dans? Ja natuurlijk, maar die vraag is behalve een beetje ouderwets, ook redelijk naast de kwestie. Als dansfestival toon je immers per definitie wat je als dans wil presenteren. Is dit nog een dansfestival?