“Waar ga jij naartoe,” vraagt Esra, mijn buurmeisje van vijf.
“Naar het theater.”
“Waarom?”
“Goesting,” zo maak ik me er snel vanaf. Tja, waarom eigenlijk?
Even later in Théâtre 140 houdt het Franse collectief Grand Magasin zijn 5e Forum Internationale du Cinéma d’Entreprise. Kleurrijke kostuums, vernuftige taalspelletjes, verzamelingenleer, oefeningen met logiblokken, het grote beroepenspel, tussendoor liedjes voor wie niet kan volgen. Het soort dingen dat Esra kent van op school, zo stel ik me voor.
Het is allemaal best grappig en vermakelijk, maar wat is de inzet hiervan? Volgens de brochure is het “theater”, vakbladen bedienen zich van het “lastige label” en “tamelijk vage idee” van “conceptuele dans” en “schijnbaar” van de “premisse van intellectualisme”. Het programma spreekt van “paralleluniversum” en “fundamentele vragen”. Al die aanhalingstekens vindt Grand Magasin ongetwijfeld te gek.
Ik zou het wel of niet over sciencefiction en potentialiteit kunnen hebben, zou het hemeltergende flauwekul kunnen noemen of niet, terwijl ik sta of zit achter mijn computer en eerder niet dan wel een skimuts op het hoofd heb en vervolgens claim dat ik geen astronaut ben maar me wel in een ruimte bevind met een groene plant en een fles water en tenslotte besluit dat deze zin, die al dan niet een pastiche is, voldoende lang is, 462 tekens om precies te zijn.
Bijster verbeeldingsrijk is het werk van Grand Magasin niet, scherpzinnige conceptuele kunst al evenmin. Eerder didactisch theater voor grote kinderen. Al blijft het me een antwoord op die ene vraag schuldig: waarom?