Dansdiscours moddert voort
Dance & Discourse
Aflevering 2
8 februari 2003
Parijs
Amperdans
Unfolding the critical
28 februari – 1 maart 2003
Antwerpen
Kennelijk gaapt er een kloof tussen de praktijk van hedendaagse dansmakers en de termen, de kaders, de normen en waarden waarmee danscritici en ander professionelen de kunst omschrijven en die beschrijvingen toepassen binnen hun eigen praktijk. Dit is op zich geen schande. Het ligt zelfs voor de hand. Kunstenaars hebben nu eenmaal de neiging de grenzen van het gangbare te verkennen (doceerde Jan Fabre niet ooit eens ironisch: ‘Theater zoals het te voorzien en te verwachten is’?) Echter, als het buiten de macht ligt van critici en kunstenaars om beweging te krijgen in het gesprek over het belang van de hedendaagse dans in Nederland, dan lijkt het onzinnig te blijven voortmodderen met debatten over discours, dramaturgie, kritiek en wat dies meer zij. De eerste keer dat ik zo’n gesprek meemaakte was in 1993. Naar mijn gevoel is er sindsdien, afgemeten aan de toon en in houd van de gesprekken en forums in de afgelopen maanden, weinig veranderd.
Gabriel Smeets concludeert in zijn verslag van de eerste aflevering van Dance & Discourse (TM februari) dat het tijd is voor een debat tussen redacteuren en critici, onder de titel ‘dans en journalistiek’, zonder tussenkomst van kunstenaars en filosofen. Het probleem lijkt mij nu juist dat de meeste Nederlandse redacteuren en critici, evenals de kunstenaars overigens, niet in staat blijken op zinnige wijze op hun ervaringen en functioneren en in het openbaar te reflecteren. Bovendien lijkt het erop dat als filosofen of andere buitenstaanders zich wagen aan analyse, zij niet worden gehoord dan wel onverstaanbaar blijken.
Parijs
De tweede aflevering van Dance & Discourse vond begin februari plaats in Parijs. Niet in een theater, maar bij iemand thuis. De opkomst was noodgedwongen beperkt, waardoor het gesprek beter bleek dan tijdens de eerste bijeenkomst in Nederland, maar het publieke belang uiteraard iets minder voelde. In tegenstelling tot in Amsterdam had bovendien een aantal critici verstek laten gaan.
Is er sinds 1995 niets interessants meer gebeurt in de dans? In Parijs antwoordde de Franse criticus en radiomaker Laurent Goumarre zijn Nederlandse collega’s Roodnat en Korteweg. Goumarre stelde dat het jaar 1995 het moment markeert waarop de dans zijn interesse wekte. De voorstellingen van Jérôme Bel, Boris Charmatz, Xavier Le Roy e.a. zijn weliswaar onderling vrij onvergelijkbaar, maar ze hebben gemeen dat het fysieke vocabulaire niet meer de hoofdtoon bepaalt. In plaats daarvan is het de context die het bewegen van de lichamen belang geeft. Hiermee sloot Goumarre aan bij de suggestie van de inleider van de vorige salon, Jeroen Peeters, die liever over choreografie spreekt dan over dans, om zo voorstellingen als een vorm van tekstualiteit te kunnen opvatten.
Voor wat betreft de schrijvende pers overheerste aan de lunchtafel in Parijs een afkeer van impressionistische opsommingen die moeten doorgaan voor kritiek. Maar ook het al te filosofische of theoretische verhandelen, samengevat in de term ‘universitaire’, werd gelaakt omdat dit de voorstelling, de tastbaarheid van het gebeuren zou ondersneeuwen en de krantenlezer buitensluit.
Gevraagd naar een positief voorbeeld noemde men de recensent-verslaggever van de streekkrant van Avignon, die na jaren van schipperen tussen internationale kunst en de mores van een lokale krant, zijn vleugels kon uitslaan in Parijs. Met weinig pretentie schrijft hij korte stukken, waarmee hij de rest van de Franse danspers naar de kroon steekt. Van te theoretische of impressionistische recensenten heeft Nederland op dit moment geen last, lijkt mij. Integendeel, we komen hen eerder tekort. Omgekeerd geldt de Hollandse face value cultuur op dit moment in Frankrijk als erg vernieuwend.
Maar evenals in Nederland neigden ook in Parijs schrijvers en andere dans-professionals de handschoen door te geven. Ook zij verweten het gebrek aan hoogwaardige of adequate kritiek aan onwillige redacteuren, die dan op hun beurt weer slachtoffer roepen te zijn van een voor de kunst verslechterd klimaat op de krant. Dalende advertentie-inkomsten, oprukkende vercommercialisering en de bijhorende tendens naar lifestyle en andere infotainment, en uiteindelijk de ondergang van het medium krant als zodanig, mogen als verklaring dienen voor de slinkende ruimte voor danskritiek en een overheersende behoefte aan informatie en voorbeschouwingen.
In dit licht werd gewezen op de noodzaak van een offensieve houding van dansschrijvers, om hun werk op ongebruikelijke plekken aan de man te brengen. Zo levert de danscriticus van Elle plichtmatig zijn stukjes, maar weet de nieuw aangekomen moderne-kunstredacteur (niemand kon zijn Arabische naam goed uitspreken) de weinige ruimte zo te benutten, dat hij behalve het aankondigen van tentoonstellingen en manifestaties, ook steeds een idee over kunst kan ventileren. Goumarre stelde dat het stem geven aan de kunstenaars zelf een hele goede manier is om het discours te vernieuwen. De interviews in de bundel BodyCheck lijken mij hiervan een goed voorbeeld.
Tijdens het gesprek drong zich ook de vergelijking op met andere hedendaagse kunstpraktijken. De Amerikaanse gastheer Phillsbury, sinds de jaren zeventig acteur in Frankrijk, en betrokken bij Kings Fountain, vroeg zich af waarom de dans niet in staat is cultureel interessante afzetproducten te creëren. De moderne kunst en de moderne muziek hebben financiële en culturele uitwegen gevonden in de vormgeving van de populaire cultuur. De dans ontbreekt het aan zo’n massaforum dat geld genereert en maatschappelijk prestige oplevert. De vraag waarom dit de dans niet lukt, in een tijdsgewricht dat bijkans ten ondergaat in haat aandacht voor het fysieke, bleef helaas onbeantwoord.
Antwerpen
Tijdens Amperdans, een nieuw festival in Antwerpen, organiseerde Sarma, een internetplatform voor danskritiek, een colloquium onder de titel Unfolding the critical. Op de tweede dag ondervroegen internationaal opererende choreografen en critici elkaar over het kritisch vermogen van beide posities. En weer neigde de gesprekken ernaar vooral de posities zelf te bespreken, en niet het kritisch vermogen dat daarbinnen zou kunnen worden uitgeoefend. En natuurlijk was het de krantenpolitiek en de economie die hoofdzakelijk de schuld van alles kregen.
Gelukkig maakte ook de artistiek leider van WP Zimmer en medeorganisator van het festival Barbara van Lindt haar opwachting. Zij was als enige in staat haar positie in termen van inhoudelijke macht en onmacht te bespreken. Ook zij ging voor een moment in op de, zoals zij zei, vreselijke rol die intuïtie speelt. Het ongearticuleerde weten, dat wezenlijk is voor wie toekomstige beslissingen moet nemen, laat zich niet in het moment zelf, maar soms ook achteraf moeilijk verklaren. Bij het rechtvaardigen van beslissingen of beleid levert dat problemen op.
Hoewel deze kwestie minder op de kritiek en meer op het produceren en presenteren van toepassing is, was het binnen het kader van alle gesprekken over dans en kritiek die ik de afgelopen maanden heb gevolgd, voor het eerst dat iemand zijn eigen praktijk helder en zelfkritisch verwoordde. Het innemen van een kwetsbare positie in een opnbare discussie is weinig mensen gegeven, maar het zal vanuit die kwetsbaarheid zijn dat een relevant en nieuw discours over de praktijk van de dans en de relevantie van het werk kan worden geformuleerd. Misschien valt er vanuit die invalshoek iets te verwachten van theaterdramaturg en weteschapper Maaike Bleeker. Zij beloofde Emio Greco | PC te reageren op de tekst van Jeroen Peeters te presenteren tijdens de derde aflevering in New York.
De waardevolle bijdragen van filosoof Thierry De Duve en dramaturg Erwin Jans tijdens Unfolding the Critical zullen op www.sarma.be worden gepubliceerd.
Op 9, 10 en 11 mei vindt op initiatief van Krisztina de Châtel in De Balie in Amsterdam een driedaags evenement rond de professionele, artistieke en sociale implicaties van het dansersbestaan plaats, The Human Dancer.