Alles duurt te lang op Springdance
Van de Nederlandse dansfestivals hebben Cadance in Den Haag en Springdance in Utrecht voornamelijk een laboratoriumfunctie. Vooral in Utrecht worden door veelal jonge makers de dans en de danser zelf im Frage gesteld en dat leidt er toe dat er weinig gedanst wordt: de choreografen maken antidans of teksttheater met een sporadisch gestrekte teen. Het levert wisselende resultaten op, van hemeltergend amateuristisch gekwezel (Rojo), gedateerd brave improvisatiedans (Hauert) tot erg leuke jaren-zestigperfomances op locatie (Sharifi).
Van de oudgedienden maakten Emio Greco en Pieter C. Scholten hun opwachting met Double Points: Bertha - The Bermudez Triangle. Danseres Bertha Bermudez Pascual (27) danst op abstracte wijze een autobiografie van haar danscarrière (ze werkte o.a. bij Forsythe, Béjart en Duato). Ze stelt zichzelf de vraag wie zij nou eigenlijk is als danseres en tegen de achtergrond van een filmisch geprojecteerde e-mailcorrespondentie over dramaturgische kwesties als fictie, verbeelding en narratologie, etaleert ze haar spitzentechniek. Langzaam transformeert ze tot haar laatste leermeester: Emio Greco. Met precies dezelfde mondbewegingen imiteert ze zijn unieke fladderende stijl en lijkt haar danseridentiteit (opnieuw) een geleende.
De dramaturgische vragen die in de voorstelling ter sprake komen, zijn voor elke student theaterwetenschappen gesneden koek en lekker vaag voor een oningevoerde, maar Greco en Scholten zijn theatermakers genoeg om er met een glansrol voor het licht iets opmerkelijks van te maken. Toch lijden zij ook aan het euvel van de choreografische vetzucht die op Springdance heerst; het duurt door ellenlang rekken te lang.
De in Nederland werkende Spaanse Paz Rojo maakte twee jaar geleden een mooie solo voor Springdance en nu gaat ze in This Body doesn't have a title yet met twee andere dansers aan de slag. Ongecoördineerd als kleuters springen ze voor het publiek om daarna zo'n tien minuten uit te ademen op de grond. Het ritueel herhaalt zich in kleine varianten terwijl de snoeiharde elektronische muziek van Boris Hauf de trommelvliezen beschadigt. Tijdens de première kwamen er schijnbaar klachten uit de omgeving want in het regiehok ontstond een niet bedoelde maar heerlijke ruzie. Het publiek veerde op, dat was pas theater, het gekronkel en geneuzel van de dansers was toch al een onderschatting van hun intelligentie. Rojo's onderzoeksstuk is goed voor binnen de muren van een dansopleiding maar hoort niet thuis op het podium.
De theatermakers onder de dansers brachten het er een stuk beter af. De Roemeen Mihai Mihalcea (You come to see the show and you'll get an extra burger) en de Est Mart Kangro (Start. Based on a true story) vertellen in hun solo's op aanstekelijke wijze over hun danslevens. Mihalcea neemt zichzelf als homo en voormalig Oostblokker op de hak, lardeert het met wat politiek en dansmanangerskritiek terwijl Kangro het stupide nadoen van pasjes en drillessen op video en in mimescènes laat zien. Voor een danspubliek is dit aangenaam tekstdivertissement.
Boeiend was ook de performance As if death was your longest sneeze ever in de leegstaande rechtbank in Utrecht van de Noorse Iraniër Hooman Sharifi. Iedere toeschouwer wordt gefilmd tijdens een scène waarin op ijzeren platen geslagen wordt. Vervolgens word je meegenomen naar een kale ruimte met stoeltjes. Vier dansers, waaronder de tonronde Sharifi, springen en vallen tussen het publiek door. Dan gaat het licht uit, de stoelen moeten aan de kant en in het stikdonker sta je ineens te staan. De dansers belagen je, raken je aan of nemen je half dansend mee door de ruimte. De reacties zijn navenant; de een wordt angstig (“Als ze maar niet op mij afkomen”'), de ander ondergaat het plotselinge contact giechelig. In tegenstelling tot de Paz Rojo's en Thomas Hauerts, is dit de ultieme uitdaging van de toeschouwer. Prachtig.