Klapstuk ’99: een ‘vrouwelijk’ festival?

Een reactie op de kritiek ‘Klapstuk ’99: veel verleiding, weinig kritische zin’ van Pieter T’Jonck

Etcetera 1 Dec 1999Dutch

item doc

Contextual note
‘Klapstuk ’99: een ‘vrouwelijk’ festival’ is een reactie op:
Pieter T’Jonck. ‘Klapstuk ’99 laat ongemakkelijk gevoel na’.De Standaard, 4 november 1999. Deze tekst werd in Etcetera hergepubliceerd onder de titel: T’Jonck, Pieter. ‘Klapstuk ’99 : veel verleiding, weinig kritische zin.’ Etcetera, jg. 17 (december 1999), nr. 70., vergezeld van de reactie van Guy Cools en een wederwoord op deze reactie van Pieter T’Jonck.
Deze teksten zijn onder het keyword ‘Klapstuk ‘99’ op SARMA terug te vinden.

Beste Pieter,

I know it is not done. Een kritiek schrijven op de kritiek ter verdediging van je collega’s. Maar enerzijds heb ik steeds meer behoefte aan een dialoog of debat die de traditionele indeling in hokjes en functies - van kunstenaar over organisator tot criticus en academicus - overstijgt (Alexander Baervoets die naargelang het hem uitkomt vlot van pet wisselt tussen de rol van danshistoricus, criticus of scheppend kunstenaar, is daarbij mijn lichtend voorbeeld). En anderzijds schrijf ik deze kritiek ook uit eigenbelang ter verdediging van een manier van programmeren, ogenschijnlijk minder conceptueel, meer intuïtief, meer ‘vrouwelijk’ misschien, die al jaren door Vooruit gehanteerd wordt en die door een bepaalde generatie, ‘mannelijke’ collega’s (in dit geval door jou gereïncarneerd) misbegrepen wordt.

Voor alle duidelijkheid, ik heb je graag als criticus. Je analyses van voorstellingen zijn meestal glashelder en scherp geformuleerd, geschreven vanuit de visie van een architect, die vanuit zijn eigen praktijk het belang van ruimtelijkheid en structuur perfect weet in te schatten. En de laatste jaren heb ik de subjectieve indruk dat met het ouder worden zelfs onze individuele smaken meer naar elkaar zijn toegegroeid. In de meeste gevallen was ik het dan ook volmondig eens met je kritieken van individuele Klapstuk-producties. Dit was een festival met enkele pareltjes (Greco, Caspersen), maar vaak zat het er ook behoorlijk naast (Verdin, Brice). Maar waar we volledig van elkaar afwijken, wellicht diametraal tegenover elkaar staan (en misschien hoort dat ook zo vanuit onze respectievelijke functies) is in de eindevaluatie van het festival als geheel en het onderliggende programmeringsconcept.

In je eindevaluatie plaats je de het huidige festival concept van het vrouwelijk duo, Lambrechts-Van Laer expliciet tegenover dat van drie generaties mannelijke voorgangers, Uyterhoeven, Verbergt, Reyniers-Kwanten en stel je vast dat waar de laatsten uitblonken in het creëren van een context waarbinnen “woorden en gedachten ontwikkeld kunnen worden om over de dans te praten”, dit nu volledig verkwanseld werd ten voordele van het mediatiek evenement (1), “aapjes-kijken-in-de-dierentuin”, noem je dat. Het festival ontbreekt het volgens jou aan een intellectueel discours. Maar reeds op dit axiomatische uitgangspunt ben ik het grondig met je oneens, getuige daarvan reeds onze polemische dialoog (zoals we er informeel voor of na een voorstelling nog nooit één gehad hebben), maar ook met de heftigheid waarmee de allesbehalve ‘schaarse’ gesprekken tussen festivalgangers gevoerd werden. Wel fundamenteel verschillend met de vorige edities, was dat dit discours niet langer was voorgekauwd of gestuurd door de festivalmakers. Dat er ogenschijnlijk niet langer een coherente, eenduidige visie op de hedendaagse dans naar voren werd geschoven, zeg maar geponeerd, die al dan niet in het intellectuele debat van de criticus en de academicus verder kon worden gecanoniseerd. Dit festival toonde teveel en besprak te weinig. Maar daarin lag volgens mij net zijn ongelooflijke kwaliteit.

Ik heb vooraf de festival brochure slechts zeer snel doorlezen en ik moet toegeven dat het programma mij oorspronkelijk ook zeer divergent overkwam. Ik het gevoel dat men, een beetje zoals op het festivalbeeld, zijn pijlen in wel zeer verschillende richtingen afschoot. Maar als nieuwsgierig, en toch niet volledig onbevangen toeschouwer (want tenslotte gaat het toch om een van onze belangrijkste artistieke medespelers) heb ik zoveel mogelijk van het festival gevolgd en de grote lijnen die zich door de programmatie aftekenden, sloten perfect aan bij wat ik zelf als de issues van de het artistieke of intellectuele debat rond de hedendaagse dans beschouw.

1

De (re)integratie van het klassieke balletidioom in de hedendaagse dans. Dit is voor jouw het minst problematische onderdeel, gezien ook je voorkeur voor dit werk. Alleen vind je dat het festival aan zichzelf en aan de uitgenodigde kunstenaars verplicht is hiervoor een discursieve context te ontwikkelen. Is het misschien aan je voorbijgaan dat, toeval of niet, net tijdens het festival Etcetera 69 in je brievenbus viel, een prachtig samengesteld themanummer rond dit onderwerp. Doet het er dan toe of het festival dit discours zelf ontwikkeld? De vorige festival directies kennende, waren zij wellicht gewiekster en mediatieker geweest en hadden zij zich het verschijnen van dit nummer intellectueel toegeëigend door het organiseren van een kleine heildronk of wie weet zelfs een intellectueel debat naar aanleiding van het verschijnen ervan.

2

Hoe ga je om met de vloedgolf van ‘jong’ talent dat onder de artistieke moedervleugels van hun mentors of uit de P.A.R.T.S.-modelschool zijn eerste stappen zet?

Hier begaat het festival volgens jou de tweede cruciale fout door als organisator/producent niet in te grijpen en (met Toneelhuisachtige bravoure) vroegtijdig te aborteren door de produktie niet in première te laten gaan. Ik respecteer hierin je standpunt. Ook dit is een heikele kwestie waar ikzelf na al die jaren ervaring nog steeds niet volledig met in het reine ben, of je als organisator/producent hierin meer je ‘verantwoordelijkheid’ moet nemen. Maar de laatste jaren huldig ik hierin een steeds meer, vooral door bevriende kunstenaars geïnspireerde, Darwiniaanse houding. Moet je ‘jonge’ kunstenaars begeleiden? Ja. Moet je ze tegen zichzelf beschermen? Nee. Op een podium gaan staan en beweren dat je zelf iets te vertellen heb, is een erg pretentieuze houding. En die pretentie (wanneer ze onterecht is) kan best vroegtijdig aangepakt worden en uit eigen ervaring weet ik dat enkel het schokeffect van het publiekelijk afgaan hier de enige effectieve remedie is. Ik geef toe dat dit voor jou als kritisch woordvoerder van het publiek een betwiste keuze kan zijn maar vanuit het standpunt van de organisator getuigt het bovendien van erg veel lef om samen met de kunstenaar waar jij uiteindelijk voor gekozen hebt, mee op de bek te gaan. You win some and you lose some!

Bovendien dreigen door de jarenlange miskenning in de hedendaagse dans van de publieke voorplansrol van de danser enerzijds en de economische wetmatigheden van de danscarrière anderzijds heel wat uitstekende dansers slechte choreografen te worden. Ook dit debat is tijdens het festival niet uit de weg gegaan, niet door er een intellectueel statement aan op te hangen maar door er iets aan proberen te doen en het festival als forum te gebruiken om de praktijk en de politiek samen rond de tafel te brengen en samen naar oplossingen te zoeken voor het transitieprobleem. Ook hier een voor niet rechtstreeks betrokkenen weinig tot de verbeelding sprekend gespreksthema, maar één dat op halflange termijn wel veel belangrijker is voor de toekomst van de dans in Vlaanderen dan zeg maar de discussie of we na het modernisme en het postmodernisme terug moeten keren naar een nieuwe, primitieve, direct zintuiglijke en niet door het verstand gemediëerde (in jouw terminologie ‘zoölogische’) appreciatie van de dans.

3

Hoe voer je op een ‘zindelijke’ manier een debat over het multiculturalisme in onze samenleving en in de kunst?

Ik ben het volmondig met je eens dat het circusspektakel van Montalva-Hervieu volledig political uncorrect was. Maar het hele debat over multiculturalisme is dat volgens mij ook, omdat het steeds voorbijgaat aan de economische uitgangspunten van migratie (lees John Kenneth Galbraith’s The Nature of Mass Poverty) en veel meer betekenisvolle en diepgaande sociale en maatschappelijke klassenverschillen ontkent ten voordele van de in het oogspringende, culturele verschillen. En bovendien is de integratie van migranten in kunst en cultuur volgens mij een proces dat minstens 10 generaties nodig heeft (kijk opnieuw naar Groot-Brittannië) en waarvan ik nu vaak de indruk heb dat het beleid dat er in één of twee wil doordraaien. Waarbij het nog maar de vraag is of dergelijk versnellingsproces de allochtone bevolking ten goede komt of eerder de blanke, servicemaatschappij (onze maatschappelijke werkers dus) een stapje verder op de economische ladder helpt.

Voilà ‘t is eruit ! Dit lag al lang op mijn maag maar zou zonder de al dan niet bewust naïeve en ‘onzindelijke’ voorstelling van Montalvo en jouw terechte kritiek daarop nooit naar boven zijn gekomen. Of hoe je soms eerst verkeerd moet eten om dan even goed intellectueel te kunnen kotsen.

En overigens moet ik dat ‘verkeerd eten’ ook nuanceren want mijn zonen van 12 en 14 vonden die vrolijke optelsom van etnische tics behoorlijk gaaf en nemen ondertussen net zoals in de keuken van hun moeder toch maar mee dat traditionele authenticiteit (à la Boon) en creatieve fusion elkaar niet hoeven uit te sluiten.

4

Dit festival wilde eerste en vooral een feest voor de zintuigen zijn. En zelfs als dat zoals in het geval van Oraculos volledig gemanipuleerd en georkestreerd is (is goed theater dat niet altijd?), is het uiteindelijk daarvoor dat we als hedonistische wezens eten, drinken en kunst creëren. En als er voldoende zintuigelijke prikkels (positieve of negatieve) worden gegeven dan zal de geest zelf wel de nood tot debat aanvoelen.

Tenslotte nog twee slotbedenkingen. Een eerste aan jou en de vorige generaties festival directeurs.

Jouw inleidende opmerking als zou de dans niet meer de kunst zijn waar ‘het’ gebeurt en die bij mijn weten op zijn minst door twee generaties ex-Klapstuk directeurs gedeeld wordt, vind ik een zeer gevaarlijk vooroordeel.

We zijn in de jaren ’80 in België inderdaad zeer verwend geweest (en we zijn dat volgens mij nog steeds). Maar alleen al het feit dat de hele Judson Church beweging (een Amerikaans fenomeen uit de jaren ’60) waar jij zo graag naar opkijkt, nu pas internationaal (Frankrijk voorop) de erkenning krijgt die het verdient en daarmee hopelijk niet alleen in de kunstgeschiedenisboeken zijn plaats voorgoed verwerft maar zijn belangrijk filosofisch en maatschappelijk gedachtengoed ook bij een ruimer publiek kan laten doordringen, is volgens mij slechts één van de tekenen waarom de dans de kunstvorm van de toekomst blijft. En jouw ironiserende slotbedenking ernstig nemend, vind ik 2001, a space odyssey nog niet zo’n slechte titel voor een volgende festivaleditie. Tenslotte geloofde reeds Pythogras, maar o.a. ook Mozart en Einstein in het mythisch belang van ‘de beweging van de planeten’ en kan ik je in deze context ook absoluut Salmon Rushdie’s ode aan Star Sterk (in de verhalenbundel East/West) aanbevelen.

De tweede bedenking richt ik aan de dames van Klapstuk. Beste An-Marie, Griet en Karolien, een attent lezer van het bovenstaande heeft ondertussen al lang door dat dergelijk vurig pleidooi enkel door een verliefde ziel kan geschreven zijn. Ik beken dan ook dat ik verliefd ben, niet op één van jullie in het bijzonder, maar op jullie alle drie tezamen, op jullie collegialiteit, jullie complementariteit, jullie spirit en jullie wit (ook hier heeft het Vlaams geen geschikt equivalent voor). Volhouden dus en als jullie voor de volgende festival editie één trouwe bezoeker nodig hebben, I am your man !

En Pieter, het zal je misschien verwonderen maar ook aan kritische zin ontbreekt het hen niet en stemmen hun analyses over de verschillende voorstellingen in grote mate overeen met die van jou en mij. Alleen zijn ze zo discreet dat niet op het publieke forum tentoon te spreiden, onder andere om de kunstenaars te beschermen. En ook daar is lef voor nodig.

Vriendelijke groet,

Guy Cools
Verantwoordelijke dans
Kunstencentrum Vooruit

(1) Je kritiek op Randi’s ‘televisieshows’ kan ik net als jij overigens niet uit eerste hand beoordelen omdat ik er zelf nooit bij was. Wel leek het me reeds op papier een heikele onderneming omdat de kunst in een publiek debat tegelijk ernstig en ironiserend te zijn volgens mij enkel door de Britten verstaan wordt. Overigens kan je mijn bewondering voor die cultuur ook afleiden uit mijn eigen taalgebruik.