De wereld in 2D
Patricia Portela en Kinkaleri op Antwerps festival Amperdans
Voor de tweede maal sloegen kunstencentrum Monty en werkplaats Zimmer de handen in elkaar voor een gezamenlijke presentatie van een twaalftal huisartiesten op het festival Amperdans. Het bonte allegaartje toonde nog maar eens hoe rekbaar het begrip dans vandaag is, maar had geen verrassingen in petto. Al verdienen enkele voorstellingen meer aandacht.
Wat dans ons kan leren over de manier waarop we naar de wereld kijken, komt op speelse wijze naar voren in Flatland van de jonge Portugese Patrica Portela. Via videoprojectie op een metershoog boek en gesproken commentaar verhaalt dit stuk de omzwervingen van een bewoner die de 2D-wereld van Flatland tracht te verlaten. De vernuftige montage van tekst, foto’s en film houdt het midden tussen een essay en een sprookje voor volwassenen. Onze werkelijkheid mag zich voor een goed deel afspelen in de vlakheid van boeken en schermen, de flatlander beseft langzaamaan hoe beperkt een perspectief zonder volume, beweging of zwaartekracht is. Om nog te zwijgen van de ruimte waarin mensen tot leven komen in het spel van kijken en bekeken worden. In de mediale ruimte van de bioscoop of het theater weet de flatlander erg dicht bij de menselijke wereld te komen, zolang er maar getuigen zijn van zijn aanwezigheid.
De verklontering van wereld en media is echter meer dan een kentheoretisch probleem: wie kijkt naar het Italië van Berlusconi weet hoe macht en corruptie zich zonder erg in die cluster nestelen. De uitwassen van de spektakelmaatschappij leiden daar letterlijk en figuurlijk tot vervlakking: in het flatland van Berlusconi wordt de hiërarchie van meningen op angstwekkende wijze uitgewist, tot mediakritiek en realiteitszin er krachteloos het leven bij laten. Tegen die achtergrond is het werk van het Italiaanse collectief Kinkaleri te begrijpen. Op het Kunstenfestival was hun werk goed voor gemengde reacties, met Otto, slotdeel van hun trilogie rond representatie, brengen ze scherpzinnig werk op de planken, tegelijk wrang en lichtvoetig.
Een man valt het theater binnen met in de hand een pot yoghurt, die op de vloer uiteenspat. Hij blijft een tijd voor dood liggen, maar staat na een tijdje weer op en herhaalt de scène, ditmaal met een stapel servetten. Eens het cliché aangeroerd is, volgen nog een slagroomtaart, een stapel borden, een dennengeurverstuiver, ballonnen, een pak bloem met een bommetje erin. Telkens met uitgebreide voorbereidingen, waarin onder meer een valse snor, een tent en een zalm figureren. Ritme en zwaartekracht, herhaling en vallen: repeteren voor de dood is een klassiek choreografisch thema dat een licht werpt op de overdaad aan representaties waarmee we ons leven vormgeven.
Kinkaleri drijft het motief verder, onnodig te vertellen dat het speelvlak uiteindelijk bedolven ligt onder de troep, en die blijft maar komen. Het is een aspect van de comfortabele vlakte van beelden dat Berlusconi en anderen niet willen zien: cultuur produceert onnoemelijk veel afval. Treffend aan Otto is de lichtheid waarmee Kinkaleri deze problematiek aanpakt: licht omwille van de clichés en flauwe grappen, maar ook omwille van de heldere constructie. Kinkaleri maakt tenslotte theater, filtert beelden en onttrekt zwaarte aan de werkelijkheid. Om toch telkens weer met een onhandelbaar residu doorheen de vervlakking te vallen: op de grond een vreselijke smurrie, daarboven een partij van spoken.