Dictatuur van de consensus
Bespreking van Jan Blommaert, Eric Corijn, Marc Holthof en Dieter Lesage, 'Populisme'
Bespreking van Jan Blommaert, Eric Corijn, Marc Holthof en Dieter Lesage, Populisme, Antwerpen: EPO, 2004, 189 pp., ISBN 90 6445 339 X
Naar aanleiding van een essay over ‘De kwaliteit van de cultuur’ geschreven in opdracht van Kunst en Democratie in het najaar van 2002, dat ook in De Standaard verscheen, werkten de vier auteurs hun ideeën over populisme verder uit in de bundel Populisme. Twee verwante fenomenen staan daarin centraal: de vermarkting van cultuur en politiek, waarin de media aan de macht zijn en zo niet enkel een dominant maar eng wereldbeeld produceren, maar ook de “limieten bepalen van de geoorloofde kritiek en de structuur van het maatschappelijke debat waarvoor zij een forum beweren te zijn”(p. 10) En ten tweede de crisis van de representatieve democratie, die onmogelijk iedereen kan vertegenwoordigen en zich daarom richt op een eigentijdse variant van het ‘volk’, namelijk ‘de mensen’. Het boek Populisme draagt theoretische perspectieven aan die deze problematiek kaderen, maar slaagt er niet altijd in die op treffende wijze te verbinden met de veelal polemische analyse van het fenomeen. Dat levert hier en daar slordige argumentaties op, maar dat betekent niet dat het boek ongelezen moet blijven.
In ‘Populisme en de autoritaire verleiding’ gaat sociaal wetenschapper Eric Corijn in op de opvatting van politiek als rechtstreekse uitdrukking van de wil van het volk. Dat democratie ook besluitvorming via maatschappelijke discussie betekent komt daarbij op de helling te staan: “de niet tegengesproken evidentie is immers het basisargument van het populisme.” (p. 55) Corijn onderzoekt de historische context daarvan, meer bepaald hoe de welvaartsstaat in België slechts kortstondig een regulering van het kapitalisme wist te bewerkstelligen. In dat licht verklaart hij waarom voor de traditionele partijen de structuur van de economie onbespreekbaar is, en gaat in op de verschuiving van de politieke aandacht naar een waardendebat, de opkomst van extreem rechts, de commercialisering van de sociale reproductie enz.
Filosoof Dieter Lesage zoekt in ‘Populisme, de natiestaat en het Imperium’ een theoretisch antwoord op ‘globale antipolitiek’ en treedt daartoe in discussie met een hele rist vooraanstaande politieke filosofen, waaronder Negri en Hardt. Hij laakt de verenging van het politieke debat en handelen tot het eigen territorium (zij het kieskring dan wel natiestaat), in een wereld waarin een globale economie en transnationale elites aan de macht zijn en ook globaal gedacht wordt. “Zolang de liberale democratie geen transnationale gestalte krijgt, blijft de verleiding levensgroot om het politieke vertoog exclusief af te stemmen op het eigen volk. Populisme is daarmee een institutioneel effect van de territoriaal gelimiteerde liberale economie.” (p. 89) Lesage onderzoekt uitvoerig hoe we kunnen omgaan met de asymmetrie van econonomie en politiek, en op basis daarvan of een werelddemocratie een antwoord op het kapitalisme zou kunnen betekenen. Voor de ontwikkeling van transnationaal verzet moet de menigte van minderheden zich “toeleggen op het verwerven van hegemonie. Dat gevecht om hegemonie moet gevoerd worden in de civiele maatschappij en veronderstelt bijgevolg ook een strijd in, om en via de media.” (p.120)
De media zijn waar taalkundige Jan Blommaert zijn pijlen op richt in ‘Populisme als spreekregime’. Spreekregime definieert hij als volgt: “normen en regels die worden opgelegd aan het spreken, en die bepaalde spreekvormen uitsluiten terwijl ze andere naar voren schuiven als de enige legitieme.” (p. 123) Leidraad is een discoursanalyse van politicus Steve Stevaert en De Morgen-journalisten Yves Desmet en Filip Rogiers. Daarin komen fenomenen aan bod als het spreken over ‘de mensen’, het bekende gezeur over ‘te moeilijk’, de vermenging van politiek en consumentisme, de productie van consensus, de rol van mediaconsulenten, et cetera. Is er nog plaats voor kwaliteit en diversiteit in dat alles, zo vraagt Blommaert zich af. Ondanks interessante analyses wentelt hij zich nogal gemakkelijk in de rol van verongelijkte intellectueel en doet zo enkele absurde uitspraken, waarmee hij zijn sérieux op de helling zet.
Ook cultuurcriticus Marc Holthof onderzoekt de ‘mediacratie’ en de dictatuur van de kijkcijfers, zij het vanuit verschillende noties van ‘democratie’ in de geschiedenis van de politieke filosofie. “Langzaam maar zeker is er een totalitaire democratie aan het groeien. De democratische zucht naar gelijkheid – behalve natuurlijk op economisch gebied – overvleugelt alles, en er ontstaat een dictatuur van de consensus. In de media is het al zover.” (pp. 158-159) Uitermate cynisch spreekt Holthof van ‘Het comfort van domheid’, dat hij analyseert als “een poging om de realiteit te verdringen” (p. 168), niet verder te kijken dan de eigen neus lang is. Die domme zelfbegoocheling is voor hem de kern van het populisme, waarin hij met filosoof Hans Jonas de burgerlijke verantwoordelijkheid ziet tanen.
Als we schuldig zijn aan nalatigheid, duikt ook de vraag op naar alternatieven en verzet tegen het populisme. Doelstelling moet volgens de auteurs de volgende zijn: “opnieuw controle verwerven over de eigen stem, en die stem op een andere, afwijkende manier kunnen laten horen. Kritiek die enkel oppositioneel is maar niet de bestaande hegemonie verwerpt, is geen kritiek maar commentaar.” (p. 22) In een opsomming van strategieën vinden we onder meer het centraal stellen van kwaliteitsvraagstukken, de weigering te consumeren en het benadrukken van deontologie. Daartoe zijn netwerken van kleinschalige alternatieven nodig om een nieuwe discussiecultuur aan te zwengelen. Gezien hun theoretische invalshoek hebben de auteurs op dat punt echter weinig concrete antwoorden, zelfs tot een reproductie van de “nieuwe praktijken van anders-politiek” of vormen van “transnationaal verzet” waar ze van spreken komen ze jammer genoeg niet. Meer reflectie over populisme is dus welkom, als het even kan in diverse media, al was het maar omdat een volgehouden kritiek van zogenaamd evidente praktijken in media en politiek op zich al een belangrijke vorm van handelen is.