Experiment met grote getallen

De Standaard 9 Sep 2000Dutch

item doc

<INL>GENT_ Vooruit opende het dansseizoen met een merkwaardige voorstelling van Christine De Smedt voor Les Ballets C

 

Vooruit opent het dansseizoen met ,9x9’ van choreografe en danseres Christine De Smedt voor Les Ballets C. de la B. Dat werkstuk is bepaald geen ballet zoals te verwachten en te voorzien is. Op de scène staan werkelijk 9 x 9, dus 81, voor het grootste deel niet getrainde, performers. Precies door dat uitzonderlijk grote aantal, het gebrek aan formele opleiding en een uitgekiende structuur, gebeuren onverwachte dingen.

De voorstelling is niet aan zijn proefstuk toe. Ze werd reeds een eerste maal opgevoerd in Parijs in het Centre Pompidou. In Gent wordt echter met andere deelnemers gewerkt, en zo verschilt het resultaat naar verluidt behoorlijk met die eerste opvoering. In Gent word je als toeschouwer uitgenodigd om de drie delen van de voorstelling vanop telkens een andere plaats in de Minard-schouwburg te bekijken. Zo kijk je nu eens vanuit de hoogte van het eerste of tweede balkon van de oude zaal van de schouwburg, en zit je dan weer op een tribune op het vernieuwde podium achter de oude scène-opening. Een groot wit tapijt aan beide zijden van de historische toneelopening verbindt het nieuwe en oude deel van de schouwburg echter tot een naadloos speelvlak. Alle klassieke noties van spel- en publieksruimte zijn zo bij voorbaat opgeheven.

Maar ook aan de gangbare noties over hoe voorstellingen horen te zijn wordt behoorlijk gemorreld. Je moet je bijvoorbeeld bij de aanvang een weg zoeken naar je zitplaats tussen de grote groep dansers door. En al in het eerste deel blijkt de dans die die groep ten beste geeft nauwelijks te verschillen van overbekende dagdagelijkse bewegingen als stappen. Met als enige verschil: het gebeurt onder het oog van toeschouwers. En precies in die blik en de wijze waarop de dansers daar onwillekeurig op reageren ontstaat een bijzondere vorm van theatraliteit. Het overbekende, zelfs triviale wordt plots merkwaardig en belangwekkend. Het is niet zozeer in de eenvoudige acties, en de wijze waarop die georganiseerd zijn – de choreografie dus – dat het belang van de voorstelling ligt. Wel in wat die organisatie zichtbaar maakt.

Dat blijkt op een enigszins paradoxale manier uit het veel minder krachtige tweede deel van de voorstelling. In het eerste deel heb je drie bewegingen. Eerst stappen de dansers door elkaar om op gezette tijden, op een lichtsignaal, in kleine groepjes ,,tableaux vivants’’ te vormen. Vervolgens stappen ze willekeurig, volgens rechte lijnen, door elkaar, waarbij elke danser om de drie of meer stappen een hoek van 90° maakt en verder stapt. Tenslotte gaan alle dansers, dicht tegen elkaar geschurkt, op de grond liggen in een grote boog. Zo vormen ze als het ware een grote mensenstroom, waarin de individuele verschillen opgelost zijn. De choreografe neemt hier rustig de tijd, zodat je elk beeld ten volle in je kan opnemen, en oog kan krijgen voor alle subtiele nuance-verschillen tussen de dansers. In het tweede deel bestaat de actie echter uit negen korte choreografiën, die telkens in negen korte fragmentjes verknipt zijn, en vervolgens weer op willekeurige wijze aan elkaar gezet werden. En die overdaad aan structuur en bewerking van het simpele basismateriaal, de dansers zelf, werkt niet meer, gewoon omdat het gebeuren niet meer tot beeld kan stollen. Het derde deel, opgebouwd als een opeenvolging van kinderspelletjes, kan die verknipte indruk niet meer corrigeren. 

Dat neemt niet weg dat deze voorstelling behoorlijk intrigerend is, ook door het interessante gebruik van klank- en lichteffecten van medewerkers als Gerd Van Looy en Vincent Malstaf . De Smedt borduurt hier verder op experimenten en onderzoeken die uit de jaren ’60 stammen, en bevestigt daarmee op een eigenzinnige manier een nieuwe sensibiliteit, een lust tot experimenteren, die je nu bij veel choreografen en dansers aantreft.