Experimenten in Knokke

Film is verstard, moraal evolueert

De Standaard 12 Jan 1968Dutch

item doc

Een vriend zei me: “De experimenten die twintig jaar geleden geen experimenten meer konden genoemd worden en toen reeds verveelden, worden nu nog altijd als experiment beschouwd en vervelen nog altijd evenveel.” Het is een boutade die opgaat voor een vrij belangrijke hoeveelheid films op het jongste Experimenteel filmfestival te Knokke. Het is inderdaad zo dat het merendeel der kineasten nog altijd bezig zijn met het vervaardigen van pseudo-surrealistisch collages en geduldig aan elkaar plakken van kilometerlange licht- en kleureffekten, al dan niet op konkrete muziek. Voorbeeld hiervan: de door de vóór-selektie jury bekroonde Altisamans van Karl-Burger Blomdahl. Dat zijn dus de experimenten in de traditionele zin van het woord. Het begrip dekt minder de inhoud (een werkelijke vernieuwing) dan een ‘genre’ – de experimentele film – : d.w.z. wat sedert een paar tientallen jaren als dusdanig bestempeld wordt. Men is nu eenmaal gewoon dergelijke filmpjes dit etiket te geven, en het zal nog wel een paar jaartjes voortduren eer men zal inzien hoe verouderd en verschaald, hoe steriel dus eigenlijk: on-experimenteel die experimenten wel zijn.

Een lijn was er voor de rest op dit festival moeilijk te ontwaren: de produkten van de meest uiteenlopende toonaard lagen hier naast elkaar tentoongesteld. Er was zelfs een Japanse sadistische lange speelfilm bij zoals er jaarlijks tientallen te zien moeten zijn in Japan. Daarom moest het eigenlijk niet zo erg verwonderen dat de keuze van de jury op algemene onverschilligheid werd onthaald. Nog nooit heb ik op een festival een zaal zo’n apatische houding zien aannemen bij het aanhoren van een palmares.

Dat deze lusteloosheid geen konstante houding geweest is tijdens deze week zal de lezer trouwens hebben kunnen opmaken uit de reeds eerder verschenen verslaggevingen over de festivalsfeer. Maar gezien de heterokliete aard van de vóórselectie, verwachtte zich iedereen aan een erg verassende en weinig homogene uitspraak van de vier juryleden Shirley Clarke, Vera Chytilova, Walerian Borowczyk en Edgar Reitz. Dus was uiteindelijk niemand meer echt verrast toen de hoofdprijs ging naar Wavelength van de Amerikaan Michael Snow. Niet omdat de film biezonder opvallend is, maar wel omdat hij niet méér de hoofdprijs verdient dan tientallen andere geprojekteerde werken. Het gaat hier om een zeer trage voorwaartse kamerabeweging in een lege kamer. Vijfenveertig minuten duurt deze beweging van het ene uiteinde van de kamer naar het andere, tot de kamera gericht is op een foto die tussen twee vensters hangt: een beeld van de zee. De bedoeling van dit films is vrij eenvoudig: men wil de toeschouwer attent maken op zeer simpele dingen, zoals in dit geval de verhoudingen die er in een kamer kunnen bestaan tussen de ruimte en de tijd (de avond valt langzaam en verandert het aanschijn der dingen). Terzelvertijd wil men er de kijker ook op attent maken hoe de simpele ‘présence’ van een registrerend oog, zoals dat van de kamera, de dingen verandert, beduidt en benoemt. Wat mij in de bekroonde film echter stoort is dat die initiale keuze niet konsekwent is volgehouden: de beweging wordt hier en daar afgebroken op een wijze die aan kamoeflage doet denken.

Veel konsekwenter is een geestesverwant van de Australiër Albie Thoms, Bolero genoemd, die op 15 minuten van Ravels’ Bolero een zeer trage kamerabeweging uitvoert in een oerbanale straat die uitmondt op het beeld van een jonge schoonheid. Door het gebruik van de muziek en door het lang uitrekken van de generiektitels over de eerste helft van de film kreeg je een humoristische toets die aan het merendeel der ingezonden werken schromelijk ontbrak. Merkwaardigerwijze zijn de films met humor bijna alle bekroond geworden.

Veel films zijn niet meer dan sfeerschepping, je vraagt je af waarom je ze eigenlijk nog zou moeten bekijken. Het zijn kleurrijke plaatjes op een rommelige wijze bij mekaar geplakt, op een soms leuke beatmuziek gemonteerd. Het ideaal om een party te animeren: je kunt er bij praten, een sigaret bij roken, een glas bij drinken of op jerken. Je kunt er af en toe ook eens naar kijken. Ons, toeschouwers er driekwart uur naar verplichten te kijken vind ik persoonlijk heel wat pretentie voor iets dat blijkbaar om van te genieten in elkaar werd geflanst.

Dat betekent dat op dit festival het opvallend duidelijk geworden is dat er verschillende soorten ‘cinema’ aan het groeien zijn. Er is ‘cinema’ waar de verhouding tussen toeschouwer en scherm vrij normaal (traditioneel) geschiedt. Maar er is ook een soort cinema waar je liever thuis, in een rustig-ongedwongen sfeer zou willen naar kijken. Het zijn bijvoorbeeld de cinema-verité-achtige interviews (er was er een merkwaardige van Shirley Clarke buiten kompetitie te zien: Portrait of Jason). De personages die zich hier bloot geven ben je bereid in de intimiteit van je huiskamer als vriend te onthalen; op een groot scherm wordt hun ‘biecht’ ineens ondragelijk, ook omdat je er zelf teveel als ‘toeschouwer’ – voyeur – bij betrokken wordt. Ten slotte is er nog een soort ‘cinema’ die volledig op zijn plaats is in een feestsfeer.

Tot het soort film dat men liever op het kleine scherm zou zien behoort Entretien van Michel Thirionet, een interview van ¾ uur met een jong akteur Daniel Vigo: een vrij sadistisch spel van een interviewer die graag iemand zou willen ontmaskeren die zichzelf niet wenst bloot te geven, maar die er toch vrij berooid van afkomt. Pijnlijk en ergens onmenselijk. De film werd bekroond.

Eén enkele Vlaming

Over de Belgische inzendingen mag gezegd worden dat ze niet biezonder opvielen in deze kompetitie: noch door hun uitzonderlijk waarde, noch door hun gebrek aan kwaliteit. Caméléons van Patrick Hella is een niet onaardig spel met mensen, ruimte en kleuren. Week-End van David McNeill en Narcoses van Philippe Graff hebben met mekaar de simpele humor en de wezenlijk filmische ideetjes gebrekkig in uitwerking, gemeen. Possesion du Condamné van A-A Lheureux is een zwaarwichtige ‘hommage à Jean Genèt’. Roland Lethem van zijn kant zoekt verder in zijn erg persoonlijke bizarwrange surrealistische richting. Na het schitterend debuut van Jean-Marie Lambert Ombellifères heeft zijn animatiefilm Trois minutes ontgoocheld. Waarom Robbe de Hert met zijn animatiefilm A funny thing happened on my way to Golgotha er weer niet bij mocht zijn, is één van die inkoherenties van de vóórselektie. Straks zal Robbe nog menen te moeten doorgaan als DE martelaar van de Belgische film! De enige Vlaming uit de reeks geselekteerde Belgen was Jan Kieckens (een RITCS-student) met een echt niet onaardig werkje Begin dat een soort meditatie is op het woord, en het voorwerp gelukkig zonder al te veel pretentie verfilmd.

Stephen Dwoskin werd bekroond voor zijn gezamenlijke inzendingen: drie films in en één film buiten wedstrijd! Chinese Checkers, Alone, Naissaut en Soliloquy zijn eigenlijk vier vrouwenportretten. De kineast zet – bij manier van spreken – zijn kamera neer en observeert een vrouw in een bepaalde situatie. Meestal een vrij simpel gebeuren: zoals twee vrouwen die een soort damspel spelen, of een vrouw die zich aan het vervelen is. Meer niet, maar erg merkwaardig. Het is echter weer eens opvallend hoe weinig ‘experimenteel’ men deze filmpjes nog durft te noemen. Het zijn gewoonweg erg goede korte films. En zo kom je na zo’n week experimenteel gedoe tot een eigenaardige bevinding: je gaat ineens alleen experimenteel bestempelen wat mislukt is. Zodra het een bepaalde graad van ‘afheid’ bezit belandt het werk op een ander niveau, waar het begrip experimenteel van geen tel meer is. Kan men inderdaad volhouden dat Borowczyk experimenteler is dan Bresson? Of kon men zeggen dat Muriel meer of minder experimenteel is dan The Birds van Hitchcock? Deze vragen klinken absurd, omdat het etiket ‘experimenteel’ niet meer past bij zulke volwassen produkten.

Een laatste naam die beslist nog aangehaald moet worden is die van Gregory Markopoulos. Reeds bekroond op het vorige festival voor zijn film Twice a man maar nu al bijna twintig jaar op z’n eigen manier filmend, werd hij op dit festival niet gelauwerd, maar wel door de jury gehuldigd voor zijn werk. Met zijn jongste film The Illiac Passion is er een merkelijke evolutie zichtbaar die men na Eros o Basileus of Himself as herself (films gemaakt na Twice a man) niet zo dadelijk verwacht zou hebben. En dit niet alleen omdat zijn nauwe-homofiele geestessfeer en tematiek verruimd werd zodat er nu ook vrouwen in kunnen evolueren (buiten de moederfiguren natuurlijk, die vroeger reeds aanwezig waren), maar vooral omdat zijn uitdrukkingsvorm nog nooit tevoren zo beheerst en vol was geweest.

Dit neemt niet weg dat er doorlopend – ook in dit werk – irriterende dingen steken. Bij vlagen is zijn film erg teatraal, konstant kitscherig, en vrijwel heel dikwijs ongewild komisch. Maar terzelvertijd ook wordt je overrompeld door de patetiek, door de zuiverheid en de intelligentie. Je moet zijn film ‘en bloc’ aanvaarden (slikken) een beetje zoals een ‘Jugenstil’-voorwerp. Daarbij moet dan nog zijn uitzonderlijke ‘originaliteit’, in de zin van uniciteit, erkend worden. Tot nu toe had nog niemand de verhouding tussen mensen – en dat het hier om homofiele verhoudingen gaat verandert n.m.m. niet zo heel veel aan de zaak – op de manier van een Markopoulos voorgesteld. Zijn films zou je een realistische weergave van het innerlijke gebeuren kunnen noemen: het heeft niets meer te maken met de werkelijkheid, en toch krijg je de indruk bepaalde dingen en mensen ben met de innerlijkheid van de toezien te hebben. De kaleidoskopisch versnipperde verteltrant, aanvankelijk vrij moeilijk om volgen, roept levensritmen op die iets te maken hebben met de innerlijkheid van de toeschouwer, met zijn latent bewuste ritmen. Het zijn dromen en visioenen, maar niet weergegeven zoals dat bruikbaar is in de film: met droombeelden, surrealistische effekten of symbolische rekwisieten. Het zijn dromen gemaakt uit flarden van de werkelijkheid. Voor velen heeft dit werk iets onthutsend. De homofiele ondertoon die hier ook toch nog doorslaggevend is zal er voor heel veel tussenzitten. Maar het is een vooringenomenheid, een gemis aan openheid niet zozeer voor een andere wereld maar voor de andere wereld van het persoonlijke kunstwerk.

Uitlaatklep??

In verband hiermee wil ik nog even een slotbemerking maken. Wanneer ik aanvankelijk schreef dat er geen lijn te vinden was in dit festival was ik pertinent onrechtvaardig. Het heeft namelijk iedereen getroffen hoe sterk de homofiele tematiek en (soms, niet altijd) daarmee gepaard gaand het vertonen van het menselijk naakt dit festival hebben gekenschetst. Ergens is dit een normaal verschijnsel: op een festival dat zich wil affirmeren door anders te zijn dan de andere komen vooral die dingen naar boven die elders ‘taboe’ zijn. De vernoemde verschijnselen uitsluitend als modeverschijnsel bestempelen is onvolledig en dus onjuist. Het is een goedkope uitlaatklep voor bepaalde spanningen maar het is nog meer dan een afreageren, geloof ik. De eerste keer dat er tijdens de voorbije week op het scherm een volledig naakte persoon verscheen was er in de zaal een vrij grote spanning merkbaar. Maar naderhand, toen dit vrijwel dagelijkse kost aan het worden was en door sommige kineasten op een merkwaardig geïntegreerde manier (zoals Markopoulos het doet) toegepast werd vond niemand dit nog ‘aanstootgevend’. Meer toen op het einde van het festival een vrij slecht filmpje werd vertoond waarin vrouwen rondliepen met enkel het boven lijf ontbloot, gaf dat een degoutante indruk. Vanwege het slipje, namelijk. Deze opmerkingen zijn niet bedoeld om de ‘CHRONIQUE SCANDALEUSE’ van Knokke met nog een paar evenementjes te stofferen; ze tonen enkel aan hoe vlug een groep mensen kan evolueren in een bepaalde sfeer. Het maakt ook duidelijk dat de hedendaagse toeschouwer gedeeltelijk immuun geworden is voor het ‘experiment’, in elk geval voor het chockerende van het experiment. ‘Men’ kan zich aan alles verwachten, men verwacht zich ook aan alles, en bijgevolg is de ‘selektie’ uiteindelijk vrij zuiver. Het experiment heeft in een dergelijke kontekst van ‘aanvaarding’ (en bijgevolg ook veel scherpere verwerping van het steriele, waarom zouden we nutteloze experimenten moeten waarderen? Omdat het experimenten zijn? Kom nou! We hebben beter te doen dan dat!) een vrij moeilijk bestaan, en ik ben er van overtuigd dat als deze evolutie zich verder doorzet het ‘experiment’ ten dode is opgeschreven. En ook dit lijkt mij een vrij normale evolutie. Daarbij een gezonde. Het Vierde Internationale Experimenteel Filmfestival is trouwens voor eenieder die erover wil nadenken een welgekomen ‘terapie’ geweest.