Bladeren vallen… niet slechts van de bomen

Parijse privé-schouwburgen tussen hangen en wurgen

De Standaard 30 Nov 1965Dutch

item doc

Parijs, november. – In Duitsland worden nagenoeg alle schouwburgen in hoge mate gesubsidieerd. De laatste tijd zijn er echter stemmen opgegaan tegen het systeem en willen sommigen zelfs, o.w. de begaafde regisseur Rudolf Noelte, terugkeren tot een gecommercializeerde struktuur, zoals die te vinden is in Londen, Broadway en Parijs.

De Parijse privé-schouwburgen echter staan aan de rand van de afgrond. De laatste dagen stonden de kranten vol met de perikelen rondom het Théâtre de l’ambigu, dat wegens faillissement gesloopt moet worden. Nu, één teater minder op een vijftigtal betekent nog niet zo heel veel. Het fenomeen dreigt zich echter te veralgemenen, en het is slechts één facet van de teaterkrisis die katastrofale afmetingen gaat aannemen.

De produktiekosten worden altijd maar groter; volgens een enquête gepubliceerd in de Figaro Littéraire bedraagt het lanceren van een nieuw stuk in een Frans boulevardteater een 2 miljoen BF (de lopende dagelijkse onkosten van een schouwburg lopen van 6.000 tot 20.000 BF!). De commerciële schouwburgen gaan daarbij ook nog gebukt onder een belasting van 3 miljoen (BF), een overblijfsel van een periode waarin met het teater gelijkstelde met andere amusementen zoals speelhuizen, nachtlokalen, e.d.

De belangrijkste faktor is echter dat het publiek voor die schouwburgen steeds maar kleiner wordt. Zo komt het dat na de eerste maand van dit seizoen er reeds zeven nieuwe produkties van de affiches waren verdwenen (volgens le Monde). De drie musicals waarop men fel had gewed (La Cuisine des Anges naar het suksesstuk van Alb. Husson, Lyrics van Aznavour, met Roger Pierre en Jean-Marc Thibaut; Les Jours de la Tortue met Annie Girardot, en Le Boy-Friend) zijn mislukkingen geworden, - uit commercieel standpunt. Want artistiek mocht men b.v. Le Boy-Friend een niet onaardige opvoering noemen. Het is een vrij konventionele muzikale komedie van Sandy Wilson (die bij ons ging onder een andere titel, Karnaval van Nissa, geloof ik), waarvan het voornaamste aantrekkingspunt wel de naam van de beroemde TV-realizator, Jean-Christophe Averty (Les Raisins Verts, Happy New Yves) moest zijn. Zijn regie was handig, maar men had toch meer originaliteit verwacht van het ‘enfant terrible’ van de Franse TV. Buitengewoon daarentegen is de koreografie van de Hollandse Parijzenaar Dirk Sanders, de enige koreograaf van het vasteland die aan een show vlotheid en een persoonlijke toets weet te verschaffen. Al bij al een verzorgd spektakel, dat echter toch niet de moeite loonde om er anderhalf uur metro voor te sporen.

De Parijzenaars hebben dan ook verkozen thuis te blijven voor hun TV, waar ze, en veel beter, zich kunnen ergeren aan de gewaagdheden van Averty.

Waaghalzerij

Het is indirect door het mislukken van de musicals dat een ambitieuze produktie als Saint Euloge de Cordoue het Théâtre du Vieux Colombier naar de afgrond dreigt te sleuren. Het zit hem zo. De partikuliere schouwburgdirekteuren hebben een ‘Fonds de Soutien’ in stand geroepen – dat aangedikt wordt door een taks van 5 fr. Per plaats. Van dit fonds kunnen zowel de financiële mislukkingen als de artistiek ambitieuze ondernemingen een hulp verwachten, die kan gaan van 25 tot 75 %. Bernard Jenny, de direkteur van het Vx-Colombier, had het maximum verwacht: door het groot aantal recente mislukkingen kreeg hij het minimum.

Een superproduktie zoals deze Euloge met een dertigtal akteurs, prachtige decors en kostumes, een originele scènemuziek neemt de allure aan van een krankzinnige daad, vooral als men daarbij weet dat het stuk een werk is van de weinig produktieve Franse dramaturg M. Clavel; een drie uur durende tragedie in verzen (de 7-voetige stances van Corneille) op een tema vol Spaanse mystiek, dat Calderon niet zou afgewezen hebben; daaraan koppelt het bovendien een motief, de verlossing door de wereldlijke en goddelijke liefde, zoals een Claudel die behandelde in o.a. Le Soulier de Satin. Clavel weet voortdurend zijn religieus-poëtische bekommernissen van het belachelijke te redden: en dat is al heel wat. Maar toch, en dit ondanks buitensporige dramatische monologen en een breeduitgesponnen visie mist hij het ‘monsterachtige’, de overdadige oprechtheid van een Claudel die je zo’n onderneming volledig doet aanvaarden. De vertolkers spelen onder Bernard Jenny met heel wat toewijding (iets dat hier niet zo frekwent is), maar ook de realizatie mist ten slotte ‘durf’. Het geval-Euloge moet beslist niet worden opgeschroefd tot de rang van meesterwerk, zoals menig recensent gedaan heeft, want de pers tracht hiermee het Vx-Colombier te redden. Het is een waaghalzerij, een gebeurtenis die volledig buiten deze tijd hangt en aldus ook minder overtuiging dan bewondering weet te wekken.

Claudel

Met Le repos du 7e jour van Claudel blijven we in dezelfde sfeer en geest. Het is een stuk dat nooit tevoren was opgevoerd, hoewel op het einde van vorige eeuw geschreven. Het speelt zich af in een tijdeloos China. De keizer wordt er gedwongen ter helle te varen, omdat de doden opstaan en de levenden komen tergen; daar ontmoet hij Kwaad (onder de gedaante van Maria Casarès!) en Goed, dat hem als boodschap meegeeft dat de zevende dag moet voorbehouden blijven om God te loven. Teruggekomen in zijn rijk dat ondertussen door opstanden werd geteisterd, geeft de oude keizer de heilsboodschap door die de vrede laat terugkeren. Hij zelf, melaats geworden, trekt zich terug uit deze wereld.

Madaule ziet in dit stuk het zoeken van een gemeenschap naar een hogere waarheid. Dit tema zit er in, zeker, maar vervlochten met talloze andere, waarover men over een elektronisch brein zou moeten beschikken om ze te kunnen ontwarren. Het stuk heeft geen dramatische struktuur, en ook de dramatische feeling, die de filozofische spekulaties uit andere werken van Claudel voor een toeschouwer vergemakkelijken, blijft hier zoek. Nochtans loop het in het Théâtre de l’Oeuvre in een zeer goede regie van Pierre Franck, en kon men voor de twee hoofdfiguren niemand beter vinden dan Fernand Ledoux en Maria Casarès. De beperkte reeds voorstellingen hebben een zeer talrijk publiek weten te lokken. Dit zal wel te danken zijn de meer dan entoesiaste kritiek van J. J. Gauthier (Le Figaro) die nog altijd de maatstaf blijft voor de opkomst van het publiek.

’Ultimatum’

Antoine Bourseiller is een jong regisseur, die door iedereen erkend wordt als uiterst begaafd. Met het geld dat hij gewonnen had door deel te nemen aan het Concours des Jeunes Compagnies is hij van wal kunnen steken met een eigen schouwburg (het Studio des Champs-Elysées). Daar heeft hij twee jaren lang boeiend werk geleverd, en o.a. Billetdoux gereveleerd. Dit allemaal met sukses zowel vanwege het publiek als bij de pers. Gedurende een ander koppel jaren heeft hij hier een daar moeten werken om zijn schulden te betalen. (Hij heeft ook een film gedraaid, Marie Soleil). Nu is hij weer in het teater werkzaam en creëerde onlangs LeRoi Jones. Het ziet er echter niet naar uit dat hij in het privé-teater lang zal kunnen volhouden. Misschien kan hij carrière maken in Berlijn, waar men hem gevraagd heeft een Audiberti te komen regisseren.

Als Malcolm X toneel zou schrijven, zou het waarschijnlijk iets hebben van Le Métro fantôme en L’Esclave, de twee éénakters van LeRoi Jones die te Parijs gekreëerd werden, in het Théâtre de Poche. Het eerste stuk handelt over een blanke vrouw die een neger verleidt en dan vermoordt: zij “verzamelt” negers, en dit allemaal in de metro, omgeven van andere blanke medereizigers. Als deze episode zich in het New York van vandaag zou kunnen spelen, dan is L’Esclave daarentegen een toekomstvizioen. De zwarten regeren nu over de blanken – en hebben een nieuw racisme ingevoerd. Beter is het niet, maar anders. We begrijpen Bourseiller heel goed die deze stukken heeft willen opvoeren. ‘Théâtre de l’ultimatum’ noemt hij het, en inderdaad, in al zijn extremisme en zijn gruwelijkheid zou het een blanke toeschouwer wel kúnnen schokken en aldus een heilzame ‘prise de conscience’ kunnen bewerkstelligen (shock-terapy). Helaas, het doet het hem niet. LeRoi Jones, hoe oprecht ook, mist zeggingskracht.

(Wordt voortgezet)