Béjart in Oost-Berlijn als schoolvoorbeeld?
Vrijdagavond had de première plaats van het Ballet der XXste Eeuw in Oost-Berlijn. De grote zaal van het Deutsche Staatsoper was tamelijk goed gevuld voor het eerste optreden van dit westers gezelschap. Men had gevraagd twee werken van Strawinsky te brengen, Les Noces en Le Sacre du Printemps, daar deze componist in Oost-Duitsland nog kwasi onbekend is, en balletten op konkrete muziek, zoals Béjart er enkele in zijn repertoire heeft, het publiek al te zeer zouden onthutsen. Divertimento, de leuke kollektieve improvisatie op een idee van Béjart en Belda zette de avond in.
Het publiek reageerde zeer goed en met veel spontaniteit op de parodische trekjes. (Beter zelfs dan ons publiek, dat men wel een weinig geblazeerd zou kunnen noemen!). Voornamelijk het nummertje waarin Vittorio Biaggi het ondankbaar werk van de mannelijke partner in een klassieke pas-de-deux mimeert, scheen in de smaak te vallen. Les Noces werd uitgevoerd door musici en solisten van de opera en de koren van de Leipziger radio. Na enkele sekonden stilte werd dit werk zeer warm onthaald. Maar een twintig minutenlang, ovationeel applaus ging naar Le Sacre.
Dit eerste bezoek van het Ballet der XXe eeuw aan Oost-Duitsland zal wel niet aan een toeval te danken zijn. (In de DDR zal wel niets aan het toeval overgelaten worden!) Zopas nog kon men lezen in het tijdschrift Theater der Zeit dat men over het balletwezen in Duitsland zeer ontevreden was. Een colloquium had plaatsgevonden tijdens hetwelk de minister voor kultuur verklaard had dat: “men niet de technische en ekonomische evolutie dient te schilderen door ‘mechanische dansen’ zoals men die kon zien in de jaren twintig. Dat het niet voldoende was een hedendaags tema of milieu te kiezen om hedendaagse werken te creëren.” Men heeft nu blijkbaar ingezien dat deze strekking tot niets kon leiden; nu wordt dit probleem van de dans in de DDR grondig aangepakt.
Richtlijnen worden gegeven aan de dansers en de koreografen. Dramaturgen zal men trachten te interesseren voor de danskunst. Men kan met deze manier van aanpakken wel eens lachen. Men kan eraan twijfelen of op die wijze de dans in de DDR werkelijk op een hoger niveau zal geraken. Toch moet men het feit bewonderen dat men aldoor maar zoekt en zich inzet de domeinen van het kultureel leven waar het minder schitterend gaat grondig aan te pakken en te willen verbeteren.
Uit de komst van Béjart moet men nu echter niet gaan afleiden dat men deze richting van modern ballet als voorbeeld stelt voor de Duitse dansers en koreografen. Maar wel dat hij interessante diskussiestof kan leveren, en dus vruchtbaar kan zijn voor de toekomst.
Vakmensen, die Béjart enkele jaren geleden in het Westen hadden kunnen zien en hem toen nogal ‘formalistisch’ vonden, waren gisteren opgetogen. Dit duidt niet zozeer op onoprechtheid, meen ik, als wel op een zekere evolutie. De kwaal officiële erkenning die de Staat, door Béjart uit te nodigen, gedaan heeft, tekent deze evolutie nog sterker.