Met een twintigtal voorstellingen, toonmomenten, installaties en laboratoria leverde het festival Dans@tack de voorbije twee weken een blik op de activiteiten van de werkplaats Dans in Kortrijk. Eerder dan een publieksfestival is Dans@tack een plek waar kunstenaars elkaar kunnen ontmoeten en in dialoog treden over hun werk, vaak prille creaties. Een snelle blik op het festival leert dat die beschermde context voor jonge kunstenaars en work-in-progress erg belangrijk is: de spoeling was vaak erg dun, wellicht zal een aantal werken de experimenteerruimte van de werkplaats nooit verlaten. Ondanks de beperkte publieksinteresse is zo’n alternatieve plek voor onderzoek en productie wel belangrijk. Sterker: als we het belang van werkplaatsen in het veld willen erkennen, bijvoorbeeld voor de uitdieping van artistieke processen, zijn een duidelijk statuut en meer middelen een must, met name om de inhoudelijke omkadering verder uit te bouwen. Publieksklare voorstellingen waren er natuurlijk ook op Dans@tack, we pikken er enkele uit.
Bewegende lichamen op scène mogen dan al vaak een centrale plaats opeisen, aangezien dans vluchtig is treedt er ook altijd een dialoog met de kijker op de voorgrond. Choreografie is een spel met de mobiliteit van herinnering, verbeelding en projectie, zo weet ook de jonge Franse choreografe Anne Juren. In de korte solo A? onderzoekt Juren de negatieve vorm of ‘moulage’ van een dansfrase. Ze blijft een hele tijd onbeweeglijk staan om vervolgens in het donker te dansen. Enkel via geluiden kun je haar bewegingsparcours volgen. Via een reeks herhalingen en kleine wijzigingen manipuleert ze de lectuur van de sequens, haalt de perceptie van de kijkers naar de voorgrond. Overigens zijn de transformaties ingegeven door beschrijvingen gemaakt door toeschouwers bij een eerdere voorstelling: in A? herkristalliseert hun perceptie voortdurend in nieuwe bewegingen en de leesruimte die ze openen.
Samen met Alice Chauchat tracht Juren in het duet J’aime een ander element af te zonderen: het plezier van het dansen. Bijna een uur lang dansen ze ietwat banale passen op luide techno van DJ Assault, als op een fuif. Die conceptuele geste is echter onderhevig aan een paradox: hoe zich tegelijk onderdompelen in dansplezier en er een slimme reflectie over voeren? Hun opzet mislukt niet enkel door een teveel aan sérieux, ze verliezen het plezier van de kijker uit het oog, en is dat niet eveneens een noodzakelijke tegenhanger van het dansplezier?
De Oostenrijkse Milli Bitterli heeft veel meer oog voor communicatie met de toeschouwer en weet bovendien complexe reacties uit te lokken door een vanzelfsprekend dansplezier op verschillende manieren te contextualiseren. Zonder enig choreografisch verloop presenteert ze in What remains of me? Part 2 stukken en brokken bewegingsmateriaal, lacht en slaakt geregeld een kreet. Inderdaad isoleert ook zij het dansplezier, maar als een wat brutale, speelse uitnodiging aan de kijker. Tegelijkertijd zie je op een videoscherm hoe Bitterli danst in de huiskamers van mensen, alsook hun verbaasde reacties. De idee van dans als ontmoetingsplek baant zich zo een weg doorheen private en publieke sferen, om neer te slaan in een persoonlijke betrokkenheid in het theater.
Tot het mooiste werk op Dans@tack behoort de solo Already played tomorrow, waarin de Brusselse Spanjaard Carlos Pez diverse mentale en virtuele ruimtes exploreert. Op de bühne staat welgeteld een plant, waarrond Pez een heel universum verzint door middel van beweging en het vertellen van verhalen. Zo disselt hij herinneringen op aan een andere theatervoorstelling, waarin dan weer verwijzingen naar televisie, schilderkunst en een niet-realiseerbaar artistiek project opduiken, en bizarre objecten als een Afrikaans masker en een stofzuiger. Het resultaat houdt het midden tussen een magisch-realistisch verhaal van Jorge Luis Borges of een wereld van glas en de mix van intimiteit en enthousiasme waarmee verhalen circuleren in de huiskamer. Al naargelang gespeeld door Alexandre Thery (Franse versie) of Pez zelf (Engelse versie), verschuiven ook de accenten, bijvoorbeeld van een detailrealisme dat zich flirtend aan pantomime onttrekt naar een speelse vorm van storytelling waarin de identiteit van de verteller zelf uitwaaiert.