Meer dan schriftuur
Het lijkt een gegeerde plaats, de eerste Vlaamse danspremière van het nieuwe millennium. Ze komt toe aan choreografe Anne Teresa De Keersmaeker, die op dansgebied als geen ander het vorige millennium vormgaf in ons land. Met haar gezelschap Rosas brengt ze in de Muntschouwburg ‘Rain’, een dialoog van tien dansers met ‘Music for 18 Musicians’ van minimalist Steve Reich. Het theatrale geweld van ‘In Real Time’ wordt opgeschort om hetzelfde bewegingsmateriaal nogmaals te onderzoeken op strikt dansante wijze.
Die pendelbeweging tussen theatraliteit en een strakker formalisme is een constante in het oeuvre van De Keersmaeker, reeds meermaals vormgegeven in tweeluiken. Zo haakt ook ‘Rain’ zich volgens een tweelingprincipe vast aan ‘In Real Time’ (2000), de productie van Rosas in samenwerking met toneelspelersgezelschap STAN en jazzensemble Aka Moon. Na een uitgebreid onderzoek naar het samengaan van dans en theater, van beweging en tekst, wordt het laatste stuk nog eens ‘overgedaan’, maar dan zonder theater. ‘Rain’ neemt een enkele bewegingsfrase als uitgangspunt om die maximaal te exploreren, gedreven door de muziek van Steve Reich.
Die werkwijze herinnert aan ‘Drumming’ (1998), waarin De Keersmaeker na de theatrale veelheid en breedvoerigheid van ‘Just Before’ (1997) toegang wilde krijgen tot ‘één danstaal, één ruimte, één muziek’. Alsof elk medium er zijn identiteit opeiste stonden transparantie van dans en muziek centraal. Schijnbare eenheid betekende echter niet eenzinnigheid. Het complexe werkproces van Rosas zorgt er namelijk voor dat een voorstelling nooit samenvalt met het plaatje op scène: in de schriftuurlijke eenheid resoneren talrijke lagen mee.
Er sluimert bijvoorbeeld nog tekst in ‘Rain’, dat het gelijknamige verhaal van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Kirsty Gunn als werkmateriaal gebruikt. Het is een soort kantelpunt na de slotzin van ‘In Real Time’, die in de grootste banaliteit twijfel over de toekomst wilde uitdrukken: ‘I hope it’s not going to rain tomorrow’. Het verhaal van Gunn handelt over kindertijd en verloren onschuld, als stimulans om het verleden in te zetten in de toekomst. In Muntmagazine zegt De Keersmaeker over deze tekst dat ‘hij in de hoofden en lichamen zal zitten, net zoals het andere materiaal waarmee ‘In Real Time’ zich overvloedig voedde. Het nieuwe stuk zal doordrongen zijn van verschillende afwezige elementen, omdat ze tot de ervaringswereld van de dansers behoren.’
In tegenstelling tot traditionele opvattingen lijkt choreografie dus te draaien rond afwezigheid, ze is vandaag eerder het opschorten van tekst dan wel het uittekenen van een schriftuur. Elke beweging ontleent zijn rijkdom mede aan haar geheugen, aan het hele veld van mogelijkheden dat niet uitgetekend werd. Elke beweging boort een substraat aan van ervaringen en stimuleert precies daarin de verbeelding. Dans en choreografie ontlenen een soort onmetelijkheid aan hun potentie, door zich te spiegelen aan wat er niet is.
Ademhaling
Uit welk reservoir put een voorstelling als ‘Rain’ dan precies? De Keersmaeker ontwikkelt haar bewegingsmateriaal steeds in nauwe samenwerking met haar dansers, die variaties uitwerken aan de hand van specifieke opdrachten. Zodoende sluit het materiaal nog aan bij het interdisciplinaire onderzoek van ‘In Real Time’, bij het persoonlijke parcours van elke danser, en bij hun traject als groep. In deze wirwar van persoonlijke verhalen, bewegingen, kruisverwijzingen en zo meer werkt De Keersmaeker tenslotte een enkele mogelijkheid uit, door bewegingen bij te schaven, te selecteren en te monteren.
‘Rain’ heeft nog een belangrijk uitgangspunt, namelijk ‘Music for 18 Musicians’ (1976) van minimalist Steve Reich, dat mee de uiteindelijke structuur van de voorstelling bepaalt. Een grondige partituuranalyse maakt deel uit van het werkproces, als basis voor de choreografische arbeid. Zo hanteert De Keersmaeker evenals Reich boogstructuren, en neemt ze de indeling van een thema, tien variaties en een herhaling van het uitgangspunt over. Merk op dat het thema bij zijn herhaling een geheugen heeft opgebouwd en zich dus anders laat beluisteren.
Het inwendige vormprincipe van Reichs compositie is gebaseerd op de twee pulserende lijnen, gestapeld en gevarieerd tot een soort soundscape, volledig akoestisch gerealiseerd op de versterking van de stemmen na. De regelmatige basispuls wordt herhaald door piano’s en slaginstrumenten, die een cyclus van elf akkoorden doorlopen. Daaraan voegen stemmen en blaasinstrumenten een tweede pulsatie toe, een golfbeweging geleid door het ademritme. Zo weet Reich zijn abstracte repetitieve compositie te verbinden met een menselijk en zelfs persoonlijk perspectief: de ademlengte van de muzikanten. Op een gelijkaardige manier staan de verantwoordelijkheden van de dansers bij Rosas in relatie tot hun lichaamsschema. Bewegingsvariaties worden noodzakelijkerwijs bepaald door kracht en lichaamsbouw, ze zijn ook genderspecifiek.
In ‘Rain’ situeert de nabijheid van muziek en dans zich dus op meerdere niveaus, uitwendig en inwendig. Soms komen beide samen als schriftuur, dan weer interfereren ze, om daarin elkaars geheugen te activeren. Ook de perceptie van dans en muziek kunnen elkaar via die weg kruisen, om tot een interdisciplinaire benadering te komen die wellicht niet zo veraf staat van de Rosas-cyclus die de relatie beweging/tekst onderzocht. Over die uitwisseling zei De Keersmaeker: ‘Het was een fysische reflectie of een mentale sensatie: hoe beweging kan veranderen als men haar anders denkt’. Of waarom een beweging nooit enkel zichzelf is als ze zich ophoudt tussen muziek en scenografie, heden en verleden, potentie en act, afwezigheid, presentie en perceptie.