Rommel in het landschap van de ziel
Meg Stuart, Benoît Lachambre en Hahn Rowe met 'Forgeries, Love and Other Matters' in Schauspielhaus Zürich
Na enkele grootschalige producties sloot choreografe Meg Stuart haar residentie in Schauspielhaus Zürich zonet af in de kleine zaal. Forgeries, Love and Other Matters ademt een grote verinnerlijking, en daar is de samenwerking met de Canadese choreograaf en performer Benoît Lachambre niet vreemd aan. Beide dansers verkennen innerlijke landschappen, waarbij een organisch omgevingsbewustzijn en een synthetische verbeelding vrolijk tegen elkaar aanschurken. Als koppel recycleren en filteren ze apocalyptische fantasieën en clichés uit films en emocultuur. In het pluchen decor van Doris Dziersk en de minimale soundtrack van Hahn Rowe komen identiteitscrises, viscerale oprispingen en grote brokken kitsch stuk voor stuk zacht neer. Forgeries is broeierig en complex, uitdagend en humoristisch, en vooral schaamteloos theater.
Een man en een vrouw landen ergens in een glooiend landschap van bruine pluche. De laatste bewoners op aarde? Een experimenteel koppel in een reservaat? Of gewoon een zondagse picknick? Onbestemd, maar toch herkenbaar. Hun communicatie verloopt niet altijd vlot, de tips uit de ego-bijlage van de krant brengen geen soelaas. Al snel verdwalen ze in patronen, een voorgeschreven werkelijkheid die geregeerd wordt door vakantiemagazines en horoscopen. Eerder dan zich in te laten met kritiek of ironie, eigenen Stuart en Lachambre zich dat alles toe, ze filteren het met hun lichaam. Niet zozeer het lichaamsbeeld maar een zintuiglijke logica is daarbij bemiddelaar, een geografie van weerstand, symptomen en paroxysmen wat rest.
Na een tijdje slingert er behoorlijk wat rommel en afval rond, het landschap lijkt een metafoor voor de gemoedstoestand van het koppel. Via hun verschijning en gedrag spreken ze nog andere registers aan: hij draagt de rode laarsjes van Vincent Gallo, zij de blonde pruik van Patricia Arquette, waarmee we volop in fictie belanden. Die filmische referenties laten wilde gedachten toe, grote sprongen in tijd en ruimte. En weerom een vreemde zintuiglijkheid die neigt naar science-fiction: tussen beide figuren zit zo niet enkel teveel werkelijkheid, maar ook teveel fictie. Wat dan weer nieuwe communicatiemogelijkheden en een bevreemdende intimiteit met zich brengt.
Daarin zijn ook de respectievelijke achtergrond van Stuart en Lachambre tastbaar: ze hebben bijvoorbeeld elk hun manier om met entropie en verspilling om te gaan. In een gat onder de grond ontdekt Stuart grote proppen plastic rotzooi, die ze gretig onder haar kleren stopt om zich een nieuwe verschijning aan te meten. Zo komt ze in een ondergronds laboratorium terecht, waar zowel rommel, lichaam als spraak en gedachtewereld zorgvuldig geanalyseerd worden. Lachambre heeft dan weer een zintuig voor versmelting en wentelt zich lustig in een plas, in een poging alle grenzen op te heffen en samen te vallen met de omgeving.
Aan het einde buitelen ze overigens in berenpakken door het landschap, als om aan te geven dat er werkelijk geen onderscheid meer bestaat. Met milde ironie schrijven Stuart en Lachambre in Forgeries een innerlijke geografie, choreografische emocore die pendelt tussen zwaarte en lichtheid. Aan psychologisch graafwerk laten ze zich daarbij weinig gelegen, aan een hoog opgespoten verbeelding des te meer.