Breakdancer en filosoof
Braziliaanse choreograaf Bruno Beltrão en Grupo de Rua de Niterói op KunstenFESTIVALdesArts
Hij begon als breakdancer in de straten van Rio de Janeiro, studeerde filosofie en onderwerpt momenteel als choreograaf de hiphopcultuur aan een kritische analyse. Met zijn Grupo de Rua de Niterói is Bruno Beltrão sinds kort een graag geziene gast op Europese dansfestivals, nu in Brussel met een gemengd programma. Zijn poëtica is nog volop in wording, maar het blootleggen van contradicties in vaste denk- en gedragspatronen is een belangrijke bekommernis. Ironie een middel om een en ander in beweging te zetten.
Grote waarheden zul je Beltrão niet horen verkondigen, daarvoor is hij teveel begiftigd met een gezonde filosofische twijfel. En zijn besef van culturele en artistieke verwachtingspatronen is scherp, of het nu gaat om de hiphopcultuur in arme wijken in Rio of om Europese festivals. “De belangrijkste vragen in mijn werk zijn altijd van een esthetische orde geweest, nooit sociaal of politiek. Al brengt die investering in een artistieke vraagstelling ook een pak andere dingen met zich,” zo zegt Beltrão. Zijn verhaal begint dan ook niet bij de globalisering, maar bij een jongensclubje op straat. Hoe kijkt hij zelf overigens aan tegen dat dubbele label van breakdancer en filosoof?
“Dat hele streetdance-milieu begon me op een bepaald moment te vervelen, het heeft steeds iets van ‘honden die kunstjes tonen’. Streetdance is erg gefixeerd op één punt, spelregels en codes liggen vast: volgorde, muziek, bewegingstaal, tijd die je krijgt om je act te brengen. In Brazilië zijn er ruim driehonderd competitiefestivals voor amateurdansers, en die versterken dat fenomeen van stereotypering nog eens: jonge mensen worden meteen in hokjes en stijlcategorieën geplaatst als streetdance, jazz, hedendaags. Uit zo’n context kom ik dus, terwijl ik een sterk verlangen had om andere compositieprincipes te hanteren, maar ook om de enge betekeniswereld van hiphop aan andere culturele praktijken bloot te stellen. Ik wil allianties smeden en ontmoetingen forceren, bestaande praktijken anders te organiseren om nieuwe mogelijkheden te creëren. Filosofie hielp me om afstand te nemen van dat alles en een conceptuele benadering te ontwikkelen.”
Hoe ga je die grenzen van hiphop en street dance te lijf?
Beltrão: “Vooreerst door te morrelen aan de cultus van virtuositeit, het vocabularium en de muziek (zwart! hiphop!), bijvoorbeeld in het duo Do popping ao pop ou vice-versa (2001). Gek genoeg kwam ik er zo achter ook erg clichématige opvattingen te hebben over hedendaagse dans: traag, zonder muziek, saai, wuivende bewegingen. Belangrijk was echter dat ik andere wegen opzocht. Mijn vrienden vonden het vreselijk, het paste niet in hun opvattingen, ze zochten voordurend naar ‘hun’ spektakel. Intussen kan ik beter de kracht van al die hiphop-elementen inschatten, want die blijven sterk aanwezig in de lichamen van de dansers waar ik mee werk. Hiphop is evengoed een kennissysteem, het komt erop aan dat andere richtingen uit te sturen. Ik wil als kunstenaar in beweging blijven, de beste manier is om andere omgevingen en relaties te onderzoeken.”
Leveren de uitnodigingen op Europese festivals niet bij uitstek een andere context?
“Absoluut. Mijn dansers komen uit arme stadswijken, enkele jaren geleden zou het nog niet bij hen opkomen ooit te kunnen reizen. Idem dito voor de gedachte dat hun hiphopwereldje elders waardevol bevonden zou kunnen worden. Tegelijk zorgt dat ook voor spanningen, omdat de jongens een beperkte kijk hebben op de dingen. Hiphop is erg fundamentalistisch, het geeft meningen ten beste over de wereld, over politiek, overal reikt het oplossingen voor aan. De kloof tussen woorden en daden blijkt steevast groot. Bovendien is er weinig besef van nuance, van het feit dat die oplossingen niet overal kunnen functioneren. Tolerantie is erg klein, in de straten van Rio wordt alles steevast opgelost met geweld. Omgekeerd vraagt de voortdurende noodzaak om te overleven ook om creativiteit met erg beperkte middelen. Het blijft dus moeilijk, maar in een andere context kan een besef van relativiteit groeien, en dat sluit in zekere zin nauw aan bij de conditie waarin we vandaag leven. Vragen naar minderheden zoals vrouwen binnen het hiphopgebeuren zijn precies daarom ook interessant.”
Hoe vertaal je dat alles terug in artistieke concepten?
“Een critica noemde me eens een ‘DJ-choreograaf’, en mixen is inderdaad wat ik doe. Een eigen esthetiek en signatuur zijn bijzaak, het ontwikkelen van concepten om bestaand materiaal aan te pakken is de kern. Wat is kunst? Hoe gedragen mensen zich in een groep? Hoe gaan ze om met verwachtingen en leiderschap? Hoe zitten machtsrelaties in elkaar? Dat soort vragen. Zelf dans ik al een tijdje niet meer, ik vind mijn eigen lichaamstaal te weinig specifiek om complexe argumenten te construeren. Voor mij is het boeiend om te zien hoe andere dansers zich zo’n concepten toe-eigenen, hoe hun denken en bewegen zich verhouden. Openheid ontwikkelen voor een bestaande realiteit en die analyseren, dat vind ik belangrijk. Hoe kan hiphop bijdragen tot een beter begrip van de wereld waarin we leven? Dat is al een grote vraag, zeker omdat ik geen bepaalde toekomst voor ogen heb. En toch moet je ergens in geloven om werk te maken, ook al groeit er telkens twijfel.”