Snuisteren in het falen van Artaud

Italiaans collectief Kinkaleri over hun creatie ‘I Cenci/Spettacolo’

De Morgen 8 May 2004Dutch

item doc

Kinkaleri is een Albanees woord dat staat voor een ‘heterogene verzameling snuisterijen’, een boetiek waarin je zowel haarspelden, motorolie, briefpapier als een kamerjas kunt vinden. Voor het gelijknamige Italiaanse kunstencollectief zijn dan ook alle bronnen en vormen gelijkwaardig, zolang ze maar ingezet worden om ideeën op een pertinente manier te formuleren. In I Cenci/Spettacolo levert de ‘theatervoorstelling’ de vormelijke noodzaak, het falen van theatermaker Antonin Artaud is het achterliggende thema. Een gesprek naar aanleiding van de creatie en hun eerste doortocht in Brussel.

Dat Kinkaleri de gebruikelijke hiërarchie der kunsten en de bijhorende werkwijze door elkaar gooit, is een fundamenteel gegeven in hun praktijk. Sinds 1995 werken zes mannen en vrouwen met achtergrond in theater, dans en architectuur als collectief in het Italiaanse Prato, waar ze een eigen ruimte hebben. Dat laat hen toe het hele productieproces, inclusief administratie en promotie zelf in handen te nemen en eigen accenten te leggen: voorstelling en brochure krijgen eenzelfde gewicht. Als collectief werken ze via uitgebreide discussie, om uiteindelijk te spreken met één stem. Zo verloopt ook het interview: tussen lunch en besprekingen in het Italiaans door nemen ze beurtelings deel aan het gesprek, in een poging elke gedachte zo helder mogelijk te krijgen, en die dan door één persoon in het Engels te laten meedelen.

“Belangrijk is niet onze achtergrond in bepaalde disciplines, wel dat we op een gegeven moment hebben besloten om samen te werken en ons met een specifieke vorm te confronteren, of dat nu theater of een video-installatie is. Elke keuze wordt gemaakt vanuit de noden die een specifiek project met zich meebrengt,” zo klinkt het. “We zijn dan ook geen theater- of danscompagnie, we bekennen ons niet tot een enkel veld. Net zomin als we in één hokje passen, geloven we in de artistieke visie van één auteur. Soms is het moeilijk om dat duidelijk te maken.”

De titel I Cenci verwijst nochtans naar een auteur, Antonin Artaud.

Kinkaleri: “Sinds een drietal jaren leggen we ons toe op vragen omtrent representatie binnen het theater, wat uitdraaide op een trilogie waarvan I Cenci/Spettacolo het laatste deel is. Artaud kwam daarbij niet als een besluit, het werd ons duidelijk dat hij altijd aanwezig is onder ons werk. Wat we ook doen, we voelen de nood ons met hem uiteen te zetten. Les Cenci uit 1935 is het enige theaterstuk dat de man zelf schreef en regisseerde. En meteen ook het laatste: het was een flop van jewelste en Artaud stopte met theater maken. Publiek en kritiek zagen de vooruitstrevende theatertheorie van Artaud niet gerealiseerd in de voorstelling die hij creëerde. Niet de tekst is belangrijk voor ons, wel het radicale besluit van Artaud om ermee te kappen en zijn leven en lichaam in de plaats van het theater te stellen. Het falen als concept.”

Niettemin maken jullie wel nog een Spettacolo, een theatervoorstelling.

Kinkaleri: “Ook dat is een lange tocht geweest. In voorbereidende studies hadden we hopen vragen over theatrale handelingen: Wie doet wat? Wie kijkt er? Wat is spektakel? We waren zo in de weer met spelregels, parameters en kritische analyse van representatie dat we alle performers van de bühne terugtrokken. Na dat hele proces zijn de grenzen daarvan duidelijk en is het terug mogelijk om theater te maken. Theater bevindt zich momenteel ook op een even vreemd als cruciaal moment. Beelden en representaties zijn thans overal, iedereen is er mee bezig in het dagelijks leven. Voorstellingen maken fundamenteel deel uit van de werkelijkheid, alles loopt door elkaar, wat nog versterkt wordt door media als televisie. Bovendien laat het sporen na in onze gedragingen en identiteitsbesef. Vraag is dan wat je nog kan doen op scène?”

Bedoelen jullie dat het in onze beeldcultuur niet meer vanzelfsprekend is nog een parallelle ruimte te creëren waar de verbeelding centraal staat?

Kinkaleri: “Verbeeldingsruimte is nodig, en daarom ook de zoektocht naar nieuwe en andere uitdrukkingsvormen. Maar dat is nog niet eens aan de orde, omdat representatie verdwijnt, ze is namelijk zo alomtegenwoordig dat we er geen besef meer van hebben. Waarschijnlijk gingen mensen vroeger bewuster om met de opkomende beeldcultuur. Zaak is dus niet om te scheiden wat reëel is en wat niet, dat is zinloos. Wel is er nood aan een groter bewustzijn van dat fenomeen, er moeten vragen bij gesteld worden. Ook in het theater.”

Artaud heroverweegt de verhouding tussen kunst en leven. Hoe zien jullie dat?

Kinkaleri: “Dat is erg belangrijk. Er zijn altijd strikte opvattingen geweest over hoe je moet leven in deze wereld en hoe het maken van kunst zich daartoe verhoudt. Door het auteursconcept terzijde te schuiven en als collectief te werken, brengt ieder van ons zijn eigen achtergrond binnen in het werkproces. Om uiteindelijk onder de noemer Kinkaleri te opereren is er dus discussie, analyse, onderhandeling en samenwerking nodig. Het vertrekpunt is duidelijk, het eindpunt niet. We willen immers een vorm creëren waarin iedereen zich kan herkennen en die toch niet persoonlijk is. Ons leven is daarom ook sterk verbonden met ons werk, niet in biografische zin, maar door de conditie waarin we leven.”

Draagt een helder vormbesef dan uiteindelijk bij tot andere communicatiemodellen?

Kinkaleri: “Kunst gaat voor ons eerder over ervaring dan over communicatie. We geloven in vormen, niet als overdracht van een boodschap, wel in zoverre ze een toeschouwer aanzetten actief deel te nemen als persoon. Blijft natuurlijk de vraag hoe een kunstenaar de mogelijkheid heeft iets te vertellen? Zelfs een groot kunstenaar als Giacometti worstelde daar zijn hele leven mee. Uiteindelijk verhield zijn werk zich niet langer tot de werkelijkheid maar tot zijn eigen perceptie. Niet ‘wat’ maar ‘hoe’ maakt het verschil. Betekenisvol is je eigen manier om iets te zeggen. Dat is een gebeurtenis, geen kwestie van communicatie.”