Het kantelpunt van bewegende lichamen
Trisha Brown met gemengd programma in De Munt
Gekoppeld aan de creatie van de liedcyclus Winterreise met de bariton Simon Keenlyside, was choreografe Trisha Brown afgelopen week in De Munt te gast met een repertoire-avond. Naast de klassieker Set and Reset (1983) stond recenter werk op het programma. Hoewel haar werk de voorbije decennia minder avontuurlijk en academischer werd, mocht in Brussel ten volle blijken waarom Brown een van de boegbeelden van de Amerikaanse postmoderne dans is: de helderheid waarmee ze vormproblemen aanpakt is buitengewoon.
Dat ‘helderheidsprincipe’ lag ook letterlijk aan de basis van Set and Reset, een mijlpaal uit de dansgeschiedenis. Aan de hand van enkele instructies over de organisatie van tijd en ruimte werken zeven dansers ter plekke variaties uit op een lange bewegingsfrase. Robert Rauschenberg ontwierp transparante kostuums om zeker te zijn dat de toeschouwers er doorheen zouden kijken, ‘terug naar de dans’. Intussen geeft de muziek van Laurie Anderson referentiepunten aan, waarop de bewegingslijnen worden opgebroken en elders weer aangevat. Zo eenvoudig als het materiaal is, zo complex is de uiteindelijke choreografie, die de rand van het speelvlak opzoekt, horizontaal hangende lichamen toont, densiteit en uitwaaiering afwisselt. Radicaal formalistisch – is zo’n werk thans nog wel bij de tijd?
In Geometry of Quiet (2002) is het verleidelijk om in de spiegelmotieven een reflectie op identiteit te lezen, die terechtkomt in asymmetrische clusters van lichamen. Als vreemdsoortige wezens met meerdere ledematen die verre woestijnen bevolken, onder de hete wind die de muziek van Salvatore Sciarrino aanvoert. Echter, de kracht van het werk ligt niet in die mijmeringen waarin de verbeelding alle ruimte wordt gegund. In zijn soberheid en verstilling is de choreografie ook dwingend, ze eist nadrukkelijk de aandacht op, namelijk als bewegingsconstructie: leunende lichamen onderzoeken onderlinge verhoudingen, krachten en evenwicht. Met succes zoekt Brown telkens dat kantelpunt op, waar de fysieke realiteit van bewegende lichamen in tijd en ruimte krachtig de kop opsteekt en elk teveel aan interpretatiedrang en dagdromerij vanwege de kijker uitwist.
Oefeningen in vluchtigheid zijn het, in het verweer tegen metaforen. Terwijl jongere coryfeeën er maar niet genoeg van krijgen wereldvisies te ontwerpen en hun werk als politiek te claimen, laat het formalisme van Brown zich misschien ook wel bekijken als een les in bescheidenheid. De voorstellingen zijn dan ook eerder kort, net voldoende om een propositie uit te werken, met een bewegingsfrase aan de haal te gaan, binnenstebuiten te keren en speels te testen.
Zo is ook Groove and Countermove (2000) opgevat, een reeks bewegingsvraagstukken op muziek van Dave Douglas. Ditmaal koestert Brown de nabijheid van de muziek, nestelen bewegingen zich in een groove en laten zich opladen met affecten. Net voldoende om de choreografische figuren in te kleuren, de dansers meer persoonlijkheid te geven, om zich er even later weer aan te onttrekken en een volstrekt eigenzinnige bewegingslogica te volgen. Dit is dans op het scherp van de snee, flirtend met metaforische ballast allerhande, op zoek naar basisstructuren die motieven voor beweging en groepsorganisatie kunnen leveren. Telkens weer kristalliseert dat hele denkproces zich in een levende vorm.