De danspassen van een nieuwe generatie
Alice Chauchat en Maria Clara Villa-Lobos over dansfestival SUM/SOME of the parts
Vier jaar na de eerste editie pakken dansschool PARTS, dansgezelschap Rosas en muziekensemble Ictus uit met een tweede editie van het festival SUM/SOME of the parts in Brussel. Drie dagen lang zijn een dertigtal voorstellingen en installaties te beleven in de Beursschouwburg en de Muntateliers, een uitstekende gelegenheid voor kennismaking of onderdompeling in het werk dat sinds een tijdje onze podia overspoelt. Oudstudenten Alice Chauchat en Maria Clara Villa-Lobos over de vragen van de nieuwe generatie.
De invloed van de dansschool PARTS, opgericht door choreografe Anne Teresa De Keersmaeker in 1995, op het Vlaamse danslandschap is groot. Ze heeft geleid tot diversiteit en internationalisering, en Brussel omgevormd tot een artistiek broeinest waar onderzoek hoogtij viert. Hoewel de nieuwe en jonge generatie artistiek in de lift zit, loopt de spreiding van haar werk hier te lande niet altijd van een leien dakje: naast de kunstencentra knopen cultuurcentra maar mondjesmaat aan. Ook het publiek heeft daardoor moeite om met de snelheid van die nieuwe ontwikkelingen mee te bewegen.
De verscheidenheid van SUM/SOME of the parts geeft een beeld van waar jonge makers vandaag mee bezig zijn. Hoe vinden ze hun plaats in een dansveld dat sinds de jaren negentig uitgesproken reflexief en kritisch is, waar evenveel doorheen andere disciplines gesurfd als ‘echt’ gedanst wordt, en het analyseren van conventies, codes en context troef is? De Braziliaanse Maria Clara Villa-Lobos en Franse Alice Chauchat die behoorden tot de eerste studenten van PARTS, maar al gauw de schoolbanken verlieten om hun eigen werk te ontwikkelen. De eerste sluit met M, an average piece haar trilogie over consumptie en massacultuur af. De laatste herneemt haar solodebuut Quotation marks me, een duik in de recente dansgeschiedenis.
Wat is jullie link met de school PARTS?
Villa-Lobos: “Dat is een verre link, ik was er bij in het eerste jaar in 1995. In 2000 sloot ik aan bij het X-group-project, waarbinnen ik eigen werk kon creëren. Deel uitmaken van dit festival levert een wederzijds voordeel van zichtbaarheid op. Voor de kunstenaars zijn er kansen op nieuwe speelplekken en mogelijk subsidies. Omgekeerd kan de school na al die jaren een geschakeerd beeld presenteren van wat ze heeft voortgebracht. De diversiteit en openheid lijken enkel gegroeid te zijn in die periode.”
Chauchat: “Ik zat een jaar en enkele maanden op PARTS, waarna mijn contact met de school vooral verderloopt via andere mensen die er studeerden. Dat blijft tot vandaag ontmoetingen en kruisverbanden opleveren.”
Was het netwerk rond de school dan belangrijker dan het onderwijs op zich?
Chauchat: “Oh neen, het onderwijs was enorm belangrijk, het voedt me nog steeds. De diversiteit aan vakken, informatie en praktische kennis over dans dwong me als onervaren danser om keuzes te maken, en dat gaf een geweldige kick. Ik had immers weinig achtergrond en voelde plots de noodzaak me te positioneren als kunstenaar. Hoewel dat alles me snel elders bracht, werd die mogelijkheid om na te denken over wat je wilt door de school geboden.”
Villa-Lobos: “Meer dan het onderwijs was voor mij de komst naar België belangrijk. Ik kon veel werk zien, kwam in contact met choreografen als De Keersmaeker en Vandekeybus. Wat ik op school leerde was eerder kennis van technische aard. Toen was ik al vier jaar als professioneel danser actief, terug naar de klas lag me niet zo. Eigenlijk zat ik al in een vanzelfsprekend proces van zelf-positionering en werd me op PARTS verweten te snel keuzes te willen maken. Het was te vroeg voor hen, vandaag heeft de school meer ervaring met de integratie van eigen professionele keuzes.”
Artistieke positiebepaling lijkt wel een sleutelbegrip. Kun je zo voor de vuist weg zeggen waar je vandaag voor staat?
Chauchat: “Hoe kan je werk maken? Die vraag staat voor mij altijd centraal, en dat meestal in een samenwerking met anderen. Zo kom je meteen uit bij de historische en actuele context en conventies. De omgang met het medium en de praktijk van het maken leveren dus de vragen, gekoppeld aan specifieke thema’s. Als je zegt een ‘performance’ te creëren, wat betekent dat dan?”
Villa-Lobos: “Ik werk eerder intuïtief vanuit een idee of een commentaar dat ik wil leveren. Niet zozeer een reflectie over de performance zelf, maar de globale maatschappelijke context houdt me bezig. Al komen daar onvermijdelijk ook artistieke conventies en referenties bij kijken. Mijn huidige trilogie gaat over massamedia, massaconsumptie en massa-entertainment. De strategieën die ik hanteer zijn toe-eigening en recyclage.”
Tweemaal context en conventie! Doe er nog ‘concept’ bij en we hebben de triade van een generatie. Wat denken jullie van de huidige polemiek rond ‘conceptuele dans’ die ‘moeilijk’ en ‘anti-dans’ zou zijn?
Chauchat: “Wellicht zijn veel toeschouwers slecht geïnformeerd. Daarom wil ik altijd beschikbaar zijn voor nagesprekken en zo. Maar vooral door veel te gaan kijken krijg je openheid als kijker. Ik nodig vaak vrienden uit die weinig van dans afweten en zich best vermaken.”
Villa-Lobos: “Daarin ligt inderdaad de verwarring: het is niet omdat je serieuze problemen aanpakt en reflexief werk maakt, dat je spektakel afzweert of je werk niet licht kan zijn. Ik speel precies met entertainment op meerdere niveaus en zie er geen graten in het publiek te behagen. Misschien vinden ze het soms vreemd wat ik doe, maar met gsm-muziekjes en McDonalds is iedereen vertrouwd, ontoegankelijk is het niet.”
Is er dan een begripsverwarring?
Villa-Lobos: “Alles verandert zo snel, verschillende kunstvormen lopen door elkaar, soms is er zelfs geen dans in de strikte zin van het woord te zien. Misschien moet we maar spreken van ‘performance’?”
Chauchat: “Dat die hele diversiteit vandaag desondanks voor ‘dans’ doorgaat, is op zich interessant. Het stelt de vraag naar wat dans kán zijn, en dat is betekenisvol. Moeten we echt op zoek naar een generische term? Eerlijk gezegd ken ik geen enkele dansmaker die conceptueel werk stricto sensu maakt, uiteindelijk gaat het altijd over lichamen en specifieke media. Dat zijn dan de jaren negentig: de vraag naar het ‘lichaamsconcept’ dat je hanteert, mensen als Meg Stuart en Xavier Le Roy hadden een uitgesproken kritische kijk op lichamelijkheid.”
Villa-Lobos: “Attitude noem ik dat. Zoals die hele ‘anti-esthetiek’ op zich ook weer een stijl aan het worden is.”
Chauchat: “Al naargelang de vraagstelling ziet de attitude er anders uit. Gelukkig zijn we nu geëmancipeerd van de verstening in stijlen. In de jaren tachtig moest je een eigen ‘signatuur’ hebben, zodat het publiek na een halfuur precies kon zeggen wie je was. Vandaag is er multipliciteit in de manier waarop media spreken.”
Villa-Lobos: “Ja, ze staan in dienst van ideeën, niet van personen.”