‘Wie wil kijken, kan volgen’
Beursschouwburgprogrammator Carine Meulders presenteert cyclus Bougement.
Na ruim twee jaar kamperen in de Kazernestraat verhuist het Brusselse kunstencentrum Beursschouwburg terug naar zijn oude locatie, die werd gerenoveerd door de B-architecten. Een van de blikvangers in het programma is de cyclus Bougement, waarin Carine Meulders dansvoorstellingen en performances met een hoog onderzoeksgehalte samenbrengt.
Vanwaar komt de titel Bougement?
“Dat is een typisch Brussels woord, waarmee we zowel een Nederlandstalig als een Franstalig publiek willen aanspreken. Mouvement was geen alternatief, daar gaat het namelijk niet om. Bougement gaat om iets in beweging, een plek waar dingen gebeuren, waar stappen worden gezet. Kort, inhoudelijk juist én aansluitend bij de Brusselse context.”
De reeks herbergt een tweede generatie conceptuele dansmakers. Met welke vragen zijn ze bezig?
“Ik zie twee grote lijnen. Ze spelen met codes, analyseren beelden uit massamedia, mode, reclame en televisie. Daarin tonen ze een actieve betrokkenheid bij populaire cultuur. Neem het Franse collectief Superamas, daarin komt het allemaal samen: ze stellen zich theoretische vragen over onze beeldcultuur, maar laten zich tegelijk ook verleiden door die beelden alvorens ze te manipuleren. De kunstenaars laten zich op sleeptouw nemen door hun eigen studiemateriaal en treden ermee in dialoog. Zo zoeken ze de grenzen van het theater op, eerder dan zich te richten op het uitpuren van een bewegingsvocabulaire of een vormentaal. Het zijn veelal jonge kunstenaars die nog om een eigen plek vechten, maar inhoudelijk-artistiek weten waar ze mee bezig zijn. Ze slaan een brug naar een wereld die overstroomd wordt door beelden en maken daar kanttekeningen bij, met veel vragen en twijfel.”
In Nederland spreekt men van ‘anti-dans’, in Frankrijk van ‘non-danse’, terwijl de Duitsers zo’n hekel hebben aan ‘Kopftheater’. Groeit er geen kloof met de gemiddelde toeschouwer die liever verleid wordt?
“Het is niet omdat dit werk een sterk reflexief karakter heeft, dat het geen appèl doet aan iets anders. Artistiek onderzoek is anders gestructureerd dan het discursieve of wetenschappelijk-logische, plezier in de omgang met beelden is een belangrijk element. Het gaat niet om moeilijke kunst, dat argument begrijp ik niet altijd: wie wil kijken kan volgen. De gehanteerde codes zijn immers algemeen bekend: de gebroken blik sluit bijvoorbeeld aan bij de zapcultuur. In het geval van Superamas leidt dat tot een doorgedreven onderzoek naar mediabeelden, bij Amgod tot een associatieve pop-feeling. Alice Chauchat en Vera Knolle gaan heel ver in het betrekken van het publiek: een enquête die peilt naar de kwaliteit van hun spel maakt deel uit van de performance. Het publiek sluit nog steeds de cirkel, ook in het nieuwste performancewerk.”
De Italiaanse Catherina Sagna mag de spits afbijten. Ze is meteen de enige die niet tot de jongste generatie behoort.
“Die generatiekwestie is nochtans geen principe, we brengen gewoon kunstenaars die nieuwsgierig zijn. Maar het klopt dat Sagna door haar ervaring wat meer context binnenbrengt. Relation publique speelt op ironische wijze met de clichés van de theaterwereld, met hun leegte én waarheid. De voorstelling kijkt diep in de boezem van het eigen bedrijf, zonder het volledig in zijn hemd te zetten. Kwetsbaarheid en zelfkritiek zijn de sleutelwoorden.”