Hallucinerende lichamen
Raimund Hoghe creëert ‘Sacre - The Rite of Spring’ in Kaaitheater
Sinds Vaslav Nijinski en Igor Stravinsky in 1913 schandaal ontketenden met Le Sacre du Printemps, is het ballet niet meer weg te denken uit de moderne dansgeschiedenis. Talrijke choreografen creëerden hun versie, aangetrokken door het schandaal en de mythe, of door thema’s als het offer. Afgelopen weekend nam de Duitse theatermaker Raimund Hoghe Le Sacre onder handen met de jonge Vlaamse performer Lorenzo De Brabandere: een inwijdingsritueel voor twee mannen, waarin jeugd en seksualiteit op ambigue wijze aan de orde zijn.
Hoghe was tien jaar lang dramaturg van Pina Bausch en geniet intussen internationale bekendheid om zijn rituele voorstellingen met objecten en populaire liedjes. Sinds enkele jaren zat er echter sleet op het procédé, de zoektocht naar andere paden en samenwerkingen kwam nooit echt van de grond. Tot Sacre - The Rite of Spring, waarin Hoghe moeiteloos een eeuw dansgeschiedenis weet te hanteren en sterk choreografisch voor de dag komt door zijn lichaam in de strijd te werpen. Sacre is niet enkel Hoghes beste sinds vijf jaar, het is een zeldzaam meesterwerk.
De klassieke dramaturgie van Sacre zet Hoghe subtiel naar zijn hand. Beide mannen liggen op de grond, hun voeten in elkaar gehaakt, en openen zo een immense horizontale ruimte. De stem van de oude Stravinsky brengt het schandaal in herinnering, waarna de laatste slag op de grote trom weerklinkt. Als de muziek vervolgens weer aanvangt zit Sacre verstrikt in een lus: is dit het rijk van de lente of van de dood? Gaat dit om opstanding of onderwerping, om verticaliteit of horizontaliteit?
Dubbelzinnigheid troef, en die is niet enkel zichtbaar in de strakke ruimtelijke schema’s, maar vooral in de verhouding van twee bijzondere lichamen. Hoghe is een oudere man, klein en gebocheld, in een zwart pak. De Brabandere een slanke voetballer van nauwelijks twintig, een tapijtje in de nek, T-shirt, trainingsbroek en sneakers. Hun bewegingen zijn eenvoudig, maar vertellen veel: de ene wandelt net trager dan de andere, laat een kloof waarin hij afscheid neemt van zijn jeugd, terwijl zijn kompaan oprukt naar het ‘echte leven’.
In de nabijheid van beide mannen ontvouwt zich een hele choreografie: hun lichamen trillen zachtjes van de fysieke inspanning en maken zo een derde lichaam zichtbaar dat tussen hen in resoneert. Tegelijkertijd dondert Stravinsky’s overweldigende muziek voor blazers en percussie door de ruimte en intoxiceert de dansers. Hun lichamen produceren symptomen, lijken te hallucineren: de zenuwtics, vertrekkende spieren en microscopische bewegingen zijn niet onschuldig. Duizenden lichamen resoneren mee, dromen, verlangens, trauma’s en geschiedenis bespoken de bühne.
De choreografie leunt nauw aan bij tempo, ritme en themawisselingen in de muziek. Wellicht is er geen andere keuze, is het een kwestie van overleven: opgaan in Stravinsky’s muziek en daar plezier in vinden, voorbij de spookachtige ruimte die ze in het leven roept.
De muziek gaat door merg en been, dringt aan en dwingt ook de toeschouwer tot nabijheid, zelfs in lichamelijke zin. Bij het schrijven van Le Sacre vertrouwde Stravinsky louter op zijn oor. ‘Luisteren’ en de muziek uitzweten is ook wat de toeschouwer rest - van inwijding gesproken! Sacre schept verbeeldingsruimte, doet het lichaam gloeien en het hoofd zinderen.