Een gedanst kleurboek

Financieel-Economische Tijd 13 Jan 2001Dutch

item doc

Afgelopen woensdag nam het dansseizoen terug zijn aanvang in de Muntschouwburg met de première van ‘Rain’, de nieuwe voorstelling van Anne Teresa de Keersmaeker en Rosas. Na enkele theatrale omzwervingen kiest het gezelschap terug voor formeler werk, waarin de dialoog van tien dansers met ‘Music for 18 Musicians’ van minimalist Steve Reich centraal staat. Het universum van Rosas is onderhand bekend, maar de virtuositeit waarmee De Keersmaeker een grote bühne aanpakt blijft fascinerend. In de omvattende structuur is er veel ruimte voor de dansers om met het bewegingsmateriaal aan de slag te gaan.

‘Rain’ vormt een tweeluik met ‘In Real Time’ (2000), de samenwerking van Rosas met Toneelspelersgezelschap STAN en jazzensemble Aka Moon. De Keersmaeker wilde opnieuw beginnen op basis van hetzelfde bewegingsmateriaal, om het verder op zijn mogelijkheden te onderzoeken met een groep dansers, maar dan zonder tekst of theater. Het openingsbeeld is dan ook minimaal: een groot rond podium baadt in wit licht, als een onbeschreven blad. De dansers komen op in witte kostuums, geen detail verraadt de rijkdom die zal volgen. Tenzij misschien het typische vloerontwerp, waarop complexe lijnenpatronen te zien zijn. Toch ontvouwt ‘Rain’ zich niet als de visuele constructie die zich daarin aankondigt. Als de voorstelling door één ding opvalt, dan is het wel de manier waarop de dansers mee het verloop bepalen.

De choreografische aanknopingspunten voor de twaalf passages, die aansluiten bij de muzikale geleding, zijn eenvoudig. De dansers bevinden zich dicht bij elkaar en waaieren volgens een spiraalvorm uiteen over het speelvlak. Verder veel cirkels, of dansers op een lijn die zich als de wijzer van een klok voortbeweegt. Van zodra de dansers hun eigen weg gaan is er baan voor talrijke variaties, waarbij persoonlijke stijl leidt, tot aan de rand van een vormelijk maniërisme. ‘Rain’ is geen mechaniekje, maar een dynamisch geheel waarin elke beweging een zelfstandige plaats opeist.

Wat het geheel aan dansfantasieën samenhoudt is geen groepsgevoel waarin zich verschillen aftekenen, wel een vernuftige ruimtelijke spelverdeling. De Keersmaeker stuurt telkens kleine groepjes dansers de ruimte in om variaties te dansen, waarbij de anderen toekijken. Reeds de uiteenlopende combinaties in trio’s en kwartetten zijn goed voor nieuwe perspectieven. Zo lijkt het persoonlijke verhaal van elke danser steeds verbonden met zijn lichaamsbouw: vrouwen en mannen dansen beurtelings, grote en kleine dansers worden met elkaar geconfronteerd. De toenemende variatie wordt overigens mooi geaccentueerd door lichtontwerp en kostuums, die talrijke kleurdetails toevoegen aan het aanvankelijk witte landschap.

Zo tekent zich duidelijk een overkoepelende spanningsboog af die zich slechts zijdelings tot Reichs ‘Music for 18 Musicians’ verhoudt. Die muziek bestaat uit een pulsatie die een uur lang op piano’s en slaginstrumenten wordt gehamerd. Een tweede pulsatie wordt toegevoegd door stemmen en blaasinstrumenten, waarbij de adem het metrum bepaalt. Het resultaat is een verglijdend klankenspectrum dat door zijn abstracte verloop nauwelijks toelaat te traceren waar de dans er op inhaakt. Die verwarring wordt hier en daar nog wat aangezwengeld door een wat slordige timing van de dansers, een probleem dat zich wellicht oplost naarmate de voorstelling meer gespeeld wordt. Muziek en dans kabbelen voort, laten elkaar vooral ruimte voor hun vormelijke ontplooiing en laten de kijker in fascinatie achter.

Ondanks de afwezigheid van tekst zijn sommige ankerpunten in ‘Rain’ opvallend theatraal. De genderspecifieke danspassages leiden tot ‘gemengde’ combinaties en de uitwisseling van materiaal tussen mannen en vrouwen. Uiteindelijk belanden ze op het niveau van rollenpatronen op zoek naar een pointe in een duet tussen Igor Chichko en Cynthia Loemij. Dat spreekt in zijn pathetiek een hele waaier van betekenissen aan, terwijl geenszins duidelijk is met welke inzet. Het duet valt uit de toon, het draagt niets bij tot het geheel. Bij de attitudes en poses ook een onverbeterlijke Rosas-gimmick: dansers die even ontwapenend in het publiek staren, het werkt vooral banaliserend. Waarom moet ‘Rain’ per se die theatraliteit claimen?

Dan liever de formele delen die de theatrale verleiding achter zich laten: ondanks hun vormelijke transparantie worden ze nooit doorzichtig, ze laten hun waarheid niet kennen. ‘Rain’ boeit dan ook door zijn choreografische inzet: een sterke overkoepelende structuur die samengaat met veel persoonlijke kleuren, een grote groep dansers die schijnbaar moeiteloos een grote bühne bespeelt. Dat getuigt van een traditioneel choreografisch meesterschap dat zeldzaam is in een tijd waarin conceptuele dans hoogtij viert.