In het rijk van de levende doden

Financieel-Economische Tijd 7 Dec 2003Dutch

item doc

Contextual note
First performance of this piece in Belgium that was originally scheduled for Avignon 2003 but was cancelled because of the ongoing strike in the French Summerfestivals. There is one other version of this piece, which I didn't see till now, in which the Flemish theatre-director and actor Jan Decorte plays the role of the devilish interviewer. This probably adds a totally different flavour to the text and the video. The video was originally shown in the 2003 exhibition of Fabres visual work in the SMAK (Museum for Contemporary Art) in Ghent.

‘Angel of death’ , een tekst van Jan Fabre uit 1996, werd door hemzelf bewerkt tot een video met de Amerikaanse choreograaf William Forsythe in de hoofdrol. Dit werk deinde uiteindelijk, na een herziening van de oorspronkelijke tekst, uit tot een theatervoorstelling waarin een performer een dialoog aangaat met de filmbeelden. Een hallucinante ervaring.

De oorspronkelijke tekst is gebaseerd op het leven van de Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol. Een biografie is het echter niet: zonder voorkennis zal je niet snel overeenkomsten zien tussen Warhol en de reïncarnatie van de man in William Forsythe. Naakt, op een slipje na, stapt hij steeds weer tussen de toonkasten van het Anatomisch Museum van Montpellier - het oudste Europees museum in zijn soort - op het publiek toe om het toe te spreken. Alhoewel, Forsythe lijkt zo in gedachten verzonken dat zijn ogen niets schijnen te zien. Het beeld kijkt de toeschouwer via zijn priemende ogen aan, maar die ogen zijn tegelijk een leegte, een gat in het beeld, als waren het de oogkassen van een schedel. Forsythes benige kop lijkt ook wat op een schedel, en de film laat niet na om de overeenkomst met de talloze schedels rondom hem door beeldvervloeiingen zichtbaar te maken. De woorden die hij spreekt ruimen elke twijfel op: hier spreekt de geest van de overleden Warhol. Die blijft in de wereld rondwaren via de beelden die van hem circuleren. De tekst suggereert dat Warhol al bij leven het gevoel had dood te zijn, was het niet dat de beelden die van hem gemaakt werden hem kunstmatig in leven hielden. Na zijn dood daarentegen kreeg hij op ongemakkelijke wijze net door die beelden het eeuwige leven. Die metafoor van de levende dode klopt ook treffend met de historische figuur van Warhol. In zijn talloze mechanische afbeeldingen van gewone consumptiegoederen en beroemde sterren (inwisselbare grootheden in de behandeling die ze binnen zijn ‘factory’ ondergingen) wist hij treffend de doodsheid van de consumptiesamenleving zichtbaar te maken. Het feit dat hij ook de eerste kunstenaar was die bewust zijn eigen leven tot kunst verhief werd pas later herkend als een demonstratie van de leegheid van het sterrendom. Iedereen is een ster, maar dan enkel in het oog van een ander. Het mooie is dat de Warhol-figuur en de figuur van (ook al wereldberoemde) Forsythe soms ook beginnen te vervloeien, vooral dan als Forsythe quasi achteloos complexe dansfiguren neerzet.

In de theaterversie is het publiek, gezeten op de grond, gevangen in een gesloten doos. Op de vier wanden zijn projecties van Forsythe te zien. Fabre voegt aan die filmbeelden twee, eigenlijk zelfs drie, figuren toe, die de verdubbelingen en spiegelingen in het filmbeeld oneindig uitbreiden. De eerste figuur is saxofonist Eric Sleichim. Als een duivel met één zwarte hand sluipt hij grijnzend rond langs de wanden. Uit de kleppen van zijn saxofoon tovert hij muziek. Deze duivel wekt de levenloze gestalte van Ivana Jozic, die op een klein verhoogje tussen de toeschouwers ligt, tot leven. En wat voor leven. Naakt op een zwarte slip en bh na kronkelt en krult ze, met gekromde klauwen en een bekken dat alle kanten uitgaat, als een hedendaagse, pornografische versie van een griffioen. Een naam heeft ze niet, of wil ze niet zeggen. In de tekst heet ze ‘duivelse interviewer’. Ze neemt elke gedaante aannemen die de kijker maar wil maar het liefst is ze een reptiel. Alle aantrekking en afstoting van de perverse verleiding is hier vleesgeworden nabijheid. Dit ambiguë wezen heeft, net als Warhol/Forsythe in de film, nauwelijks een eigen leven: het teert op de adem van de kijker, maar kan daarmee nauwelijks overleven. Haar streven om op eigen kracht te ademen strandt in amechtige hyperventilatie die het schone beeld vernietigt. Vaak komt Jozic vervaarlijk dicht bij de toeschouwer. Door de verschrikte, maar gefascineerde blikken van dat publiek, wordt dat publiek zelf een figuur in het hallucinante spiegelpaleis van begeerte en zucht naar roem van Fabre.