Kontgedraai en feeƫnhumor

De Standaard 20 Apr 2002Dutch

item doc

Contextual note
original version of newspaper article

Blauwharige aardmannetjes, een meerman en vreemdsoortige varaanwezens. Het theater van Inbal Pinto bewandelt de dunne lijn tussen clowneske poëzie, pathetisch pantomime, feërieke breekbaarheid en karikaturaal beeldtheater. En onder dit alles zweemt het naar onvervalste onderbroekenlol.

Centraal in het decor staat een enorme maan, een opening in de achterwand waarin de performers dansen of verdwijnen. Bij wijze van absurde touch zwemt er ook af en toe een vis door dit beeld. Een gedrongen ventje met cowboyhoed loopt met wijd gespreide benen het licht tegemoet. Links en rechts van de maan staan esthetisch verantwoorde groensels tegen een nu weer dieprode, dan weer blauwe achtergrond. Even later kruipen twee langpotige wezentjes het speelvlak op. Hun armen verlengd tot insectenpoten, op hun rug de onmiskenbare stekels van een vervaarlijk reptiel. De beelden roepen reminiscenties op aan animatiefilms of stripverhalen. Aan de verwarrende veelzijdigheid van een poppenkast. Onder de rokken van een vervaarlijk grote witte koningin-moeder kruipen blauwharige dansers te voorschijn. Hun bewegingen zijn houterig, als waren het marionetten. Dit popperige danstaaltje overheerst in Boobies. De onwaarschijnlijke figuurtjes zijn speelpopjes in een beeldenrijk. Hun schichtige motoriek herinnert aan vogels, of aan de broze Jim Henson animatiefiguren uit onze kindertijd.

De choreografieën getuigen dan weer van minder inventiviteit. Vaak blijft de beweging steken in wuft kontgedraai, of oubollig pantomime. De kleuren en beelden mogen dan al tot de verbeelding spreken, van een inhoudelijke onderstroom is er ij zo na geen sprake. Hier en daar sijpelt het geweld de voorstelling binnen. Spichtige dansers met konijnenoortjes op hun helm. Of een man die met een denkbeeldig zwaard de aanvallers zijn schip afsteekt. Of de meerman die onmachtig het podium afwriemelt. Nergens komen deze beelden echter los uit de voortdurende aanvoer van manipulatief theatraal geweld. De opdringerige muziek, nu weer dwingend sentimenteel, dan weer uitdrukkelijk opgewekt, maakt elke persoonlijke invulling onmogelijk. De uitgebalanceerde esthetiek verzuipt elke aanspraak op subversiviteit.

Alleen de lagere functies, het konijnengeneuk en de voorbijgaande momenten van flatulentie voegen een menselijke noot toe aan dit spektakel. Humor van de onderste plank in een feeënwereld van het hoogst mogelijke maniërisme. Voorwaar een bedenkelijke combinatie.