Onder de sterrenhemel

Financieel-Economische Tijd 26 Apr 2000Dutch

item doc

Tussen aarde en sterrenhemel, tussen collectief geheugen en hiernamaals, tussen geboorte en dood klopt het hart, vinden mensen het leven. Over levensvoorwaarden en de vragen die ze oproepen gaat ‘Inasmuch as life is borrowed’, het nieuwste stuk van choreograaf Wim Vandekeybus en zijn gezelschap Ultima Vez dat vanavond in première gaat in deSingel. Om het bloed krachtig door de aderen te doen stromen schreef de New Yorkse gitarist en componist Marc Ribot muziek bij de voorstelling.

Veel introductie behoeven Wim Vandekeybus en Ultima Vez niet meer. Sinds ‘What the body does not remember’ in 1987 zijn ze niet meer weg te denken uit het Vlaamse danslandschap, evenmin daarbuiten. Een tiental stukken later speelt de compagnie geen belangrijke rol meer als dansvernieuwer, maar is nog steeds onnoemelijk populair bij het publiek. De directe, energetische en theatrale dansstijl van Vandekeybus is toegankelijk, kan jong en oud bekoren. Met ‘Inasmuch as life is borrowed’, een coproductie van onder meer deSingel en Festival van Vlaanderen, belooft het niet anders te zijn – al is er wellicht ook een danspubliek dat hoopt wel eens een andere Vandekeybus te zien. Maar laten we voor zulke speculaties de première afwachten en eerst kijken wat het stuk zoal brengt.

Vandekeybus zegt steeds van een titel te vertrekken, die bevat het thema en een basis om mee te werken: ‘‘Inasmuch as life is borrowed’ is een voorwaardelijke titel, het is geen absolute waarheid maar gaat wel over de zoektocht naar het leven. Ook over die tegenpool van het leven, de onverschilligheid van de natuurkrachten ten opzichte van dat leven. In confrontatie met geboorte of dood denk je wel eens ‘is het leven enkel dat’. Het lijkt wel een menselijke passie vanuit die vraag na te denken over de zielstoestand, over wat erna komt of ervoor was. Dat het niet enkel om genetisch materiaal gaat, maar ook om geestestoestanden die worden doorgegeven van mens tot mens. Dat vreemde fenomeen treffen we aan in Oosterse religies. In het Westen zijn we heel ambitieus en carrièregericht, now or never. In het Oosten is er veeleer sprake van een transitie waarbij het lichaam wordt gebruikt gedurende een bepaalde periode en het vergankelijke nadien als een omhulsel wordt weggehangen.’

Spiegel

Voor Vandekeybus moet het filosoferen niet de spuigaten uitlopen, in het stuk moet de ideeënstroom een concrete vorm krijgen. ‘Het spirituele is wel duidelijk aanwezig, maar ook het fysische. De bloedsomloop en het pompen van het hart worden als het ware in de lichamen van de dansers getransformeerd. Ook de geboorte zelf, de zwaartekracht, het duwen van het hoofd van het kindje dat moet geboren worden komt terug in scènes waar de dansers elkaar wegduwen met het hoofd. Er zijn ook enkele personages die de banaliteit illustreren van die vraag ‘waar zijn we eigenlijk mee bezig?’,’ legt Vandekeybus uit. ‘Daartegenover heb ik natuurlijke krachten gezet zoals de sterrenhemel. Ik herinner me nog heel goed dat ik als twaalfjarige naar de sterrenhemel lag te kijken met zo’n gevoel van ‘hoe kan dat nu?’ Dat oneindige, iets wat je niet fysisch kunt uitleggen, waar je gewoon niet bijkunt. De sterrenhemel is daarom een heel mooie spiegel van de menselijke onwetendheid. Je ziet hem nooit zoals hij is. Je ziet sterren die er niet meer zijn, allemaal kleine lichtpuntjes, maar je kunt je niet voorstellen dat je echt miljoenen lichtjaren ver kunt kijken. En natuurlijk zijn er nog de super human powers of de goden in de sterrenhemel, die tussen de Milky Way hun bad nemen of zo. Alle romantische sprookjes die eruit voortvloeien en die ook hun charmes hebben.’

De begrenzing van de menselijke mogelijkheden als een drijfveer voor de verbeelding, om de zaken toch uit te leggen, om te leven zonder meer? ‘Een ziel, dat is een van de weinige dingen die geen vorm heeft. Zelfs emoties kunnen nu hormonaal uitgelegd worden, op een wetenschappelijke wijze. Alles kan meer en meer gewikt en gewogen worden. Maar van de zielstoestand in het hiernamaals? Wat voor vorm heeft die? Met of zonder materie?’ vraagt Vandekeybus zich af. ‘In de ruimte ontdekt men nu ook dat de zwaarste ballast van de ruimte eigenlijk totaal onzichtbaar is. De ruimte heeft wel een aantrekkingskracht heeft, maar dat is geen materie die je kunt zien. Laten we dat wetenschappelijke plaatsen naast die passie van de mens voor dingen die we niet kunnen uitleggen. Het is deze spanning die in de voorstelling zit.’

Een inspiratiebron voor deze spanning zijn de literaire fantasieën die zich zo’n eeuw geleden wilden meten met de nieuwe wetenschap. Daarmee is het nog geen sinecure om met die onbevattelijke gegevens om te gaan op scène. ‘Er wordt hier en daar geacteerd, maar je kunt geen ziel op scène zetten dus heb je een lichaam nodig om zoiets uit te drukken,’ zegt Vandekeybus. ‘Er zijn bijvoorbeeld mensen die vertellen hoe ze in verschillende lichamen geleefd hebben, verschillende karakters en metamorfoses zijn ondergaan. Ook de sterrenhemel is aanwezig, letterlijk. Allemaal kleine lichtjes in het theater die de ruimte evoceren. Er zijn acteurs die het lot van de mensen komen tekenen met smoke sticks, om dan in de sterrenhemel verdwijnen. Anderen komen de getekende figuren dansen.’

Jimi

Naast een opmerkelijk decor is er weer een kortfilm die deel uitmaakt van de voorstelling. Vandekeybus: ‘Er zijn twee filmfragmenten waarin geboorte en dood centraal staan. Daarin wordt belicht hoe ze vaak onder dezelfde omstandigheden gebeuren. Vaak wordt een kind geboren in een bed, terwijl mensen ook sterven in een bed. Het is een stille film waar de voorstelling eigenlijk tussen zit.’

Een centrale lijn of een kader wordt ook gevormd door de muziek. Die werd speciaal door Marc Ribot geschreven en opgenomen met een gelegenheidsgroep, samengesteld uit muzikanten waar hij mee samenwerkt in Los Cubanos Postizos, Shrek en Rootless Cosmopolitans. Vandekeybus vertelt hoe de geluidsband werd gemaakt: ‘Ribot kwam meermaals kijken, terwijl ik de opnames in New York volgde. Ribot is een fantastische muzikant die een heel gevarieerd bereik heeft, een echte ambachtsman. Hij was echter helemaal niet gewend om voor stukken te componeren en daarom moesten we voortdurend gissen en monteren. We konden ook moeilijk muziek plakken op stukken dans zonder dat Ribot zag wat het was. Daarom werd gewerkt met tijdslijnen en vastgelegde timing zodat we toch enigszins onafhankelijk van elkaar konden verder werken tussendoor. Het was een mooie samenwerking, helemaal anders dan met David Byrne in het vorige stuk. Die werkte in zijn homestudio en leverde meteen een affe cd. Ribot die moet echt opnemen, niet met een computer wat prutsen, maar echt artisanaal aan de slag met zeven muzikanten. Dat geeft een andere klank, een live gevoel. Eigenlijk vind ik Marc Ribot een moderne Jimi Hendrickx. Gewoon al zijn gitaarklank, die heel speciale klank, rauw en poëtisch, steeds een tikkeltje te traag. Hij schrijft ook links en speelt rechts, zoals Hendrickx, dat voel je.’

Bloedsomloop

Te midden van een theatraal, muzikaal of multimediaal kader zijn het vooral lichaam en dans die zich ontvankelijk tonen voor abstracte noties als de ziel. Tegelijk maken ze het gebeuren bij uitstek fysiek, zegt Vandekeybus: ‘Er wordt veel gedanst in het stuk en de bewegingen zijn steeds heel ruw en straight to the point, of net heel spiritueel. De dans komt meestal voort uit de thema’s: het geboren worden, de zwaartekracht, het duwen, follow your destiny. Eigenlijk zoiets als ademen met het hele lichaam, op een soepele manier. Er zitten een paar heel korte sequenties in om het ritme op te drijven tijdens de tekstscènes, maar ook een lange scène in rond de bloedsomloop.’

Het dansmateriaal wordt deels door Vandekeybus zelf aangemaakt, verder door improvisatie ontwikkeld tijdens het werkproces. Definitieve keuzes gebeuren vanuit het thema. De persoonlijkheid van de elf dansers en acteurs, die zich overigens zonder onderscheid met tekst en beweging inlaten, kleuren het geheel in. ‘Er zijn heel verschillende lichamen. Er zijn acteurs die meer met tekst dan met beweging bezig zijn en geen hele danssequenties kunnen opbouwen. Anderen doen dat wel, wat dan weer gemixed wordt met theatrale elementen. Welke chemie zit er tussen de mensen?’ Vandekeybus vertelt dat tekst haast als vanzelfsprekend opduikt: ‘Sommige passages hebben geen tekst nodig, terwijl elders iemand de nood voelt om wat te babbelen. Daar werken we dan mee, de tekst wordt gechoreografeerd in de ruimte. In dit stuk is er tamelijk veel tekst omdat het over het leven gaat. Het dierlijke is wel aanwezig, maar steeds in relatie met de mens.’

Vandekeybus stelt zich niet al te veel vragen over de precieze verhoudingen tussen theater en dans, ze gaan gewoon tezamen. Slechts het ritme van de acteurs/dansers wijst op verschillen: ‘Sommigen werken veel met hun ademritme, blijven ademen terwijl ze dansen, anderen houden die in. Maar voor mij is de energie belangrijk, ook hoe mensen met hun tekst kunnen verrassen. Dansers declameren hun tekst vaak monotoon, maar als ze tegelijk dansen wordt die ineens bijzonder expressief. Sommige acteurs kunnen wel leven steken in een tekst, maar voelen die niet langer als ze gaan bewegen. Een tekst moet gechoreografeerd worden, niet opgedreund. Ik vind het goed dat een danser op een gegeven moment spreekt, omdat hij dan een heel andere betekenis krijgt en zich moet transformeren. Dans moet bij mij steeds een theatrale fond hebben, een theatraal argument om te kunnen bestaan.’