Oppervlakkige kleurentooi voor het lichaam
‘Richard of York Gave Battle in Vain’, de nieuwe voorstelling van choreograaf Thierry Smits en Compagnie Thor, zoekt inspiratie in de regenboogkleuren en hun associaties: passie, moord, waanzin, rust, ontbinding, vloeibaarheid. Losse ideeën, materiaal en beelden worden ondergebracht in een revue die de pretentie heeft multimediaal te zijn, maar verzuipt in eclectisme. De kleurenpracht is niet meer dan een masker dat een gebrek aan choreografisch en dramaturgisch inzicht wil verbergen: een gladde lofzang op het lichaam die arm is aan betekenis.
Thierry Smits is een wat aparte figuur in het middenveld van de Belgische (!) dans: hij wordt als Vlaming gesubsidieerd door de Franstalige gemeenschap, en is tegelijk het uithangbord van Dans in Limburg. Hij is daardoor een van de weinigen die een publiek heeft in beide landsgedeelten. Maar ook zijn esthetiek is daar niet vreemd aan: vaak een combinatie van abstracte dans en ondubbelzinnige kitsch. Virtuoze, cerebrale dans die in het verleden ook aanleiding gaf tot statements over lichamelijkheid of die de relatie tussen seksualiteit en sacraliteit onderzocht. Die problematiek ontbeert in ‘Richard of York’ echter fijnzinnigheid.
In de eerste scène roept rood passie, liefde en oorlog op. De scenografie van Trudo Engels toont rode netten die baden in rood licht, de muziek van D.A.A.U. voegt er wat atmosfeer en van tijd tot tijd een puls aan toe. De negen dansers zijn halfnaakt en dragen verder rode kledij, tot polsbanden toe, soms een masker. In groepjes betreden ze de scène en bespelen die ook in een diversiteit van stijl. Zo danst één danseres op pointes in een klassiek idioom, terwijl de anderen op een halfslachtige wijze referenties aan moderne en klassieke bewegingstaal combineren. Hun maniëristische schriftuur herinnert bijvoorbeeld aan Amanda Miller, de groepsbehandeling aan Trisha Brown, maar geenszins met dezelfde zeggingskracht. Smits’ choreografie ademt geen ruimtelijkheid, is erg vlak: de partijen worden weliswaar virtuoos gedanst, maar zijn op zich weinig krachtig.
Hoewel met de kleur de associaties wijzigen, speelt er zich in de dans nauwelijks een kanteling af, slechts de kostuums en scenografie geven een wijziging in sfeer aan. De band met de dans is ver te zoeken, de muziek is over de hele lijn zwak – multimediaal is ‘Richard of York’ dus geenszins. Ook ideeën als verrotting of waanzin brengen op geen enkele manier enige radicaliteit in het stuk. Formeel bekeken is de dans eentonig en bijzonder glad: volstrekt ongevaarlijk dus, temeer omdat Smits zijn het kitschgehalte van zijn materiaal nooit reflecteert.
Aan een eclectische opbouw kleeft natuurlijk ook een veelheid aan betekenissen, schuilt het verloop van ‘Richard of York’ misschien daarin? Smits noemt immers talrijke inspiratiebronnen voor zijn oeuvre: rock, underground film, homo-esthetiek, pop-art, middeleeuwse schilderkunst. Met wat moeite kan de geïnformeerde kijker die elementen terugvinden in het stuk, hun geladenheid is echter zoek.
De enige lijn die opvalt is de manier waarop Smits omgaat met lichaam en seksualiteit, en dan nog eerder door een gebrek aan conceptualisering ervan. Een uur lang halfnaakte tot naakte dansers, dat moet toch vragen oproepen? Hoewel het bewegingsmateriaal soms seksuele connotaties oproept (ook homoseksuele), vagelijk een link met gesublimeerd geweld aanhaalt (sadomasochisme), laat het zich toch vooral lezen als een cultus van het lichaam. Een naïeve cultus van het perfecte lichaam, omdat de betekenissen die zijdelings opgeroepen worden nooit een draai geven aan het plaatje van gespierd naakt dat virtuoos beweegt. Voor enige ironie is het wachten tot de laatste scène, waarin de negen dansers op hun slipjes een nepgeslacht hebben aangebracht, dat vervolgens met veel vertoon wordt afgerukt en weggeworpen.
Een androgyn lichaam dus, dat zich wil onttrekken aan gender, seksualiteit en andere lichaamspolitieke kwesties? Misschien is dat inderdaad het verlangen dat Smits drijft, te ontsnappen aan de realiteit van het lichaam om geen kleur meer te hoeven bekennen? ‘Richard of York’ is uiteindelijk niet meer dan een kleurrijke erotische show, meer krijgt de kijker niet. Misschien moet Smits maar overwegen om zijn choreografische talenten in een andere sector in te zetten, want in het theater zijn ze hoogst vervelend. ‘Richard of York Gave Battle in Vain’ is over de hele lijn een misser, vormelijk en inhoudelijk: het is naïef in zijn valse naïviteit.