Onuitgesproken bewegingen

Financieel-Economische Tijd 17 Jan 2001Dutch

item doc

Monty nodigt de Finse choreografe en danseres Riina Saastamoinen uit voor haar eerste avondvullende stuk ‘Nearby’, een duet met Iris Bouche. Op zoek naar de betekenis van bewegingen improviseren beide dansers op de drempel van het onderbewuste. Ze schrijven woorden die een onuitgesproken verhaal in zich dragen en zo hun omgeving affecteren. De textuur van de ruimte wordt tastbaar en nodigt de toeschouwer uit tot observaties.

‘Het eigenlijke vertrekpunt van ‘Nearby’ is de vraag: wat is beweging? Het is een grote vraag die ik mezelf voortdurend stel, en ik denk niet dat ik er een antwoord op heb, maar ze drijft mijn werk wel. De notie van wat een beweging kan zijn, wat de betekenis ervan is, wat ze meedeelt.’ In eerder solowerk richtte Riina Saastamoinen zich eveneens radicaal op beweging, uitgewerkt via virtuoze improvisaties die zelfgeschreven poëzie vertolken. De achtergrond van de jonge Finse die in 1998 afstudeerde aan PARTS verrassend breed, ze werkte bijvoorbeeld mee aan de theaterproducties ‘The fin comes a little bit earlier this siècle (but business as usual)’ van Jan Fabre en aan ‘Bêt noir’ van Jan Decorte. Verder ook ‘Walkabout Stalk’, een interdisciplinair project met architecten en geluidskunstenaars in het kader van Brussel 2000. Iris Bouche werkte als danseres mee aan verscheidene dans-theaterproducties van Rosas, waarin ze ook opviel door haar tekstvaardigheid. Van theater naar pure dans lijkt een grote stap, maar één fascinatie van Saastamoinen verbindt beide: taal.

‘Dansbewegingen zijn voor mij als woorden, maar dan los van betekenis,’ vertelt Saastamoinen. ‘Ik ga aan de haal met de tegenstelling tussen een betekenisvolle orde en nonsens. Beweging vertrekt voor mij vanuit een onderbewust, originair standpunt. Zo gebruik ik mijn lichaam als een medium om dingen te memoriseren, zoals dromen en verhalen, om ze op te nemen in mijn lichaam, onder de drempel van het bewustzijn. Ik vertrek vanuit de herhaling van een oefening, om tot een geheugen te komen dat door het lichaam opgebouwd is. Ik blijf herhalen tot mijn lichaam overneemt en de bewegingen verinwendigd zijn. Dat onderbewuste probeer ik weliswaar op een rationele manier te organiseren in een stuk, maar door improvisatie houd ik er een directe band mee.’

In de spontaniteit van improvisatie zoekt Saastamoinen naar het onderbewuste, volgens een welbekende methode die sinds het surrealisme in zwang is, de ‘automatische schriftuur’, ditmaal uitgevoerd door het lichaam. ‘Die onderbewuste schriftuur is een leidraad doorheen het stuk, en daarbij gaat het om een geschreven tekst. In het geval van gesproken tekst, zoals in theater, ligt er een veel grotere nadruk op de betekenis. Lichaamstaal is minder expliciet, poëtischer ook. Automatische schriftuur is natuurlijk meer dan schrijven met het lichaam, er is ook een mentale toestand mee verbonden. Sinds ik improviseer kom ik er stilaan achter dat er een voortdurende uitwisseling plaatsvindt tussen bewust en onderbewust, als een onophoudelijk spel. Al dansend weet ik hoe ik de knop kan omdraaien om van het ene in het andere terecht te komen, en daarop is ‘Nearby’ gebaseerd. Er is een groot verschil zichtbaar tussen beide perspectieven waarin de beweging verschijnt. Onbewuste beweging tegenover vastgelegde bewegingen. Tegelijk vind ik ook orde terug in de sponaniteit van een nonsens tekst. Wat mij betreft kan het voor de kijker gerust een mysterie blijven of bepaalde bewegingen bewust zijn of niet.’

Ook in het structureren van het geheel blijft Saastamoinen dicht bij haar improvisaties: ‘Automatische schriftuur levert bewegingen op, een soort woorden. Ik probeer te begrijpen wat deze woorden betekenen. Daarna moet je dingen herkennen, er een orde in zoeken om het samen te brengen. Alles komt voort uit improvisatie, maar op het einde kan het wel strikt choreografisch vastgelegd worden. Als je geïmproviseerde bewegingen achteraf in een kader plaatst krijgen ze bovendien nieuwe betekenissen, dat is ook een boeiend gegeven om een structuur uit te werken.’ Choreografie krijgt een ondergeschikte rol, ze is uiteindelijk niet meer dan het verdelen van ruimte en tijd: ‘Je kan er spanningsbogen en dus de intensiteit van een stuk mee bepalen. Ik probeer niettemin de structuur te abstraheren uit de vorm van de delen afzonderlijk. De structuur volgt uit de eigenheid van het bewegingsmateriaal. Het is knippen en plakken, ik heb vooraf geen structuur in mijn hoofd die ik uitvoer.’

Geluiden

‘Nearby’ is gecreeërd op locatie in het Fins Cultureel Centrum in Antwerpen, geen traditionele theaterzaal dus. Naargelang de opvoering zal met de ruimte ook het stuk lichte wijzigingen ondergaan. ‘Voor mij is de vraag naar de ruimte sterk verbonden met de problematiek van het kijken, in verschillende opzichten. Ik ben eenvoudigweg geïnspireerd door de zoektocht naar manieren waarop je dans kan brengen in andere ruimtes dan de bekende zwarte doos,’ zegt Saastamoinen. ‘Daarom zoek ik naar ruimtes met een specifieke textuur. Als ik in een ruimte binnenkom wil ik er naar kijken, alle choreografische mogelijkheden ervan uitdenken. Ook plannen hoe de ruimte zal werken, want dat is anders dan een theaterzaal. Ik koos er echter niet voor om een architectuur te exploreren, bijvoorbeeld via een tocht door het gebouw of zo. Neen, het draait eerder om de notie van de ruimte, en de esthetiek van die ruimte.’

‘Naargelang de ruimte heb je een ander gevoel, de ruimte kan licht of donker zijn, hard of zacht. Een ruimte geeft dus kleur aan een performance. Neem bijvoorbeeld ‘Walkabout Stalk’, de vorige productie waaraan ik meewerkte. De rode draad was een zoektocht naar tussenruimtes in een stedelijke context. We zochten daartoe ongebruikte ruimtes op en als er toch activiteit was, dan probeerden wij er een andere soort activiteit in te vestigen. Dat vroeg om een extra inspanning van het lichaam om erin te overleven, en daardoor kreeg je ook een sterke kleur. Ditmaal wilde ik echter niet met een ruimte werken die een conflictsituatie zou opleveren. Daarom koos ik voor een meer esthetische omgeving, die een harmonischer gevoel nalaat, een zachte, menselijke atmosfeer.’

Om de atmosfeer van de ruimte te bewaren gebruikt Saastamoinen slechts minimale scenografische middelen. ‘Geregeld zie ik dansvoorstellingen die verzuipen in hun overdaad aan kostuums, belichting en zo meer. Voor mij zijn al deze kleine dingen rondom erg belangrijk, en ik weet niet of choreografen daar genoeg over nadenken. Ze bepalen immers in ruime mate hoe je een lichaam presenteert. Ik wil een omgeving creëren waarin het lichaam bereikbaar en leesbaar is. Zo kan het gevoelig en menselijk zijn, en nabij voor het publiek, want doorgaans is de afstand met de kijker veel te groot. De muziek is ook beperkt tot hier en daar wat geluiden van het Weense Radian. Aanvankelijk wilde ik alles in stilte doen, nadien werkten we met minimale elektronische muziek. Dat sobere elektronische geluid komt voor mij ook dicht in de buurt van een natuurlijk geluid van een lichaam in de ruimte. Om bij de essentie van de ruimte en de beweging te blijven wil ik dus niet al te veel aandragen van buitenaf, het komt er eerder op aan dingen weg te nemen.’

In het donker

Hoe zit het dan precies met dat kijken? ‘Observeren kan zoveel betekenen. Maar als ik een ruimte binnenkom, dan wil ik het feit laten zien dát we zien. Bij elke waarneming worden we immers verondersteld te kiezen, bijvoorbeeld verschillende dimensies in een ruimte vragen erom. Het lezen van tekens en informatie, het interpreteren van de indrukken die overal op ons afkomen, daar wil ik me bewust van zijn. De eerste indrukken komen van het zicht en het lichaam vertaalt al deze ervaringen. Ik denk dat de ogen een eerste sleutel zijn tot de werkelijkheid. Je hebt je eigen private ruimte die je op een bewuste manier in conflict moet brengen met een externe ruimte. Daarin word je ontvankelijk voor allerhande soorten perceptie.’

Saastamoinen meent dat dans ook heel sterk de andere zintuigen activeert, maar het zien blijft leidinggevend. ‘Dansen met je ogen dicht is een interessant experiment, dan verlies je namelijk volledig je gevoel voor de ruimte. Elk bewustzijn moet dan voortkomen van de andere zintuigen, van het horen, tasten, smaken en ruiken. Als het donker is besef je pas welke zekerheid het kijken oplevert. Daarom werk ik ook met duisternis in het stuk, om te herinneren aan het onderzoek met gesloten ogen.’

Kijken brengt ons tenslotte bij de toeschouwer. ‘Het publiek wordt tegen een wand aan geplaatst, hun enige beweging zal erin bestaan rondom van links naar rechts en omgekeerd te moeten kijken,’ zegt Saastamoinen. Die beweging van de kijker vindt ze op zich niet belangrijk, maar ‘het publiek moet zichzelf wel activeren. Er gebeurt ook niet veel in dit stuk. Een actieve rol bestaat niet in het rondwandelen van een publiek, maar wel in het bewustzijn van de keuzes die het maakt bij de waarneming van het stuk. Zoals de titel ‘Nearby’ zegt, breng ik de kijkers ook dicht bij de voorstelling, ik wil hen betrekken. Verder zijn ze dicht bij elkaar aanwezig, alsook bij de ruimte. Ik hoop dat ik daarin wat ongewone ervaringen kan provoceren, dat de zintuigen van de toeschouwers alert gemaakt worden. Zoiets zou automatisch moeten kunnen gebeuren, zodat een performance ook werkelijk een ervaring van de toeschouwer kan worden.’