Is er dans na de apocalyps?

Financieel-Economische Tijd 30 Oct 1999Dutch

item doc

Sinds donderdag zit het internationale dansfestival Klapstuk erop. Na een weifelende start vorige week volgden enkele hoogtepunten. De tweede week was het echter armoe troef. Afsluiter Dana Caspersen maakte na een reeks ondermaatse voorstellingen gelukkig een en ander goed en redde Klapstuk op de valreep van het pekvat. Waar het festival de mist inging kwamen prangende vragen bovendrijven naar de situatie van hedendaagse dans, en naar de rol van Klapstuk in het danslandschap.

Een van de uithangborden van het festival moest ‘Le jardin io io ito ito’ van José Montalvo en Dominique Hervieu worden. De werkwijze van het duo lijkt veelbelovend: een samenbrengen van uiteenlopende dansstijlen, ballet, circus, etnische dans, breakdance, flamenco. Het resultaat is menselijk, lichtvoetig, amusant om naar te kijken, maar helaas ook niet meer dan dat. Verschillende stijlen ontmoeten elkaar, maar van enige confrontatie is nauwelijks sprake: gewoon een reeks dansjes in een immense kijkkast dus. Ieder doet zijn ding, virtuoos als danser, of ‘virtuoos door de poëzie van het lichaam’, zoals Montalvo de interventies van straatdansers pleegt te noemen. Montalvo wil geen grote statements maken, zoveel is duidelijk, maar wat heeft de kijker aan een cataloog? Exotisme en amusement lijken eerder aan de orde dan enige bespiegeling op eigentijdse dans. Van wat Montalvo zijn ‘vreugedevolle lofzang op het cosmopolitisme’ noemt blijft echter weinig hangen.

Automutilatie

‘Whitemare’, het eerste solostuk van ex-Vandekeybusdanser François Brice grenst aan het onwaarschijnlijke. Verkleed als een cowboy sluipt Brice rond een kampvuur en botst daarbij tegen allerhande objecten aan, blikken dozen en speelgoed. Hij schrikt en deinst terug, intussen cirkels draaiend, bij wijze van dans. Veel dans is er overigens niet te zien in de voorstelling: slechts een ronduit belachelijke ‘pas de deux’ met een plastic paardje en even later met een autoband (!). Een filmpje en een zwoele stem op de achtergrond moeten de groteske sfeer nog wat versterken. Als je na een half uur buitenkomt, rest er niet veel meer dan even heel hard te lachen. Brice maakte zijn opwachting in de reeks ‘Futur présent’: het jaar 2000 staat er nog maar aan te komen en de apocalyps doet reeds zijn intrede.

De Canadees Benoît Lachambre is een welbekende bij Klapstuk, hij stond er meerdere festivals op rij. ‘Délire Défait’ begint met een knappe solo waarin Lachambre goed tot zijn recht komt als performer. Hij zit voor een schilderij, een portret van zichzelf als adolescent. Terwijl hij al mompelend en stotterend een verward verhaal vertelt wordt hij live gefilmd. Op een monitor naast zich ziet Lachambre zichzelf, en weet zich gekneld tussen twee beelden, tussen schilderij en video, tussen verleden en toekomst. De video ontrukt hem als het ware zijn lichaam, zijn heden, zijn hier en nu. Het gebazel neemt psychotische wendingen aan en gaat over in lichamelijke agressie. Als Lachambre op de monitor kruipt en begint te schreeuwen is het hek van de dam. Lachambre koketteert zoals steeds met perverse fantasieën: gestichten, paroxismes, automutilaties en spasmes. Hij slaat met zijn hoofd tegen de grond, omwikkelt zijn hoofd met plakband. Door verstrooiing in de opbouw van de voorstelling wordt een schrijnende identiteitscrisis echter lachwekkend, Lachambre kan de spanning niet vasthouden. Het resultaat is erg plat, wat fragmentarisch gerotzooi. De vernauwing van groepswerk tot solowerk heeft Lachambre niet kunnen behoeden voor de val waar hij keer op keer intrapt.

Kleuter

Ook de Canadese Sarah Chase maakt erg persoonlijk werk, autobiografisch getint. De afgelopen jaren bracht ze enkele schitterende solo’s bij Klapstuk, gechoreografeerd door Lachambre en Alexander Baervoets, naast eigen werk. Chase heeft een typisch idioom, waarbij ze spreekt of zingt terwijl ze danst of gebaren maakt, een mengeling van metaforen en abstracte bewegingen. In ‘Muzz’ vertelt Chase hoe ze danste voor familieleden die op sterven lagen. Doorheen het verhaal wil Chase afstand nemen van haar verleden door een choreografische ingreep. Ze schrijft de namen van de overledenen in de lucht en trekt daarmee een scherm op. De articulatie van verhalen uit het verleden wordt uitgewist in gebaren die overgaan in danspassages. De subtiele spanning die sprak uit eerdere opvoeringen van het stuk was helaas zoek. Abstractie en een geheugenspel ruimden afgelopen week plaats voor pure pathetiek. Als Chase halverwege het stuk uitbarst in tranen en de dans even stilvalt, is er niet langer sprake van sublimatie, maar rest er een louter private aangelegenheid. Die kan nog bezwaarlijk artistiek genoemd worden, laat staan dat het publiek er een boodschap aan heeft.

De nieuwe solo ‘Lamont Earth Observatory’ is minder zwaar op de hand, eerder anecdotisch zelfs. Chase vertelt over haar kindertijd, elders op de bühne speelt een filmpje waar we haar als kleuter kunnen zien. Aan het geheel is nog wat werk, de fragmenten plooien zich niet mooi samen. De relatie tussen tekst, film en dans is al te transparant, haast banaal. Chase neemt de bewegingen van zichzelf als kind soms letterlijk over, zonder doorwerking. Niettemin blijft de présence van de danseres indrukwekkend, al zou de samenwerking met een choreograaf haar werk gelaagder en dubbelzinniger kunnen maken.

Josquin

Na een tegenvallende week kende Klapstuk een sterke afsluiter met de wereldpremière van Dana Caspersens ‘Work for three’. ‘Prelude 17’ was niet meer dan een opwarmer, een variatie op de neoklassieke canon van William Forsythe, Caspersens leermeester. Het bevreemdende universum dat met de buitengewoon virtuoze esthetiek samengaat, wordt in ‘Work for three’ prachtig ondersteund door polyfone muziek, live uitgevoerd door Capilla Flamenca. Iemand leest plaatsnamen en tijdstippen voor. Wellicht refereren ze ergens aan, maar daar hebben we het raden naar. Toch is de tijdelijkheid die ze oproepen sterk: de woorden worden als readymades gedropt, telkens een hier en nu dat voorbij de referenties van de woorden treedt. En zo is ook de dans: een passage van bewegingen die nu eens sierlijk, dan weer grillig zijn, steeds bewust van het moment. Dat is mogelijk een hoopvol perspectief na de apocalyps: opgaan in de tijd. Binnen die magie is het cartooneske intermezzo in de voorstelling overbodig. Of wil Caspersen expliciet gewag maken van een voor en na?

Eind goed al goed, al blijft het een vreemd festival. De boom van solowerk en de emancipatie van de danser die ermee samenhangt kent voorlopig wel een eindpunt. Emio Greco, Sarah Chase, de danseressen in Walter Verdins project, het zijn een voor een voortreffelijke dansers, maar ze verdwalen in hun eigen gimmicks. Wanneer staan er terug choreografen op? Ook de organisatie van het festival roept vragen op. Voor de nieuwe artistieke leiding was het een overgangsfestival, een poging na overvloedige dramaturgie en thematische benaderingen volop plaats te maken voor de artiesten zelf. Ironisch genoeg bleek juist die ene stroming die door de curatoren nadrukkelijk werd aangeduid in de diversiteit goed voor de sterkste momenten: de neoklassiekers Thomas McManus en Caspersen. Schoon schip maken met het verleden van de organisatie is voor Klapstuk blijkbaar een werk van lange adem, al leverde het reeds grandioze momenten op die helaas overschaduwd werden door een slotweek in mineur.