Een dansante stilte na de storm
De eerste week van het tweejaarlijkse internationale dansfestival Klapstuk zit erop. Na de opening door Emio Greco volgden sterke en mindere momenten elkaar op aan een hoog tempo. Na negen verschillende voorstellingen wordt het tijd voor een eerste terugblik op enkele stukken.
Aanvangen met oudegediende en publiekslieveling Emio Greco leek voor Klapstuk een goede keuze, bij voorbaat een schot in de roos. De danser-choreograaf werd de voorbije jaren immers via Klapstuk bekend, en op zijn succes staat voorlopig geen maat. Als aanloop tot het weinig beklijvende duet ‘Double Points’ met de Spaanse danseres Bertha Bermudez Pascual creëerde Greco een solo, speciaal voor het Leuvense publiek. Het is duister wanneer we een streep licht over het podium zien trekken, en achteraan een schim ontwaren als het licht er even passeert. Het licht trekt weg en spoelt weer terug, als een golf, steeds weer. Wanneer de eerste noten van Ravels ‘Bolero’ weerklinken weten we dat het stuk precies twintig minuten zal duren, telkens een herhaling van dezelfde module. Hoewel, de muziekkeuze lijkt zo gewaagd dat niemand op dat ene ogenblik gelooft dat Greco zich staande zal kunnen houden op dit muzikale meesterwerk.
Toch slaat de danser zich er met verve doorheen, zijn erg ruimtelijke dansidioom past voortreffelijk bij de Bolero. Steeds weer dansen in vierkanten van ruimte, licht en geluid. De prachtige strakke bewegingen die Greco’s balletachtergrond verraden verkennen al deze ruimtes tot in de kleinste kantjes: snel, hoekig en spits. Daarbij lijkt Greco door eenzelfde dynamiek als steeds gedreven: een niet aflatende poging de zon te vangen, die fameuze concurrent met zijn teveel aan energie. Intussen krijgt de Icarusmetafoor echter ook iets jammerlijks: Greco’s laatste stuk is meer van hetzelfde. De talrijke gimmicks blijven mooi, maar worden stilaan herkenbaar en voorspelbaar, Icarus brandt daadwerkelijk zijn vleugeltjes. Dat gevoel werd nog sterker in het duet, haast een doorslag van ‘Extra Dry’ dat afgelopen jaar te zien was. Misschien heeft de danser wel nood aan een choreograaf die nieuwe paden aanwijst. Bloedarmoede diagnosticeren zou echter te sterk zijn, de festivalloper werd immers met stijl uitgerold, het publiek stormde erover.
Speeltuin
Bij storm en onweer kan het ook grondig mislopen, zoveel was duidelijk bij de première van Walter Verdins nieuwe stuk ‘Storm’. De videast is eveneens een oudgediende, maar deed die naam geen eer aan. Klapstuk gaf hem veel technische mogelijkheden, Verdin maakte er als een puber een speeltuin van. Een voorstelling waarin dans, muziek en video moesten samenplooien draaide volledig in de soep. Vijf danseressen schakelden in hun bewegingen beeld en geluid aan, onder meer via infraroodsensoren. Door een slechte coaching en een erg functionele benadering kwam de dans echter niet verder dan een reeks banale bewegingen, sprongen van sensor naar sensor. Maar ook de beelden hielpen een handje in de neergang: een structuurloze opeenvolging van planten, vloeistoffen, explosies en lichaamsdelen biedt weinig bekijks. Slechts even was er op de schermen ook wat dans te zien en kon er mogelijk wat interactie tot stand komen. Het perspectief klapte meteen weer dicht. Er is voor Verdin nog heel wat werk aan de winkel.
Na een weifelende start kende het festival het ene hoogtepunt na het andere. Een van de grootste hits was ‘Oraculos’ van Enrique Vargas, een ervaringsparcours waar men slechts zijn weg vindt door te voelen. Hoewel de voorstelling nog weinig uitstaans heeft met dans op zich, is dit wel lichamelijkheid op zijn best. Elke beschrijving van de ervaring schiet tekort, een evocatie kwam reeds aan bod in de woensdagbijlage. De stukken van Thomas McManus, ook reeds besproken, waren goed voor de sterkste momenten van het festival. Met zijn fijne en subtiele dans deed McManus meer dan de verwachtingen inlossen. Wordt hij na Greco misschien de nieuwe ster?
Bakvissen
Een voorstelling die uit de band sprong was ‘Mouchette’, een stuk dat festivalcurator Alain Platel maakte met een amateurgezelschap uit zijn geboortedorp Sint-Denijs-Westrem. Met een café en een playbackwedstrijd als theatraal kader haalde Platel heel gewone mensen op de scène, zij het één voor één ook bijzonder. Het stuk pendelt tussen passages met dagdagelijkse gebeurtenissen en een hallucinante gekte waar geen maat op staat. Enkele bakvissen brengen Isabelle A. Een jongen kruipt als een pinguïn de bühne over, waarna een lefgozer komt opgerend die hem penetreert met een kettingzaag (!). Vervolgens doen ze nog enkele narigheden met een strijkijzer en een nietjesmachine. Tussen de lachbuien door is het stuk echter schrijnend: verwaarloosde kinderen, pedofilie, alcoholisme, het is er allemaal aan de orde. De kijker die nog zit na te lachen voelt zich betrapt. Een reeks dubbelzinnigheden maakt de sterkte van het stuk uit: een macho die enkele meisjes opjaagt is ronduit seksistisch, maar ook grotesk. De dunne grens tussen ‘echt’ en ‘gespeeld’ lijkt meer dan eens gethematiseerd nu Platel werkt met amateurs.
Netvlies
De jonge Fransman Brice Leroux wentelde zich in volledige abstractie met ‘Continuum', een première voor Klapstuk. Een solo en twee duetten zijn rond eenzelfde gegeven uitgewerkt. Ter plaatse gedanst ontstaat een minimaal kader, met een fixatie op lichaam en tijd. De ruimte wordt buiten beschouwing gelaten, het licht gedimd. Op muziek van minimalist Steve Reich zet Leroux een heupdans in, een geïmproviseerde beweging binnen een vast kader. In een verloop van twintig minuten duikt de tijd op in een lichaamslandschap. Het samengaan van repetitieve dans en muziek leidt tot een mystieke sfeer, een trance. Door beweging en optische effecten onstaat een vloeibaar lichaam, en daarmee een verregaande vertroebeling van de reeds gereduceerde perceptie. Het is een lichaam in een hang naar sacraliteit, dat volledig samenvalt met zijn beperkte palet, louter nuance wordt, als een schimmenspel.
Het duet met Sarah Ludi vertrekt vanuit dezelfde beperkingen. Aanvankelijk kan men slechts heel vaag iets waarnemen, een weinig licht dat het netvlies tart. Even later blijken twee lichamen met elkaar verstrengeld. Ze voeren ter plaatse een langzame worsteling uit die drijft op een zweem van erotiek. Anderzijds worden ook hier de lichamen gesculpteerd met een zwak licht, is er een beperkte bewegingsvrijheid, en niet langer muziek. Een implosie van theatrale middelen en perceptiemogelijkheden resulteert in een claustrofobisch effect waar de intimiteit samengaat met een vreemde spanning. Het derde deel is een combinatie van de eerste twee en voegt nog weinig toe aan het geheel. Vreemd dat Klapstuk dit schitterende minimalisme opneemt in de reeks ‘Futur Présent’. Leroux staat immers moeiteloos zijn mannetje tussen al de grote namen op het festival.