Naar een nieuwe naïviteit
Met ‘Ad Vi La’ Va Pu La’’ ging donderdag een minstens bizarre dansvoorstelling in première in het Gentse kunstencentrum Vooruit, een coproductie van Het Muziek Lod. Choreografe Paola Bartoletti creëerde een hedendaagse danssuite geïnspireerd op volksdansen, gebracht op oude volksmuziek die door Dick Van der Harst werd gearrangeerd voor draaiorgel. Het project is reeds door zijn ongewone uitgangspunt belangwekkend, en past om die reden ook in het dansbeleid van Vooruit. Dansprogrammator Guy Cools beschouwt het promoten van diversiteit in het Vlaamse danslandschap als een prioriteit en gaat mede daarom op zoek naar nieuwe impulsen: ‘Zelf ben ik al een tijdje uitgekeken op de conceptuele dans die het lichaam enkel vanuit het hoofd bestuurt of die het deconstrueert in zijn afzonderlijke onderdelen. We hebben nood aan een nieuw synthesemoment en waarom niet gaan herbronnen bij oude ritmes en patronen van de volksdans. Maar het moet dan wel om fundamenteel bewegingsonderzoek gaan, waarbij de oorspronkelijke ritmes en patronen worden vertaald in een hedendaags vocabularium.’
Daarmee is ook de artistieke krachtlijn van Bartoletti’s choreografisch debuut aangegeven: niet conservering van traditioneel bewegingsmateriaal is belangrijk, maar wel een hedendaags spel met een historisch substraat. ‘Ad Vi La’ Va Pu La’’ ademt weliswaar een ambachtelijke aanpak, maar toch laat Bartoletti een modernistisch authenticiteitsstreven aan zich voorbijgaan. ‘Ik hou van al het naïeve in dit werk, het pure, de schrik en de schoonheid die erin besloten ligt. De extreme fantasie ook. De idealen. En altijd leidt het ons naar ergens en ook weer naar nergens,’ zo zegt ze over volksdans. Waarin resulteert deze fascinatie nu?
Centraal op de scène staat een groot draaiorgel, speciaal ontworpen door Herman De Roover, met zijn waaier van pijpen, parmantig als een pauw. Dat laatste beeld duidt ook de rol van het instrument: het eist voortdurend zijn plaats op. Een uur lang wordt het orgelboek nagenoeg zonder oponthoud door het instrument gedraaid, en volgen de musettes, tarantella’s, pavanes en andere dansen elkaar op. Daarbij beperkt de muzikale speelruimte zich tot versnellen of het aanspreken van andere registers. Sporadisch wordt de ponsband ontkoppeld, wat leidt tot momenten waarin slechts bourbons en geruis klinken, als prettige noise-intermezzi. Niettemin is het kader voor de dansers erg strak.
Het bewegingsmateriaal staat desondanks ver van de muziek, de originele volksdanspatronen zijn grondig doorgewerkt. Af en toe ontwaar je nog cirkels, lijnen en s-vormen als eenvoudige grondfiguren, die in beperkte mate een pendant krijgen in de armbewegingen. Want dat is wat we te zien krijgen: bewegingen veeleer dan dansjes. Talrijke kleine dingen herinneren daarbij aan wat eens die volksdans was: buigen, knielen, huppelen, kruisen van benen, zijwaartse passen, lopen op de hielen. Het resultaat is bevreemdend. De kijker moet het stellen met een speelse sfeer, een dansfeest – de vier danseressen zijn overigens fel opgemaakt en kleurrijk gekleed, alsof het zondag is. Ondanks het vertrekpunt en de details die een concrete sfeer ademen is het werk bijzonder abstract, wat zoveel wil zeggen als nauwelijks leesbaar.
Die confrontatie is treffend en wakkert de fascinatie aan, omdat je niet weet waar het stuk naartoe gaat, evenmin waar het naartoe moet. In tegenstelling tot conceptuele dans die op zo’n manier een subliem gevoel beoogt is ‘Ad Vi La’ Va Pu La’’ echter volstrekt pretentieloos. Wellicht ontbreekt ons vooral een kijkkader om de fantasierijke kaleidoscoop te interpreteren, terwijl de interpretatie toch radicaal aan de kijker wordt overgelaten. Het volkse dansplezier is een hedendaags dansplezier geworden, dat in zijn naïviteit bij uitstek een dansant spel met figuren en intensiteiten is, een spel om naar te kijken.
Na een tijd krijg je als kijker toch een wat leeg gevoel bij dit valse exotisme. Het bewegingsonderzoek is weliswaar hedendaags, maar de momenten waarop magie werkzaam is zijn zeldzaam. Het fragmentarische en grillige karakter van de suite lijkt deels ook wel voort te komen uit een beperkt choreografisch inzicht, waardoor Bartoletti’s stuk als menig ander debuut te kampen heeft met een gebrek aan helderheid. Enkele trage danspassages met zwierige armbewegingen in een expressionistische stijl doen zelfs ouderwets aan – terwijl net die paradoxaal genoeg teruggaan op de moderne danstraditie.
Uiteindelijk ontneemt vooral het gebrek aan ademruimte in de muziek – waarbij gezegd mag dat je van een uur lang draaiorgel behoorlijk duizelig wordt – de dans heel wat mogelijkheden. Er is geen moment waarop een beweging alle aandacht naar zich toe kan trekken, ook geen moment waarop de kijker kan verwijlen bij een of ander. Het orgel gaat maar door als een machine, de dans moet volgen, totdat een van de dansers erbij neervalt, een gevoel dat je als kijker graag deelt. Met haar debuut ‘Ad Vi La’ Va Pu La’’ heeft Bartoletti een interessant experiment opgezet, het resultaat weet nog niet helemaal te overtuigen. Hopelijk volgt dat in de toekomst nog, als Vooruit een hype rond traditionele dans weet te ontketenen.