Een roadmovie van het zelf
Met ‘Highway 101’ maakt de Amerikaanse choreografe Meg Stuart samen met een groep van dansers en kunstenaars een reizend project dat zich telkens wil laten leiden door de locatie. De Kaaitheaterstudio’s zijn als reële ruimte een aanleiding om een reeks imaginaire ruimtes te creëren die elkaar doorkruisen. In talrijke verwarringen omtrent de verhouding tussen het private en het publieke, het verleden en het heden, technologische ficties en live beweging, speelt Stuart weerom een vernuftig spel dat het lichaam als identiteitscentrum fragmenteert.
Sedert tien jaar is Brussel de uitvalsbasis van Meg Stuart en haar gezelschap Damaged Goods, wat betekent dat de Amerikaanse choreografe reeds een decennium een belangrijke rol speelt in het Vlaamse danslandschap – wat recent ook gewaardeerd werd met een erkenning door de Vlaamse Gemeenschap. Met haar aanhoudend onderzoek naar het lichaam heeft Stuart sinds ‘Disfigure Study’ (1991) ook het gezicht van de hedendaagse dans als dusdanig ingrijpend veranderd. Het samengaan van brute lichamelijke dans die lelijkheid en geweld niet schuwt met een conceptuele gedachtengang over fragmentering en identiteit heeft in zijn radicaliteit elk esthetisch formalisme en elke banale theatraliteit achter zich gelaten. ‘Highway 101’ mag dan al tot het meest serene werk van Stuart behoren, het is er niet minder pregnant om, en roept waanzinnig veel vragen op.
Net als de improvisatiereeks ‘Crash Landing’ die sinds 1996 verscheidene steden aandeed, en daarbij lokale kunstenaars betrekt in het artistieke proces, zal ‘Highway 101’ op reis gaan. Zoals de titel van het project suggereert heeft ‘Highway 101’ in die zin iets van een road movie, met tussenstops. ‘Ik wilde een project maken waarin we zouden reizen langs verschillende steden, een project met meerdere ingangen, waarbij ook verschillende mensen zouden passeren gedurende een jaar, dansers, performers, schrijvers en kunstenaars van mijn eigen gezelschap, maar ook mensen die we ter plaatse ontmoeten bij elke halte. De idee is er dus geen van een vaste groep, maar van een die draait op uitwisselingen en rotaties en zo het artistieke proces verrijkt,’ zegt Stuart. Damaged Goods is dan ook niet wat je noemt een traditioneel dansgezelschap, waarbij Stuart als choreografe de plak zou zwaaien. Een combinatie van dansers, een dramaturg, beeldend kunstenaars, videasten en geluidsingenieurs waardeert een persoonlijke inbreng van ieder afzonderlijk, en een artistieke kruisbestuiving als kern van het werkproces.
Kudde
In tegenstelling tot ‘Crash Landing’ is ‘Highway 101’ geconcipieerd als een locatieproject, zegt Stuart: ‘We wilden een stuk maken buiten het conventionele theater. Ik kreeg de smaak te pakken toen we in 1994 reeds zo’n project deden in het SMAK in Gent, ‘This is the Show and the Show is Many Things’, waarbij de kunstenaars rondliepen en interventies deden tussen het publiek en de beeldende kunst. Ik hou ervan op locatie te werken, wat niet zozeer site specific hoeft te betekenen. De Kaaitheaterstudio’s zijn ondergebracht in een complex gebouw, er zijn veel verborgen hoekjes en kantjes die je normaal niet ziet, maar die je nu wel kan betreden. Omdat de kijker zich verplaatst gaat hij heel zelfbewust met de ruimte om. Het is moeilijk voor te stellen hoe groot het gebouw eigenlijk is, alles zit nogal op elkaar gepakt. Tegelijk is de nabijheid heel groot, je kan intiem in een hoekje zitten terwijl je toch de mensen in de ruimte ernaast hoort. Er is veel glas, zodat je hier en daar los doorheen het gebouw kijkt. Er zijn talrijke kleine dingen die de ruimte erg fascinerend maken. Het is belangrijk om al die zaken ook op te nemen in de choreografie. Je kan een goed idee of algemeen gevoel hebben, maar moet jezelf ook afvragen hoe het daar en daar zou werken. De choreografie moet heel open zijn, beweeglijk en transformeerbaar. Want het is uiteindelijk het gebouw dat ons leidt, onze lichamen en bewegingen affecteert, en een impact heeft op het werk dat we doen. De ruimte is bij wijze van spreken een van onze medewerkers.’
De ruimte bepaalt ook mee de rol van het publiek, dat gedurende de voorstelling kan rondlopen, bijna als in een tentoonstelling. Stuart wilde een stuk maken waarbij niet enkel de dansers, maar ook het publiek beweegt. Door zich te verplaatsen van ruimte naar ruimte, geleid door de voorstelling, moet de toeschouwer komen tot een singuliere ervaring. Op een bepaald ogenblik wordt iedereen samengedreven op de binnenkoer en doorheen de ramen zonder schroom bekeken door de dansers. In een enkel gebaar maakt Stuart de kijker bewust van zijn aandeel in de voorstelling: ‘Het publiek wordt gewezen op zijn aanwezigheid. Iedereen samen fungeert als een massa lichamen, als één groot lichaam. De dansers daarentegen staan telkens op zichzelf, steeds als enkeling. Het publiek is een kudde, het heeft een gedeelde verantwoordelijkheid en een gedeelde interesse.’
Daarmee is de relatie tussen kijker en danser nog geen centraal thema in ‘Highway 101’. Er is voldoende afstand, het publiek gaat van scène naar scène, maar moet niettemin de betekenisstructuur mee voltrekken voor Stuart: ‘Ik wil dat de kijker zelf zijn sporen en verbanden trekt, de gaten tussen de verschillende elementen opvult. Doordat hij beweegt of op de grond ligt terwijl hij de beelden bekijkt, voel je dat er een choreografie leeft in de ruimte. Je wordt geleid, gaat op in een geheel van lichamen, en dan ben je weer vrij en moet je kiezen. Totaal vrij moest het niet zijn, zodat er toch een zekere intensiteit bewaard wordt doorheen de avond, dat wilde ik niet zomaar opofferen.’
Gebruikswaarde
‘Highway 101’ bestaat uit een reeks onafhankelijke delen die op verschillende plaatsen in het gebouw doorgaat. Op welke manier werd het dansmateriaal ontwikkeld? De basis daarvoor werd reeds afgelopen zomer gelegd tijdens de tentoonstelling Laboratorium in Antwerpen, waar Stuart als choreografe aan deelnam. Toen waren de zogenaamde ‘morphing studies’ opmerkelijk. ‘Morphing betekent overgaan van de ene toestand in de andere, een idee overgenomen van de computertechnologie. We hebben er met de dansers op gewerkt om zo’n aanpak over te planten op dans, met een belangrijke rol voor het lichaam,’ zegt Stuart. Die bewegingen kunnen abstract zijn of een herkenbare vorm aannemen, bijvoorbeeld vrouwen die zichzelf opblazen tot een machotype.
Voor ‘Highway 101’ kwam veel materiaal tot stand in relatie tot media. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van bewakingscamera’s en van videobeelden. Stuart legt uit: ‘We spelen met de relatie tussen reële aanwezigheid en sporen ervan op beelddragers, en ook hoe het lichaam met dat laatste omgaat. De bewakingscamera voert het bekeken worden in als een belangrijk thema. Het gaat om verplaatsing en uitwisseling, een verwarring tussen ben ik daar of is het een herinnering van mezelf? Is het echt of niet echt, live of vooraf opgenomen? Welk van al die momenten is het heden, waarvan zijn we zeker?’
Het is Stuart echter niet om een bewegingstaal zonder meer te doen is. Zo lijkt het principe van 101 ‘task/dances’, dat een van de uitgangspunten was, opgevat te moeten worden in functie van de gebruikswaarde van het materiaal, om wat het bewerkstelligt. Stuart: ‘We maken niet zozeer bewegingsmateriaal aan, maar hebben bijbedoelingen die al dan niet zichtbaar kunnen zijn. Door te bewegen willen we dingen terugvinden, veranderingen ongedaan maken, bepaalde ervaringen oproepen. De taken zijn daartoe op verschillende manieren vormgegeven, in relatie tot de ruimte, of de inwendige ruimte.’ Daarmee is de betekeniscontext van ‘Highway 101’ er een die voortdurend uitdijt, niet enkel omdat de dans de kijker aan het denken zet, maar ook omdat de beelden zelf werkzaam zijn, een duizeling in gang zetten.
Door de media verwarringen te laten stichten tussen heden en verleden, tussen realiteit en fictie, komt Stuart weerom terecht bij een van haar favoriete thema’s: ‘Het camerawerk is een andere manier om het lichaam te fragmenteren, een manier om nieuwe perspectieven en invalshoeken te bekomen. Het gaat over de plaats van het geheugen, en de afstand tegenover een bepaald moment, de herinnering ervan, de perceptie nu, meer bepaald je persoonlijke perceptie. Het lichaam is altijd bemiddeld, en dat is de manier waarop we het willen waarnemen. De toestellen die we hier gebruiken zijn als machines die het lichaam op een nieuwe manier regisseren.’
Psychose
Met het lichaam als locus voor identiteit haalt Stuart ook mogelijke claims op het private neer: ‘We creëren een verwarring tussen de private en de publieke ruimte, een omkering van beide, in functie van een exploratie. In ‘Highway 101’ is er de bemiddeling door de media: hoe kan het private publiek worden door middel van projectie? Het gaat over de manier waarop de technologie onze private ruimte doorsnijdt. Hoe het soms moeilijk is om die ervaring zichtbaar te maken, om dat ene moment te archiveren, te verzamelen of te registreren. Wij hebben de drang om onze herinneringen van dingen die we meemaken samen te houden. Het lijkt me belangrijk die dynamiek van een verlangen naar het private bloot te leggen.’
‘Soms spookt er door mijn hoofd een soort pornografische neiging om alles te openbaren, maar tegelijkertijd te verbergen waar het eigenlijk over gaat. We willen tegelijk iets laten zien en toch niet. Bijvoorbeeld het tonen van persoonlijke gedachten zonder echt tegemoet te komen aan de wens van de kijker iemands gedachten te lezen. Het gaat erom dat mensen het grootste deel van de tijd hun geest controleren, en hun verlangens.’ Klaarblijkelijk willen mensen voortdurend hun lichaam, identiteit en leefruimte markeren. Wat in ‘Highway 101’ begon bij de reële ruimte van de studio’s stevent uiteindelijk af op een stapeling van talrijke tijdruimtes die elkaar doorsnijden, dus eveneens mentale of imaginaire ruimtes. De technologie manipuleert het lichaam en het gedrag, en toont daarmee op treffende wijze de polyfonie van de persoonlijke identiteit. Ook in die zin heeft ‘Highway 101’ met morphing te maken voor Stuart: ‘Ik werk met gevangenschap, met de vallen die we voor onszelf opzetten. Er is een reis tussen onszelf, tussen verschillende verschijningen van onszelf, tussen onze veranderingen. Hoe worden we als persoon bepaald? Hoe gaan we daarmee om?’
Vanuit die gedachte belanden we nogmaals bij de titel, die naast alle mogelijke reisgedachtes voortkomt uit een persoonlijke ervaring uit Stuarts kindertijd: ‘Gedurende een lange tijd leefde ik in Californië, mijn ouders waren gescheiden. Mijn moeder leefde in Zuid-Californië, mijn vader in het Noorden, en ik reisde op en af langs de Highway 101. In het weekend werd ik afgezet aan de snelweg, en mijn vader kwam me ophalen. Het was de plaats waar ik besefte dat ik in twee totaal verschillende werelden leefde op hetzelfde ogenblik.’
Het idee in meerdere werelden of tijdruimtes te kunnen leven wordt in ‘Highway 101’ op de spits gedreven op honderdeneen manieren, waarbij technologie en lichaam deelnemen aan dezelfde psychose. Stuart wil zich inderdaad bezinnen over dat typisch menselijke fenomeen: ‘Ik denk dat we in talrijke ruimtes leven, dat zoiets heel natuurlijk is voor ons. Er is ook de experimentele factor in onze omgang met de toekomst. Mensen willen hun lichaam en hun mentale toestanden in de toekomst voorbereiden, door hun relaties tot allerhande menselijke condities te onderzoeken. Het is ook niet altijd duidelijk in wat voor verregaande mate de wetenschap reeds met mensen experimenteert, bijvoorbeeld door genetische manipulatie. Ik vind dat niet per se een negatieve zaak, voel niet de nood om daar uitspraken over te doen, alsof we ons op drijfzand begeven. Precies de relaties van mensen tot allerhande media in wetenschappelijk onderzoek maken duidelijk dat wij ons gemakkelijk aanpassen. Ik vraag me af waarom wij zo gemakkelijk dingen adapteren.’