Vogelgriepperspectief

Etcetera 1 Feb 2006Dutch

item doc

Contextual note
Deze tekst verscheen in het themanummer 'infected' van Etcetera, jg. 24 nr. 100, febr. 2006, pp. 55-56. In de originele publicatie is ook een reeks afbeeldingen opgenomen.

Sinds choreograaf Martin Nachbar en danscriticus Jeroen Peeters in september 2005 het internet bel- en chatprogramma Skype op hun computer hebben geïnstalleerd, houden ze geregeld chatsessies om over hun bezigheden te kletsen en ideeën uit te wisselen. Wat volgt is de bewerking van een dialoog gehouden tussen Brussel en Graz op 10 oktober 2005 van 11:15:37 tot 12:27:10 uur, waarin ze greep trachten te krijgen op de virusmetafoor in het kunstdiscours, zich realiserend dat ze zelf al lang besmet zijn.

Martin Nachbar: Hola senhor. Eindelijk een beetje zon in Graz! Repetitie begint zo. Maar eerst, zoals gewoonlijk, WLAN party! Hoe gaat het ermee?

Jeroen Peeters: Hallo, welkom terug in Graz! Ik durf erom te wedden dat je een lekkere Käsekrainer hebt gegeten in Wenen?

[Een Käsekrainer is de koning onder de Weense worsten, knapperig en met gesmolten kaas binnenin die vrolijk naar buiten spuit en lekt wanneer je erin prikt. Wordt meestal geserveerd in stukjes gesneden, met zoete mosterd en een snee zuurdesembrood erbij.]

MN: Oh nee. Ik dacht eraan maar vergat het dan weer. Ook al omdat ik niet langs de Wurst Kaiser aan Schottentor ben gekomen...

JP: Inderdaad, we gaan er prat op te leven in een wereld zonder god, koningen en keizers, maar soms heb je daar spijt van.

MN: Ja, vooral wanneer je directe toegang tot de keizers van deze wereld hebt!

JP: Gisteren las ik een artikel over re-migratie naar Turkije, een soort van brain drain van de tweede generatie uit Duitsland, Nederland en België. Vreemd was de vaststelling in het stuk dat kebapkramen werkelijk een fenomeen zijn van West-Europese steden... ik ben nooit in Istanbul geweest, maar vond dit eerder vreemd. De kebap in Brussel en Berlijn is in ieder geval erg verschillend.

MN: Ja, de kebaps zijn in zekere zin geadapteerd. Een mix van West-Europese frietkramen en Turkse recepten. Maar in de film Gegen die Wand van Fatih Akin is een scène in Istanbul en daarin zie je ook enkele kebapkramen. Misschien waren die geherimporteerd?

JP: Het lijkt wel dat we ons dagelijkse hoofdstuk schrijven van barthesiaanse mythologieën in de 21ste eeuw...

MN: Inderdaad. En ik heb het gevoel dat die nieuwe hoofdstukken niet zozeer op beelden focussen maar ook intensiteiten en vluchtlijnen van uitwisseling bevatten. Dat is minstens waar het project Mnemonic Nonstop voor mij over gaat en dat laat zijn sporen na in alles wat ik denk en schrijf op dit moment.

JP: Daar was ik de voorbije maand ook al achter gekomen... de vloeibaarheid van Skype verschilt dus niet zo erg van de gesmolten kaas in een hete worst??

MN: O ja, het lekt allemaal of vloeit over. Je moet welgeteld de lekken en randen identificeren en je weet hoe de wereld in elkaar zit... echt, dit soort van beelden lijkt me ‘hedendaags’ te zijn. Het beschrijft een gelijkaardig fenomeen als Deleuze & Guattari’s vluchtlijnen, kieren etc., maar ze waren grafischer – wat als metafoor eerder in de jaren tachtig thuishoort.

JP: Ik geloof dat de metafoor van vloeibaarheid eigenlijk stamt uit de jaren zestig (denk aan beeldend kunstenaars als Robert Smithson en Ed Ruscha) en zeventig (de hype rond driften en stromen in de Franse filosofie). Vandaag gaat het meestal over virussen, intoxicatie, contaminatie en infectie, niet?

MN: Hmmm, virus etc. zijn me voor het eerst ter ore gekomen in 1994 via Katie Duck, zelf een product van de jaren zeventig maar wel altijd haar tijd vooruit. Misschien heb je gelijk. Misschien is het gewoon mijn persoonlijke omslag van grafieken naar vloeistoffen. Het is mogelijk om beide manieren te vermengen: vloeistoffen bevatten en transporteren immers vaak virussen en giften.

JP: Het is gewoon duidelijk dat we inzake metaforen een retro-mode koesteren. Ik herinner me enkele jaren geleden geschreven te hebben over de sphyraena barracuda om het te hebben over ‘toe-eigening’. Het is een prachtige maar gevaarlijke en vraatzuchtige vis die zichzelf na verloop van tijd vergiftigt omdat hij kleine, zwakke en zieke vissen eet.

MN: Ja, metaforen gedragen zich ook als virussen, vinden zichzelf heruit, kruipen tussen waar mogelijk… Oh, dit is beangstigend: hoe het er allemaal toe neigt heen en weer en voorover te plooien… Nu ga ik repeteren. Nog een fijne namiddag (y).

JP: (|-(

MN: De lichtfilters zijn laat aangekomen. Nog wat tijd om te chatten dus. Wat gedacht van membranen, vaccins en dammen in onze beeldspraak?

JP: Wat gedacht van filters? Je kunt geen regel schrijven zonder verstrikt te geraken in metaforen…

MN: Dat is nu de schoonheid van taal. En tegelijkertijd is er ritme en melodie. Aspecten waarvan de betekenis meer op de voorgrond komt in performance… En in het Duits: herstellen, darstellen, ausstellen, herausstellen. Laten we even helemaal doordraaien :-)

JP: Darstellen, dat is inderdaad nogal een woord. Het bestaat enkel in het Duits, in de meeste andere talen valt het samen met vorstellen. Wist je dat Franse filosofen het neologisme ‘présentification’ bedachten om het te kunnen vertalen? Geen idee of ze al aanbeland zijn bij de andere termen uit onze reeks…

MN: Ik hou van nieuwe woorden, uitgevonden om vreemde woorden te vertalen, of beter nog om bepaalde ervaringen uit te drukken die nog niet beschreven zijn. Meister Eckhart was een grote uitvinder in die zin. En als grondleggers van invloedrijke bewegingstherapieën aan het einde van de twintigste eeuw waren ook Bonnie Brainbridge-Cohen (BMC) of Feldenkrais dat op hun manier. Ze streefden ernaar mens en lichaam te integreren door te focussen op de lichamelijke aspecten van de persoon.

[Eckhart von Hochheim, beter bekend als Meister Eckhart (°1260 in Tambach of in Hochheim, †1328 in Keulen of Avignon), was een van de belangrijkste theologen, mystici en filosofen van de christelijke middeleeuwen.]

JP: Je bedoelt dat ze nieuwe lichaamsconcepten uitvonden om bepaalde ervaringen en benaderingen van het lichaam op te wekken, te beschrijven, te analyseren of te reproduceren?

MN. Ja. En Meister Eckhart vond ook woorden uit om transcendentale ervaringen te beschrijven.

JP: Een interessant probleem hier is dat sommige ervaringen van zo’n singuliere aard zijn dat men zich kan afvragen of het wel productief is er nieuwe woorden voor te bedenken. Niet enkel omdat taal in zekere zin ruw is, maar ook omdat het een middel is om dingen te delen: wat als bepaalde woorden uiteindelijke slechts door één persoon worden gedeeld?

MN: Hmmm, ik geloof dat dit afhangt van wat we meestal charisma noemen. Die Eckhart-kerel had ogenschijnlijk een hele hoop groupies. De formule gaat min of meer als volgt: hoe meer charisma hoe meer deelzaamheid er beschikbaar is, dus hoe meer woorden er kunnen worden bedacht en in de viruspoel worden gegooid.

JP: En de notie ‘groupie’ brengt ook nog een bijzondere definitie van delen met zich, met vloeistoffen en zo. Misschien leidt dat ook wel tot het delen van woorden voor gedeelde ervaringen?