Het licht? Kijk eens in de koelkast
Mathilde Monnier met 'Déroutes' in deSingel
Wandelen is een alledaagse beweging die we allemaal delen. Sinds Merce Cunningham is het ook een basisfiguur van de moderne dans, op zoek naar autonoom bewegingsmateriaal. En er is de bergwandeling van de schizofrene dichter Lenz, verhaald door Georg Büchner in 1835. In Déroutes wandelt de Franse choreografe Mathilde Monnier verder in hun spoor, verweeft complexe ruimtelijke trajecten tot een bewegingslandschap dat uitloopt in een mentale ruimte. Binnen de geïnstitutionaliseerde Franse dans is Monnier nog steeds een buitenbeentje met haar combinatie van onderzoek, een uitgesproken modern formalisme en een conceptuele openheid.
Dertien mannen en vrouwen, dansers en niet-dansers, wandelen ruim en uur kriskras door elkaar. Ieder heeft zijn bewegingspartituur, de een loopt traag, de ander hellend, nog iemand ter plaatse. De variaties op het wandelen zijn eindeloos. De ruimte wordt ook gedefinieerd door allerhande metalen objecten van scenografe Annie Tolleter, panelen en buizeninstallaties die zich tot rechtoplopende lichamen verhouden. Soms raakt een danser daarin verstrikt, of legt iemand al botsend en klauterend steeds hetzelfde parcours af, als door een speeltuin.
Al het gewandel is erg fijn gechoreografeerd en noodt de blik in een soort landschap: in een belevingsruimte dus, voorbij welomlijnde beelden. Daaruit volgt een versplinterde maar fantasierijke wereld waarin de verhoudingen tussen binnen en buiten niet langer kloppen. Een erg zwijgzame wereld ook, omdat beelden en taal er niet langer functioneren als sleutel. Als een danser zich met twee opgeblazen banden langsheen enkele installaties probeert te bewegen, toont die wanverhouding zich ook. Of neem de scène waarin alle dansers plots op hun hoofd staan: met lichaam en geest als referent staat de wereld hier letterlijk op zijn kop.
Door talrijke contactmicrofoons in de installaties, buizen en opblaasbare volumes, creëert geluidsontwerper eriKm een helder verlengstuk van deze wereld waarin geen afstand meer is. De nabijheid en aanraking die van de werkelijkheid een chaos maken, zijn voortdurend aanwezig in de live soundtrack, en dragen bij tot een andersoortige contemplatie.
Monnier redt deze abstracte wereld van de waanzin door het speelse gebruik van kleine objecten en kostuums – plots lopen er een parachutust en een kerstman rond. Elementen ook die niet afhangen van een visueel begrip, zoals grote blokken ijs (temperatuur) of waterstraaltjes (vocht). En enkele anekdotische momenten die een loopje nemen met de verdwijning van de vertrouwde werkelijkheid: zo verdwijnt al het licht plots in de diepvriezer vooraan. Uiteindelijk blijft één danser over, ergens ter plaatse gevat in een onmogelijke wandeling, alsof de explosie aan trajecten zich inderdaad in dat ene hoofd afspelen.
Déroutes is ongetwijfeld een van de boeiendste werken van Monnier, met een choreografische rijkdom waarin de dansers een grote hand hebben. Toch is de ruimtebehandeling erg klassiek, de conceptuele gelaagdheid al te geconstrueerd, de ambiguïteit en verwarring slaan maar zelden over naar de ervaringsruimte van de toeschouwer. Monnier actualiseert een stuk moderne dansgeschiedenis, maar die wordt veel radicaler uitgediept door haar jongere landgenoten Boris Charmatz en Jennifer Lacey. Wanneer krijgen we hen te zien in deSingel?