Bloedvergieten voor onsterfelijkheid

Jan Fabre met 'Je suis sang' in deSingel

De Morgen 25 Aug 2003Dutch

item doc

Twee jaar na de Cour d’Honneur op het theaterfestival van Avignon presenteert Jan Fabre zijn successtuk Je suis sang (conte de fées médiéval) in deSingel. Het gaat om een ‘hercreatie’, omdat de gebeurtenissen en het vele bloedvergieten op het wereldtoneel daarom leken te vragen, aldus Fabre. In zijn middeleeuwse sprookje vloeit het bloed rijkelijk, lichamen zijn er het strijdperk waar schoonheid, utopie en geweld elkaar ontmoeten.

Met een strak gechoreografeerd ballet trekt een groep geharnaste dansers ten strijde. Terwijl ze eenzelfde figuur nauwgezet herhalen, maakt een strijder zich los uit de groep en zwaait vervaarlijk met zijn zwaard. Hij tuimelt zijn wapen achterna, maar herstelt keer op keer zijn evenwicht, tot hij er uiteindelijk toch bij neervalt. In zijn bevreemdende schoonheid kondigen het tafereel en zijn herhalingen reeds de excessen en het fanatisme aan die zullen volgen.

Opperpriesteres Els Deceukelier dwaalt rond met een groot boek en steekt een litanie af in plechtig Latijn. Twee langgerokte kwakzalvers met een trechter op het hoofd (Anny Czupper en Dirk Roofthooft) vertalen haar boodschappen in de Franse volkstaal. Anno 2003 leven we nog steeds in de middeleeuwen, zo leren we, omdat de mens met zijn lichaam, driften, ziektes en fantasieën al bij al weinig veranderd is sedertdien. Anderhalf uur lang staat dat lichaam dan ook centraal, met name de ‘vochtige en kleurrijke’ binnenkant daarvan, en wordt het bloed in al zijn aspecten bezongen. De uiteindelijke utopie waar deze mystieke chirurgijnen het volk voor willen winnen is om bloed te worden. Een oneindig lichaam voorbij driften en kwetsbaarheid, waarin de hele wereld vervloeit.

Daartoe barst eerst de strijd los. In een ruimte vol aluminium tafels die zowel een kliniek, slachthuis als martelkamer kan voorstellen, worden de achttien overige acteurs, dansers en muzikanten onderworpen aan een bloedige orgie. Terwijl een groep bruiden zich verlustigt in groteske menstruatiebloedfantasieën, worden mannen gecastreerd. Een laatste verandert in een woeste stier als hij uitgedaagd wordt door enkele bruiden die met hun kleed wapperen. Elders worden messen gewet, volgen geselingen, lopen mensen te pronken met hun afgehakte ledematen of springen uitzinnig lachend en gillend naakt rond. Dit bizarre pandemonium doet nog het meest denken aan de schilderijen van Hiëronymus Bosch.

Naast de verbeeldingsrijkdom en precisie waarmee Fabre deze beelden ensceneert, treft ook hun gelaagdheid aan betekenis. Als een danseres ‘Son of a Preacher Man’ van Dusty Springfield zingt, vermengt het geweld zich met travestie en popcultuur. ‘Les joyeux bouchers’ van Boris Vian onderstreept de groteske humor. En weerom schoonheid als twee danseressen zich na een ‘behandeling’ op het speelvlak begeven terwijl glaasjes aan hun huid kleven. Ondertussen worden alle insnijdingen opgesomd die nodig zijn om geheel in bloed te transformeren.

Een grote plas bloed, zo ziet de verwerkelijking van die fantasie er tenslotte uit. Meer dan deze utopie van een ultieme transgressie, gaat Je suis sang over het geweld dat ermee gepaard gaat. Cultuur heeft een prijs, vaak betaald door het lichaam. Gebeurt veel bloedvergieten immers niet omwille van verwaande utopieën en ideologieën? Bij Fabre brengt de schoonheid dat in herinnering: pas door de erkenning van het geweld die ze behoeft, is er sprake van sublimatie. Ook het lichaam toont zich een betekenisvolle grens: pas in de dood wordt zijn kwetsbaarheid opgeheven. Je suis sang baadt weliswaar in een mystieke sfeer, maar heeft een interessante politieke ondertoon door zijn reflectie op schoonheid, utopie en geweld.