Kijken met vingers en oren

Benoît Lachambre en Boris Charmatz tonen ‘Danses à ne pas voir’

De Morgen 5 Sep 2003Dutch

item doc

Contextual note
Tot 5 oktober zijn er op diverse locaties in Parijs nog interventies, installaties, film en video te beleven van onder meer Charmatz, William Forsythe, Steve Paxton en Jan Ritsema. Info en reservatie: www.entrainements.net

Hedendaagse dans laat zich geregeld in met een kritische benadering van waarneming en blik. En ook voorstellingen met blinde dansers zijn niet ongewoon. Blinde toeschouwers daarentegen zijn een vreemd gegeven voor podiumkunsten, waarin doorgaans een gemeenschap van kijkers centraal staat. Dat is nochtans waar de Franse choreograaf Boris Charmatz en zijn Canadese collega Benoît Lachambre mee spelen in Danses à ne pas voir, waarmee het project Entraînements opende in Parijs.

Een voor een worden de toeschouwers binnengeleid in de ruimte waar zich Tracer van Lachambre zal afspelen. Via koorden en aan de arm van een performer krijg je een zitplaats op een kussen, rondom is het pikdonker, en dat zal een uur lang zo blijven. Slechts via het geluid kun je je een beeld van de ruimte vormen: dansers die zich stampvoetend voortbewegen, die zich veraf of juist heel nabij bevinden. Soms geven ze een instructie, bijvoorbeeld om een eindje door de ruimte te kruipen. Er volgt een confrontatie met enkele tactiele objecten: een stuk zeewier dat zout ruikt, een net dat langs je rug glijdt, balonnen gevuld met water.

Tussendoor vertellen de performers flarden van een verhaal over speekselbellen, wervelkolommen die zich spannen en mijmeringen die aan de zee doen denken. Los van deze meer theatrale component, is vooral de ervaring van blindheid interessant, een veelheid aan indrukken die evenveel verbeelding als verwarring sticht. Immers, wat gebeurt er precies? Tracer gaat inderdaad over sporen die lichamen achterlaten in de ruimte, maar eveneens over het creëren van een fantasierijke ervaringsruimte voorbij het kijken. Welke kennis verwerven we van de dans en het spel dat zich voor ons afspeelt in de duisternis? Of speelt die dans zich misschien voor een goed deel in ons eigen hoofd af, in onze waarneming en verbeelding? Hopelijk werken Lachambre en co het resultaat van dit kortstondige maar fascinerende onderzoek later verder uit.

De bijdrage van Charmatz is een adaptatie van de bestaande video-installatie héâtre-élévision, die al in het Kaaitheater te zien was. Bijzonder aan deze versie is dat ze in ‘audiovision’ beleefd kan worden, waarbij je geblinddoekt wordt en bijgevolg een soort luisterspel bijwoont. Iemand leidt je binnen in de ruimte, vraagt om te gaan liggen op een groot object, met het hoofd op een kussen. Je verneemt dat er een televisie speelt, dat er theaterspots aan en uit zullen gaan, dat het geheel 52 minuten zal duren. Afwijkend van de originele versie is een uitwerking van de soundtrack, die weerklinkt vanuit de televisie, in de ruimte en vlakbij je oren. En er is een extra luidspreker, met een stem de hele tijd nauwgezet beschrijft wat er gebeurt.

Hoewel zo’n ‘audiovision’ gebruikelijk is voor blinden, leidt ze voor geblinddoekte zienden tot een paradoxale ervaring. De stem beschrijft op een neutrale manier wat ze ziet en laat uitschijnen dat haar kijken samenvalt met wat ze vertelt, iets wat natuurlijk onmogelijk is. Het geeft een idee over de kennis die blinden opbouwen over het kijken: die kennis is ‘propositioneel’, berust op veronderstellingen op basis van informatie uit tweede hand, van de verhalen van zienden dus. Die kennis kan erg groot zijn, maar is tevens abstract, omdat dat kijken ervaringsloos is. Het is een mentale vorm van kijken, die niet verbonden is met de specifieke beelden van theater of televisie, evenmin met een lichaam dat neerligt of rechtoploopt – precies kijkvoorwaarden waar héâtre-élévision over ging. De afwezigheid van een zintuig roept zo interessante vragen op: we staan er maar zelden bij stil dat onze waarneming ergens concreet ‘plaatsvindt’ en dus gebonden is aan allerhande culturele voorwaarden.

De stem beschrijft bewegende lichamen in verschillende kleine ruimtes, en wat ze daarin zoal uitspoken. Fascinerend zijn de momenten dat de beschrijving overstemd wordt door het gestamp, gehijg, gebrul en gezang van de performers, of door de muziek: hier vindt immers een onmiddellijke zintuiglijke ervaring plaats. Het exuberante karakter van de geluidsband, en zijn obscene trekjes komen hier bijzonder goed tot uiting. Tegelijk raakt het aan de kern van Charmatz’ werk: dat ook een mentaal theater uiteindelijk een lichaam behoeft om zich te ontplooien, om concreet plaats te vinden, om grenzen te kennen en kritisch te zijn.