Gespleten schoonheid
Kan conceptuele kunst schoon zijn? En is die vraag wel aan de orde? Lichaam en beweging zijn weliswaar de belangrijkste middelen van de hedendaagse dans, ook reflectie scheert er wel eens hoge toppen. Het collectief Frankfurter Kueche rond Kattrin Deufert en Thomas Plischke interesseert zich bijzonder voor een kruisbestuiving van theorie en praktijk, en gebruikt daartoe diverse media en ongewone presentatieformats. Afgelopen week streek de groep neer in de Brusselse BSBbis met een gevarieerd programma. ‘How to risk beauty with beauty?’, noteerden we tijdens een lezing-performance. Het nieuwe stuk ‘InExHaustible’ brengt die vraag op de planken.
Centraal staat Plischke met de blik op oneindig. Hij beweegt nauwelijks, slechts zijn vingers tintelen. Die beweging breidt zich langzaamaan uit, tot Plischke hevig molenwiekend in de leegte rondom graait. Gedreven door een vreemde dwang lijkt zijn lichaam uit zichzelf te willen ontsnappen, het explodeert bijna. Er hangt een beklemmende stilte.
De toeschouwers zitten langs weerszijden van een smal en langgerekt speelvlak, boven hun hoofden hangt een groot videoscherm dat later opvliegende duiven zal tonen. Aan de korte uiteinden zitten pianist en geluidsontwerper Yasuo Akai en performer Kattrin Deufert. Op de denkbeeldige lijn tussen beide uitersten gaat Plischke op en neer, nu met veel gebaren en haast komische bewegingen. Je moet voortdurend heen en weer kijken, waardoor elk visueel overzicht verbrokkelt.
Intussen vertelt Deufert de slotscène van de film ‘Hannibal’, waarin de gedrogeerde agente Clarice Starling ontwaakt, en speelt Akai de Aria van Bachs Goldbergvariaties, het thema van de beruchte dokter Lecter. De fragmenten roepen beelden en herinneringen op, maar willen niet samenvallen als een puzzel. De scène wordt bruusk afgebroken door een black out en zware, luide brokken noise van Akai. Licht en duister, stilte en lawaai.
Niet enkel de ruimte is rond twee vluchtpunten georganiseerd, ‘InExHaustible’ draait rond meerdere contrasten. Tegenpool voor Plischkes lichaam dat krampachtig zijn eigen grenzen probeert te overschrijden is Deufert, die al sprekend de inhoud van haar geest tracht te controleren. Ze probeert zich mensen en voorwerpen te herinneren, zit voortdurend te tellen, op mechanische wijze, tot ze uiteindelijk aan een halsbrekend tempo in haar eigen gedachten rondtolt.
Alle beelden en bewegingen in ‘InExHaustible’ zijn uitermate sober en strak, maar er klopt iets niet: hun schoonheid ademt geenszins harmonie uit. Achter de vormen woekert schizofrenie, een denken dat van de wereld vervreemdt en in zijn eigen visioenen ronddwaalt. Dat onwerkelijke karakter van zowel lichaam als geest wordt mooi verbeeld als Deufert en Plischke hun voeten goud verven, of de projectie van hun gelaat bedekken onder een laagje goud.
Het motief van de splijting waaiert uit via talrijke details in videobeelden, tekstfragmenten en geluid. Ten slotte neemt ook het licht de hele ruimte in en deel je als kijker in de schizofrenie. Je kunt dan niet enkel de andere toeschouwers observeren, ook je eigen gedachten worden bijgelicht: een ontspoorde verbeelding geeft de schoonheid een spookachtig tintje, ook in je eigen hoofd.
Als Deufert aan het einde nogmaals de scène uit ‘Hannibal’ vertelt, past elk woord precies bij de bewegingen van Plischke. Perceptie en werkelijkheid lijken alsnog terug samen te vallen, en is dat niet het geheim van het schone? Ook de achterliggende bespiegelingen komen hier vanzelfsprekend thuis in een schone vorm, en dat maakt van ‘InExHaustible’ een bijzondere voorstelling.