Ik zeg. Ik spuw tegen de wind in.
1.Een slakkenhuis noemde ik het. Toen was ik enthousiaste critica voor het culturele radioprogramma Sumo op Scorpio. In 97 ging Just Before in première in de Munt. Bij de voorbereiding van mijn recensie besloot ik het te gaan hebben over de spiraal, over het slakkenhuis van wetenschapsfilosoof Gregory Bateson. Niet dat er in de hele voorstelling een spiraal te zien was geweest, laat staan een slakkenhuis. Maar die ineengedraaide oneindige lijn van betekenis was wel hetgeen ik ontcijferde uit het abstracte patroon op de vloer. Het was de metafoor van de ijverige dansrecensent. De ultieme kapstok voor betekenisgeving. Een slakkenhuis, zei ik, om verschillende redenen. Ten eerste omdat deze specifieke behuizing is opgebouwd volgens het principe van de prochromie. Hetgeen wil zeggen dat het in zich steeds de materiële bewijzen van zijn geschiedenis bewaart. Concreet: een slak wordt geboren met een heel klein stukje schaal als bescherming, en gaandeweg zal die schaal zich spiraalvormig uitbouwen tot een volwaardig huis, zonder echter ooit dit oorspronkelijke eerste bouwsteentje te modifiëren. Die eerste stap in de ontwikkeling zal de hele rest van het leven van de slak zichtbaar blijven in de beschermende huls die hij meedraagt.
Vandaar was de link snel gelegd naar Just Before. Langs de ene kant omdat het een voorstelling is die gebouwd is op herinneringen. Herinneringen geïncarneerd in objecten, in personen, of plaatsen. Een verleden dat ankert in een obscuur gehucht in Toscane, of in een gebroken theepot en een paar oude foto’s. En een voorstelling die steeds terugkeert naar haar nog steeds zichtbare uitgangspunt. Naar de haast banale verhaaltjes van elk van haar dansers. De kleine waarheden van de grote structuur.
Maar ruimer nog, voegde ik eraantoe, is het slakkenhuis ook de perfecte metafoor voor het inschatten van het hele traject van Anne-Teresa De Keersmaeker. In elke voorstelling zit immers nog een kern van het prille begin. De lijnen die toen werden uitgezet, blijven in elke nieuwe creatie zichtbaar aanwezig. In een eindeloze spiraal van herhaling en vernieuwing keert zij steeds weer terug naar haar beginpunt, zonder er ooit nog mee samen te vallen. De preoccupatie met herinnering, in kinderspel of in woord. De grillige onvoorspelbaarheid gevat in een meticuleuze structuur.
En ook op dat punt kon ik er nog een weetje aan toevoegen. Want Gregory Bateson was ook een systeemdenker, die zich bezighield met het vastleggen van het systematische in het ogenschijnlijk onvatbare van de natuur. Volgens hem is heel de fysische werkelijkheid opgebouwd volgens logische principes, waarin willekeur of grilligheid geen enkele rol spelen. Wat het slakkenhuis betreft betekent dit dat het zich best op papier laat neerpennen, uitgaande van een eenvoudig principe van vierkanten, die in de linkerbenedenhoek worden ingevuld door andere vierkanten, en waarvan vervolgens de hoeken worden verbonden. Uit deze formele figuur ontstaat een perfect spiraalvormig slakkenhuis. Of hoe je een schijnbaar grillig patroon steeds weer kan benaderen via de omweg van de formule, de grondgevende structuur.
Of hoe de koppige hoekigheid van de dansers nooit zijn grenzen zal verliezen in een choreografie die geconstrueerd is volgens zorgvuldig uitgezette lijnen in tijd en ruimte. Een dansstuk als een partituur van beweging. Het onvoorspelbare dat zich inbedt in de veiligheid van het slakkenhuis.
Alles in rekening gebracht was ik zeer tevreden met deze analyse. Ik had een metafoor gecreëerd die allesomvattend was, en de overhangende restrandjes met een gepast gevoel van aplomb makkelijk onder de tafel kon vegen.
2. Vijf jaar later ben ik nog steeds, of beter opnieuw, recensent. En na zoveel tijd weet ik eindelijk waar dat slakkenhuis eigenlijk echt voor stond. Het is het huis van de criticus. De veilige haven van waaruit hij naar buiten kijkt, en zich indrukken eigen maakt. Eenmaal binnen in de knusse begrenzing van de muren wordt het artistieke product aangepast, verkleind en op maat van de metafoor gesneden. Het is de beschermende schaal waarbinnen de recensent zijn inspiratie zoekt. Of we nu kiezen voor de Bateson-metafoor van het slakkenhuis, of voor het Bachelard-beeld van de schelp, in beide gevallen hebben we het over datgene wat tegelijkertijd behoedt en afschermt. Leven in deze afzondering veronderstelt een eenzame bestaan, maar ook een leven in miniatuur, in de beperktheid van de zichzelf toebedeelde veiligheid.
Het is een standpunt van waaruit al wat groots is en ons te boven gaat, dient te worden gereduceerd tot de grootte van een slakkenhuis, metaforisch aan stukken gesneden tot hapklare brokken voor de cultuurconsumerende lezer. Of toch niet? Is de beveiliging van de muren ook niet de noodzakelijke voorwaarde voor het opbloeien van de verbeelding. Voor het zorgvuldig creëren van een antwoord op de vraag die van het kunstwerk uitgaat. Een antwoord dat niet zozeer beschrijft, en dus tot moment reduceert, maar een parallelle beleving probeert te institueren. Een taal die niet langer over dans spreekt maar zelf danst, om het met Valéry te zeggen. Een taal die haar oevers te buiten gaat, en zich overgeeft aan dezelfde abstracte oninzichtelijkheid als dat dansende lichaam zelf. En zichzelf in dit proces mogelijk opblaast of anderszins overbodig maakt.
Bestaat er een beeld dat in zichzelf de verbeelding draagt van iets dat veel groter is dan zichzelf. Dat tot de verbeelding spreekt van elk van zijn lezers. En dat aanduidt wat niet is gezegd. Is er een taal die spreekt tot het verstand, maar ook het hart van iedereen waarmee ze communiceert, en uitstijgt boven de grenzen van het alledaagse, het banale, het gezond verstand, en alle mogelijke sociale en culturele barrières.
Nee natuurlijk niet. Want ik kan niet houden van een voorstelling. Omdat ik ook hou van kip met appelmoes.
3. Wat het beeld opgebouwd binnen de veilige muren van de verbeelding wel kan is een metafoor creëren die de grenzen tussen heden, verleden en toekomst opblaast. Die relaties legt waar er geen waren, en standpunten vrijmaakt van waaruit eerder niet kon gekeken worden. Wat de verbeelding van de recensent wel kan is een nieuwe toeschouwer creëren. Die niet ziet wat er te zien was, maar leest wat er zou kunnen te zien zijn. En dit doet met volle overtuiging. Omdat ik ik wil zeggen. En waar mogelijk niet wij. Want welk recht heb ik om namens een gedeelde overtuiging te spreken. Al was het maar de veilige aanspraak op de instemming van Bateson of Bachelard. Mijn veilig hol van referenties. Die me knus toedekken met de mantel der algemeen aanvaarde intellectualiteit. Welk recht heb ik om te veronderstellen dat mijn visie op de buitenwereld inzichtelijk zou kunnen zijn voor om het even welk van mijn lezers. Welk ander recht dan de aanvaarding van mijn plicht te zoeken, met steeds wanhopiger moed, naar een uitgangspunt dat mijn slakkenhuis te buiten gaat, overstijgt, en in al zijn verbale bravoure op de kaart zet als onoverkomelijk subjectief terrein. Het huis dus als noodzakelijke bescherming voor een denken dat vervolgens de straat wordt opgeschopt, om zich in al zijn kwetsbaarheid te laten consumeren. Een schrijven dat zich heeft ontdaan van de ’s keizers nieuwe kleren. En is dat dan persoonlijk? Of wat moet ik daaronder verstaan?
(4. Is het persoonlijker het gevecht aan te gaan met de kruispunten van Rosas en mijn intieme geschiedenis? Als ik vertel hoe Achterland me ertoe bracht de regels van de buitenspelval te memoriseren, en de heroïsche ondergang van het Belgische elftal te aanschouwen in een memorabele match tegen Engeland. En hoe deze prestatie mij de appreciatie en affectie verwierf van de die avond aangezette eerste Serieuze Relatie. In de gietende regen, onder de takken van wat ik nu voor het gemak een wingerd zal noemen, al heb ik nog nooit een wingerd van dichtbij gezien, en ga ik in deze alleen maar uit bij het gevoel dat het woord wingerd bij me oproept als ik het geschreven zie staan.
Ik betwijfel het. Al was het maar omdat ik geen “wingerd” van een wingerd kan onderscheiden. Of omdat intimiteit enkel intimiteit initieert. Een blik op mijn persoonlijke kruispunten van betekenis, creëert ten hoogste een gevoel van herkenning, dat de lezer aanzet tot introspectie. Op zoek naar zijn eigen herinneringen aan studentikoze romance en voetbalplezier. Maar het brengt ons hoogstwaarschijnlijk geen stap dichter tot de voorstelling.)
I treated objects without care when it was prescribed to treat them with care. I touched objects which were unnaesthetic and sinful to touch. I separated objects, which were advised not to separate. I failed to keep the required distance from objects, from which it was advisable tot keep the required distance.
5. Wanneer ik mijn perceptie van een artistieke geste heb binnengehaald, heb ik dat gedaan in een poging tot begrijpen. In dat proces heb ik mij de herinnering van de kunstenaar eigen gemaakt, als waren hij en ik intiem met elkaar verbonden. Als zat hij in mij en ik in hem. The erotics of art. Sommige makers laten zich echter niet recupereren. Zij laten je niet genoeglijk opkrullen in de sofa, maar trekken de stoel onder die zelfgenoegzaamheid weg. In de afwijzing van onze stilzwijgende verbondenheid, vind ik telkens weer mijn plaats terug.
Het is zijn taak mij op mijn plaats te zetten, zoals het de mijne is elke keer opnieuw met een hernieuwde onschuld naar zijn voorstelling te komen kijken. Ook als ik zijn werk al tien jaar ken, ook als ik meen niet meer te kunnen bewogen worden. Ook als ik zijn herinneringen op mijn zolder heb opgeborgen. Het is een voortdurend zoeken naar die oorspronkelijke blik. Dat eerste moment van verwondering.
6. Opnieuw: de criticus verhoudt zich tot het kunstwerk, zoals de dansers in I said I tot de objecten, die telkens weer aan hun greep ontsnappen. Ik heb tegen objecten kunnen spreken over voorwerpen. Ik heb voorwerpen kunnen vernietigen. Het object ja, maar nooit het woord voor het object. Je kan het herbetekenen, maar evengoed betekent het niets. Telkens opnieuw sta je voor een frustrerende werkelijkheid die terugwijkt onder je aanraking. Een uitdijend niemandsland van betekenis. Terwijl je de woorden uitspreekt, heeft de realiteit zich al aan je aanspraken onttrokken. Jij zeg ik, en ik praat over de jij die je net nog was, maar die nu jij is geworden. Het is een pervers spel van verleiding. Valmont en de Merteuil in een voortdurend steekspel van kaleidoscopisch uitwaaierende betekenis.
Hoe langer hoe meer groeit het besef van een steeds tegenwoordige ontoereikendheid. Hoe meer ik schrijf, hoe meer de futiliteit ervan me belaagt. Het is een eindeloze loopgravenoorlog in een steeds groter wordend niemandsland. En ik heb nog niet eens zoveel als een glimp van de vijand opgevangen.
In I said I wordt herhaaldelijk afgeteld. Het tellen bepaalt het spreken. De structuur bepaalt wat gezegd kan worden. De taal begrenst de zegbaarheid. Mijn geschiedenis construeert mijn ervaring. Mijn ervaring mijn kijken. En de resultante van al deze factoren omlijnt het heuphoge sleutelgat van mijn perceptie.
Wat valt daarover dan te zeggen. Wat anders dan de beschrijving van een momentopname, waarvan het ervoor en het erna aan mij is voorbijgegaan. Wat meer kan ik zeggen dan dat ik het enkel had over mijzelf. Of over de taal zelf in al haar ontoereikendheid.
7. Schuldbelijdenis van een benoemer: I called anger red I called ultimate questions unanswearable I called horror frightful I called left liberating I called the surface smooth I called the sinner poor I called dignity inborn I called darkness impenetrable I called life rich I called money of no account I called reality vulgar I called snow white I called water fluid ... of deed ik dit niet en maakte ik me daardoor schuldig aan de creatie van nieuw uit te hollen metaforen.
8. Ik sta nu buiten. Ik heb mijn schelp verlaten, en doe datgene wat in al zijn eenvoud de grondslag van mijn schrijven is. Ik scheid het ene van het andere. Ik creëer onderscheid. Ik zeg dat het ene niet het andere is. Ik zeg wat iets niet is. Ik sta in de negatieve bevestiging. Ik zeg ik. In de vier tekstvoorstellingen van Rosas merk ik dat de voorstelling tot mij spreekt waar de tekst het heeft opgegeven. In de danser die de ruimte toelaat in zijn begrip van de beweging en als zodanig het niemandsland overbrugt. Het is beweging die de plaats inneemt die haar is toebedeeld.
En ik: I became dutybound to care...
9. I expressed myself in action I expressed myself in movement I signify with each of my expressions I express myself with speaking I spat against the wind I entered no man’s land
10. Epiloog. In Real Time. Een ultieme clash van betekenissen. Ook hier is de enige kwantificeerbare aanspraak die de taal kan maken er één van registratie. Tellen. Glances, moments, memories, heartbeats, movements. De acteurs stremmen de dans. De taal belemmert de beweging. De ultieme paradox van de benoeming: het ene heeft geen zin zonder het andere. Zonder het vastleggen van de onderlinge relaties. Zonder het beschrijven van de tussenliggende ruimte. Zonder een taal die werkt als een landkaart van betekenis. Een topofiele woordacrobatie. It’s not easy to reassemble things that are smashed. ...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................