Rosas zoekt de balzaal en de jazz op
Het speelvlak heeft nog het meeste weg van een balzaal. Goudgeel geborduurde gordijnen bakenen de ruimte af. Ze pakken de voorstelling in in het luxueuze raffinement van een verschoten salon. De dansers poseren in transparante zijden négligé’s, satijnen hemden en zwarte kant. De hele voorstelling lijkt bestrooid met goudkleurige glitters. Alles ademt een sfeer uit van bestudeerde cool, geposeerde nonchalance en aanstekelijk dansplezier.
Met Bitches Brew zoekt De Keersmaeker de jazz opnieuw op. Gebaseerd op de gelijknamige plaat van Miles Davis uit 1969, laat haar choreografie zich niet alleen inspireren door de muziek, maar ook op de compositiewijze van de jazz. Grote stukken van de voorstelling worden ter plaatse geïmproviseerd, binnen de afgebakende lijnen van een uitgezette structuur. Net zoals de solisten hun plaats opeisen in het 13-koppige ensemble van Davis, zoeken ook de dansers elk op hun beurt de schijnwerper op. In de nadrukkelijke lichtcirkel lijken hun bewegingen groter te worden, hun posities meer exhibitionistisch, hun uitnodiging naar het publiek meer extravert. De rest van het ensemble observeert, en concentreert zich op het eigen traject. Door de beweeglijkheid van de schijnwerper lijkt het speelvlak zich constant te transformeren. Binnen de lichtcirkel ontstaat een dynamische wereld van vermoeiende uitsloverigheid, er buiten installeert zich een andere dynamiek van bestudeerde cool, en verlangzaamde herhaling van het exuberante solomateriaal.
In solo’s, duetten en trio’s gaan de dansers de confrontatie aan met de aanwezigheid van de muziek. In het aanvankelijk erg herkenbare idioom van de Rosas-choreografie sluipen meer en meer onbekende elementen. Danser na danser verliest zich in opvallende zijsprongetjes. In een hip-hop-beweging, of een duet dat recht uit een oude musical lijkt te zijn gestolen. Afrikaanse dans, disco en opzwepende funk infiltreren de voorstelling, tot ze alle structuur lijkt te verliezen, en in het middendeel ontspoort tot een ‘groovy party’, waarin de performers krampachtig op zoek gaan naar onbevangen spelplezier, en het donkere sensualisme van de jazz zich bij sommige dansers maar moeizaam laat vertalen.
Waar Bitches Brew de muzikale leidraad vormt, is er nog een tweede element dat de voorstelling structureert. De projectie van de val van de Tacoma Bridge in Washington State in 1940, brengt een heel andere thematiek aan de oppervlakte. Het onverwachte instorten van een solide betonnen structuur door een samenloop van weersomstandigheden, deed De Keersmaeker opnieuw stilstaan bij de verhouding tussen structuur en vrijheid binnen het ensemble. Net als de dansende brug op het filmpje, vormen de dansers wankele ketens, die door de onderlinge spanningen uit elkaar vallen. De analogie tussen de brug en de choreografische praktijk is overduidelijk. Wat over blijft is het moment van rust, wanneer het feestje op zijn einde loopt, en alleen de brug lijkt door te dansen op de tonen van een eenzame gedempte trompet.
Bitches Brew/Tacoma Narrows is een toegankelijke voorstelling geworden. De choreografie is bij momenten vederlicht. De theatrale elementen zoals rookslierten boven de dansvloer, de opvallende exuberante chic van de kostuums, en de TL-discoverlichting van de overhangende luchter, maken dat de voorstelling baadt in een sfeer van nostalgisch dansplezier. Veel meer dan dit aanstekelijke sfeerbeeld heeft Bitches Brew echter niet te bieden.