Van de hoop en de wanhoop
Sinds 1968 is er heel wat in de wereld veranderd: de recente grote breuken die in de maatschappelijke werkelijkheid werden aangebracht worden stilaan opnieuw voelbaar in de kunst, o.a. in het theater. Maar eigenlijk is de strijd nooit opgehouden. De essentiële probleemstellingen van de 68-generatie zijn blijven doorgroeien. Waarin verschillen het engagement van toen en dat van nu van elkaar en waarin raken ze elkaar?
Misschien brengt de problematiek van de breuk, van de keuze tussen evolutie of revolutie wel een eerste onderscheid aan tussen de toenmalige en de huidige periode: vandaag geloven wij niet meer - in tegenstelling tot toen - over de kracht te beschikken om zelf breuken aan te brengen in de geschiedenis en in de kunst. De werkelijkheid van toen en die van nu wordt door kunstenaars op een andere manier gelezen.
Twintig jaar geleden waren wij ervan overtuigd dat alle uitingen van de maatschappelijke werkelijkheid verwezen naar een bevattelijk en te bemeesteren geheel. De maatschappij bestond uit een basis en een bovenbouw waarbinnen en waartussen zich weliswaar complexe bewegingen konden afspelen, die we echter - gezien het om objectieve gegevens ging - vroeg of laat onder controle zouden krijgen. Eens onder controle kon die structuur uit elkaar gehaald worden en op een rechtvaardiger wijze herschikt. 20 simpel was dat en de marxistische categorieën stuurden ons denken de richting uit van een enthousiast optimisme omtrent de veranderbaarheid van het menselijk bedrijf. Maar, alhoewel we hard duwden, de grote verandering kwam niet. En tijdens het lange wachten daarop werd ons denken meer en meer door de werkelijkheid tegengesproken. Ret grote bouwwerk viel uit elkaar en we gingen ons met aparte stukjes bezighouden in de hoop binnen een kleiner terrein nog iets van onze intenties uit de brand te kunnen redden. De denkpatranen die we hadden gehanteerd waren toen voor een deel niet bruikbaar meer en nieuwe die de oude konden vervangen vonden we niet. En wellicht is dat onze redding geweest. De terugkeer naar een historisch bewustzijn, het verlangen naar een nieuwe eenheid, zoals die zich vandaag manifesteren, worden hierdoor in een juister perspectief geplaatst.
Vandaag gaan we opnieuw de weg op van het fragment naar het geheel, maar zonder gegeven kaders waarin alles zijn plaats moet krijgen. We moeten de werkelijkheid te lijf met open vizier en blote hand; we zijn verplicht haar veel nauwkeuriger, veel dieper te lezen dan voorheen. Het gaat vandaag niet meer om het 'sterft gij oude vormen en gedachten', maar om het uittesten van nieuwe combinaties waardoor we aan de werkelijkheid een hanteerbare grammatica kunnen opleggen. Ze wordt niet meer vereenvoudigd, maar geaccepteerd in haar complexiteit, in haar 'veelheid'. De laatste voorstelling van de Nederlandse groep Maatschappij Discordia - heette die daarom Restauratie? - was in deze materie exemplarisch: een ongemene veelheid van materiaal in een niet direct herkenbare orde na en naast elkaar geplaatst; een veelheid van acteurs die staan voor hun keuze uit dat materiaal, die zonder begrenzing putten uit de wereldcultuur; en dan toeschouwers die uitgenodigd worden om daar hun eigen weg in te vinden, die letterlijk bij deze 'Theatermachers' aan tafel worden gezet en voedsel krijgen, stof.
We raken hiermee tevens aan een verworvenheid van het hedendaagse theater die rechtstreeks voortvloeit uit opties van de jaren zeventig, maar die haar uitwerking kreeg in een andere gedaante dan verwacht: het roepen om mondigheid van al wie niet mondig was, het verlangen naar meer democratie in het theaterbestel en daarbuiten - wat in de artistieke praktijk zijn vorm kreeg in het uittesten van collectieve werkwijzen, in het aanknopen van een directe dialoog met het publiek - heeft zijn vruchten afgeworpen, ook al zijn dat soort van werkwijzen en gesprekken ondertussen alweer grotendeels verdwenen. Door zijn acteurs tot medescheppers van de voorstellingen te maken, door zijn toeschouwers niet te beschouwen als passieve consumenten, maar hen au serieux te nemen als actief denkende individuen van deze tijd heeft het huidige theater gewonnen aan democratie, aan humane kracht. En dat diegenen die dit theater elitair noemen dan maar eens nadenken over hun eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het verontrustende, voortdurende inkrimpen van het contingent aan actief denkende individuen binnen deze maatschappij. Meer dan ooit is kunst nodig om tegen dit soort stromen op te roeien, meer dan ooit hebben kunstenaars als vorm-gevers een functie om de verwarrende werkelijkheid leesbaar te maken. Want 'wat is het moeilijk,' schreef Wittgenstein, 'te zien wat ik onder ogen heb.'
De kunstenaar van de jaren zeventig kende zichzelf een centrale maatschappelijke positie toe; als potentieel wereldhervormer meende hij dat zijn plek binnenkort in het midden van de arena zou zijn. Vanuit dit vermeende centrum is hij ondertussen verdwenen naar de marge en probeert hij deze positie tot een uitgangspunt van kracht te maken. 'Als intellectuelen: zo zegt Heiner Müller, 'naar het centrum dringen, verliezen zij de kracht van de verandering; ze moeten aan de rand blijven want vanuit het centrum kan je niks bewegen.' En wat moet de positie van de kunstenaar dan nu zijn tegenover de veranderde maatschappelijke samenhang? Strijder in de arena of observator aan de rand? Misschien moet hij zich, naar analogie van het ervaren van de werkelijkheid als veelheid, weI op heel veel plekken tegelijkertijd bevinden, beweeglijk zijn, vele standpunten innemen.
De kunstenaars van vandaag voelen zich vrij machteloos; dit geldt niet alleen voor hen die tot de 68 generatie behoren, maar ook voor de jongeren. Maar dat gevoel van machteloosheid is eigenlijk niet zo problematisch. Het is nu eenmaal zo: de maatschappelijke slagkracht van het theater vandaag is zeer gering. Die machteloosheid erkennen en aanvaarden als uitgangspunt, voeten op de grond: dat lijkt mij de gezonde eerste stap om verder te gaan. Wat is krachtiger: schreeuwen dat je de maatschappij ondersteboven gaat keren of weten dat je dat niet zomaar kan en toch uit alle kracht verder blijven schreeuwen?
Soms heb je in een kaartspel twee kaarten in handen waarvan je niet weet welke je op tafel moet leggen. Vandaag zijn die twee kaarten de hoop en de wanhoop; de uitkomst van het spel is onzeker; een reddende joker is er niet.
De kaart van de hoop zou bijvoorbeeld dit kunnen zijn: een mooie concertzaal waar het barokorkest La Petite Bande een sublieme concertante uitvoering geeft van Mozarts Cosi fan tutte. Zittend op het balkon en naar beneden kijkend, voel je bij het publiek een gloed. Zoveel vreugde, zoveel ontroering, zoveel genot. Wie betaalt dat? Dat heeft geen prijs. De kaart van de wanhoop verbergt een ander beeld. Majakovski bijvoorbeeld die zijn laatste woorden neerschrijft: 'Het incident is gesloten zoals dat heet. Het bootje van de liefde is stukgevaren op de dagelijksheid.' En hoe hij dan zijn pen neerlegt en de loop tegen zijn slaap drukt. Zoveel wanhoop, zoveel ontreddering, zoveel pijn. Wie betaalt dat? Heeft dat ook geen prijs?
Tegenover die twee beelden staand en denkend aan de wereld, weet ik het niet meer. Natuurlijk zijn onze problemen luxeproblemen in vergelijking met die Somaliër die vecht voor zijn kom rijst of die Kroatische vrouw die haar kind voor haar ogen ziet doodschieten. Natuurlijk. Maar zolang we niet met Artsen zonder Grenzen meetrekken en hier blijven om hier ons werk te doen zijn het onze problemen. Elk volk zou vroeg of laat het recht moeten krijgen zich bezig te houden met de problemen van het 'leven', niet met die van het 'overleven'. De mogelijkheid of onmogelijkheid van een integer kunstenaarschap is een belangrijk probleem van dit/ons leven, hier en nu. Dat probleem heeft blijkbaar geen prijs, het belang ervan kan blijkbaar niet bewezen worden. Er bestaan te weinig woorden om erover te spreken, te weinig woorden om hen te overtuigen die er gevoelloos voor zijn, die allang voor het leven gevoelloos zijn, die keer op keer de integriteit misbruiken, die keer op keer chantage plegen op de hartstocht.
Maanden na Majakovski's dood schreef zijn geliefde Lilja Brik in een brief aan een vriend, dat ze de reden van zijn zelfmoord begrepen had: 'drang tot zelfbehoud'. En toen in mei jl. de schrijver Daniel Robberechts zich het leven benam, schreef zijn vriend, de criticus Joris Note, wat later over hem dat hij 'nooit iemand had gekend die in zo'n mate alles de moeite waard vond om er zelfstandig bij na te denken'. 'Wie', vroeg hij zich af, 'helpt ons voortaan om de wereld te lezen?' Over alles zelfstandig nadenken, helpen bij het lezen van de wereld: dit zijn de met hartstocht te bedrijven taken van de kunstenaar van vandaag. Maar tegen welke prijs? Stilte... En daarna: de joker van de Hoop en die van de Wanhoop terug op het hoopje leggen, de kaarten schudden, een nieuw spel beginnen...