Over kritiek

Kaaitheater bulletin Jun 1991Dutch
Kaaitheater Jaarboek 1991-1992

item doc

Contextual note
Versie overgenomen uit Marianne Van Kerkhoven, Van het kijken en van het schrijven. Teksten over theater, Leuven, 2002, pp. 95-99.

In een brief van 23 april 1903 schreef Rainer Maria Rilke aan de jonge dichter Franz Xaver Kappus, die hem regelmatig zijn werk liet lezen en om raad vroeg: 'Kunstwerken zijn van een oneindige eenzaamheid en met niets zo weinig nader te komen als met kritiek. Alleen liefde kan ze omvangen, bewaren en recht doen wedervaren: Dit lezende onthield ik: dat kritiek alleen maar met liefde kan geschreven worden. En vandaag, voor het eerst schrijvende over Maatschappij Discordia, weet ik, dat dat alleen maar kan in de vorm van een liefdesverklaring. Dit is er dan een.

In vier punten.

Met als intermezzo's twee gedachten van Thomas Bernhard.

 

1. Over o.a. een Chinese schilder

De pers schrijft er allang over, maar bij de laatste voorstelling van Maatschappij Discordia, Het rad van de geschiedenis of Der Theatermacher van Thomas Bernhard, kwam het in de meeste kritieken wel zeer sterk op de voorgrond: Maatschappij Discordia werkt veel te snel; ze repeteren niet genoeg; Jan Joris Lamers kent nooit zijn tekst; hij mompelt, valt over zijn woorden... Ik wil proberen op deze en andere kritieken te antwoorden.

 

Ooit zittend in de parterre van de Leuvense Stadsschouwburg en kijkend naar een zeer banale voorstelling van een van onze grote repertoiretheaters, hoorde ik toeschouwers naast mij (het waren leden van een actief Leuvens amateurtoneelgezelschap) zeggen 'dat het allemaal niet zoveel voorstelde, maar dat de tekstkennis toch wel voortreffelijk was'. Wie het zonder souffleur kan, krijgt bewondering; wie moet spieken, niet, want die doorbreekt de illusie, die valt letterlijk uit zijn rol, die maakt dat soort theater kapot. Discordia of die Leuvense ervaring: het gaat duidelijk om twee verschillende invalshoeken ten opzichte van het theater en ten opzichte van de werkelijkheid. De wens om de tekst te 'kennen' is bij de leden van Discordia het uitgangspunt: dit 'kennen' situeert zich echter in de eerste plaats op een dieper niveau; het gaat om lezen en begrijpen, om de inzichten opgedaan tijdens het werk helder te krijgen voor een publiek; het van buiten 'kennen' van de tekst is daarbij niet de eerste prioriteit.

Ik ben nog steeds zeer blij dat ze mij zo snel hoelang was het na Peymanns wereldpremière? - hebben laten kennismaken met Handkes Das Spiel vom Fragen, misschien wel een van de belangrijkste theaterteksten van deze eeuw; het leek mij daarbij minder belangrijk of die tekst nu gelezen of van buiten gedebiteerd werd, omdat hij wel zo gezegd werd, dat ik hem begreep. De manier waarop Jan Joris Lamers en Matthias de Koning bij het begin van het tweede deel van het rad van de geschiedenis, op de stoelen, met hun brochures tegenover elkaar zitten, voegt precies een enorme meerwaarde toe aan Bernhards schrijnend discours over de theatermaker(s).

De werkwijze van Discordia is de werkwijze van Discordia; ze kan niet met de normen van een ander soort theater beoordeeld worden.

Het enige antwoord op de kritiek van te veel snelheid en te weinig ijver in het werk, ligt in het verhaal van de Chinese schilder zoals Jan Joris Lamers dat zelf in een interview uit 1984 vertelde: 'Alleen die dingen waar je zichtbaar heel veel moeite voor gedaan hebt zijn in deze maatschappij acceptabel. Daarom zie je Nederlanders ook vaak zo zwoegend toneelspelen, omdat ze anders hun geld niet verdiend hebben. Dat vergelijk ik met de Chinese schilder die van zijn opdrachtgever tienduizend gulden heeft gekregen om een tekening te maken. En die schilder verschijnt daar en loopt naar het doek en in een vloeiende beweging zet hij het neer. De opdrachtgever wordt woedend en vindt dat hij is afgezet, zoveel geld voor zo weinig moeite. Dan neemt de schilder hem mee naar zijn atelier en laat zien dat hij drie jaar lang elke dag een voorstudie heeft gemaakt om zover te komen dat hij uiteindelijk die paar fantastische vloeiende lijnen kon zetten.'

Een snelheid waar gestaagheid aan voorafgegaan is.

Misschien is kunst wel op den duur: een paar lijnen, het geluid van de stilte; en is kritiek op den duur: genoeg liefde hebben om dat precies te begrijpen.

 

2. Over o.a. een oude poppenspeler

Iets wezenlijks over Discordia vertellen, kan nooit alleen maar over deze of gene voorstelling gaan, maar altijd over dat waar ze mee bezig zijn en over waarom ze daarmee doorgaan. Recent zei Jan Joris Lamers naar aanleiding van de voorstelling van Der Theatermacher: 'We zijn ooit begonnen om Bernhard te spelen. Hij is een belangrijk auteur, dus daar gaan we dan mee door.' Zo simpel is dat. Er wordt vaak gezegd dat alle voorstellingen van Discordia op elkaar lijken. Is dat niet zo met de werken van alle belangrijke kunstenaars? Hoeveel keer schilderde Picasso niet dezelfde vrouw vanuit dezelfde of andere invalshoeken voor hij die lijnen yond die hem konden bevredigen? Het bezig zijn met kunst is ook een manier om de wereld te leren kennen - of beter: dit kleine stukje van de wereld dat binnen handbereik ligt. Ik denk dat echte kunstenaars altijd met hetzelfde bezig zijn, namelijk met het uitpuren van heel weinig en het is een arme kritiek die geen onderscheid weet te maken tussen enerzijds het gebruiken van procedés of clichés en anderzijds die wezenlijke praktijk van het uitpuren. Kwaliteit wordt heel vaak niet herkend.

Het doet me denken aan die uitspraak van de oude poppenspeler Feike Boschma die, vertoevend in het gezelschap van een aantal jonge vooruitstrevende kunstenaars, moest antwoorden op de vraag of hij zijn werk dan ook als vernieuwend beschouwde. Hij antwoordde: 'Goh, vernieuwing? Ik ben toch al zo lang met verdieping bezig.' Of aan wat Heiner Müller over Beckett zei: 'Beckett, ein lebenslanger Versuch, die eigene Stimme zum Schweigen zu bringen.' Ofaan Handkes reisweg in Das Spiel vom Fragen: 'So nähern wir uns langsam der Stille.'

 

Intermezzo. Een gedachte van Thomas Bernhard

De wijze grootvader van Thomas Bernhard die bijvoorbeeld wist dat ';marchisten het zout der aarde zijn', gaf aan zijn kleinzoon een gedachte mee waarmee die zijn hele verdere leven bleef spelen, namelijk dat je in theorie, in je hoofd elke dag alles kan vernietigen: bruggen, wegen, de hele wereld. Kunst maken vertoont, hoe paradoxaal dat ook lijkt, veel gelijkenis met kapotmaken. Einde van de gedachte.

 

3. Over o.a. de dierbare doden

Negen foto's kregen we bij de voorstelling van Het rad van de geschiedenis, negen afbeeldingen van recent overleden doden. In alle geledingen van het werk is Discordia bezig met 'het zich herinneren'.

Ik ken weinig gezelschappen - hier en daar een in de wereld - die op zo consequente en authentieke wijze omspringen met het repertoire, met het erfgoed van teksten, met het in herinnering brengen van wat eerdere theatermakers deden/schreven/meenden. Discordia gaat deze teksten te lijf, kalft ze af, beent ze uit tot op het bot, maakt ze kapot, tot iets nieuws zichtbaar wordt. Discordia doet dit vanuit het besef dat 'het verleden evenzeer door het heden wordt veranderd als dat het heden onder de leiding staat van het verleden' (T.S. Eliot); en vanuit het besef dat 'notre heritage n'est precede d'aucun testament' (Rene Char); het verleden heeft geen richtlijnen nagelaten omtrent hoe we met het erfgoed moeten omspringen; die moeten elke dag opnieuw, vanuit de actualiteit, bevochten worden; en vanuit een derde besef, dat op haast blasfemische wijze door Heiner Muller werd geformuleerd, namelijk dat: 'Nekrophilie ist Liebe zur Zukunft. Man müß die Anwesenheit der Toten als Dialogpartner oder Dialogstörer akzeptieren - Zukunftentsteht allein aus dem Dialog mit den Toten: Negen foto's om ons eraan te herinneren dat 'zich herinneren' een belangrijke bezigheid is.

 

Intermezzo. Nog een gedachte van Thomas Bernhard

In datzelfde boekje, Ein Kind, waarin hij veel over zijn grootvader vertelt, schrijft Thomas Bernhard: 'We zouden steeds moeten beseffen dat er ook nog iets anders op de wereld bestaat dan alledaagsheid: Einde van de gedachte.

 

4. Over o.a. Jac Heijer

Het bewustzijn van het oeuvre, namelijk dat op het niveau van een kunstenaar het ene werk met het andere te maken heeft, is binnen de theaterpers te weinig aanwezig. Nog minder aanwezig is het besef dat wat opgaat voor een kunstenaar, in feite ook opgaat voor het hele erfgoed van de kunst.

In zijn opstel over De functie van de kritiek schreef T.S. Eliot: 'De bestaande kunstwerken vormen met elkaar een ideale ordening die door toevoeging van het nieuwe (het echte nieuwe) kunstwerk wordt gewijzigd. De bestaande orde vormt een afgerond geheel voordat het nieuwe werk erbij komt; maar wil de ordening na de toevoeging van het nieuwe blijven voortbestaan, dan moet de gehele orde een wijziging ondergaan, hoe minimaal ook; en zo worden de relaties, de verhoudingen en waarden van elk kunstwerk ten opzichte van het geheel opnieuw geijkt.'

De praktijk van de criticus zag hij dan ook als een permanent herijken en herordenen. Er zijn bij ons helaas te weinig critici die daarmee bezig zijn. Zo'n permanente herijking is een belangrijk en een omvangrijk werk. Het vraagt om meer arbeid dan er gestoken wordt in die haastige stukjes die een pro of een contra over een enkele opvoering uitspreken. Het vraagt bijvoorbeeld om de inspanning van het begrijpen. Kunstenaars die zoeken en zich vragen stellen, hebben recht op een pers die zoekt en zich vragen stelt.

Wie in zijn kunst de angst niet uit de weg gaat en niet vlucht in reeds bestaande oplossingen/valkuilen, mag ook van zijn kritiek eisen dat zij niet luistert naar de stem van die lelijke alledaagsheid en haar mechanismen, die heten 'minimaliseren', 'wegmoffelen', 'dor maken'... Enzovoorts.

Een laatste wens: het zou goed zijn, indien critici die niet echt van theater houden, ermee ophouden zichzelf te kwellen en dus ermee ophouden kritieken te schrijven. De theaterkritiek heeft nood aan mensen met een hart voor de zaak.

Een allerlaatste gedachte: ik denk dat het precies daarom is, dat we iemand als Jac Heijer elke dag zo erg missen.