Reservoir: Anne Teresa De Keersmaeker (NL)

Kaaitheater bulletin Mar 2008Dutch

item doc

In deze rubriek duiken wij in het ‘reservoir’ van een kunstenaar: de biblio-, video- en discotheek, het archief, de ervaringen waaruit hij/zij put bij het creëren. Ter gelegenheid van 30 jaar Kaaitheater laten wij dit seizoen kunstenaars aan het woord die al een lange carrière achter zich hebben en van wie wij vaak werk hebben getoond. Choreografe Anne Teresa De Keersmaeker (°1960) was vanaf quasi het eerste uur in haar loopbaan met het Kaaitheater verbonden. De meeste van haar talrijke creaties waren in onze zalen te zien. Begin maart 2008 tonen wij haar jongste project Zeitung.

 

Mijn ouders hadden een kleine klassieke platencollectie en ik herinner me de platen van Soeur Sourire en Jo Erens, maar ze hadden niet echt een muziekcultuur. Maar de radio stond altijd aan, we luisterden naar het nieuws - waarbij mijn vader live commentaar gaf - en naar het belcantoprogramma op zondagmiddag. Wat theater betreft herinner ik me verhalen over van mijn vader als een heel goede Judas in een amateurvoorstelling in de parochiezaal van Wemmel. Ik zag De bende van Jan de Lichte, gespeeld in de turnzaal van Wemmel door het Mechels Miniatuurtheater; Josse De Pauw was één van de acteurs. En Johan Verminnen die tijdens de jaarmarkt in het Hooghuis in Wemmel op een tafel stond te zingen. En hoe iedereen rond de tv zat toen hij uit de handen van Toon Hermans de prijs van Ontdek de ster mocht ontvangen. Maar Wemmel was voor mij vooral: de boerderij, het werk op het veld, de tractor, koeien en paarden…

Met literatuur heb ik vooral via de school kennisgemaakt. In het lager middelbaar kreeg ik in het Heilig Hart in Heverlee Grieks en Latijn van Rosa Vergaelen: een briljante, inspirerende vrouw, één van die toegewijde zusters van de oudere generatie. Bij het vertalen van De Bello Gallico liet ze ons de banken opzijschuiven en de strijd tussen Galliërs en Romeinen naspelen. In het hoger middelbaar in Maria Boodschap in Brussel was onder anderen Johan Boonen een inspirerende leraar. Hij gaf Nederlands, Latijn, Grieks en esthetica. Hij liet ons bijvoorbeeld Paul Van Ostaijen in het Latijn vertalen…

Tijdens mijn laatste jaren middelbaar zat ik op kot in Brussel: overdag was ik op school en daarna volgde ik dans en muziek aan de Ecole de la musique, la danse et les arts des spectacles van Lilian Lambert. In die school in de Kartuizerstraat, naast de Greenwich, heb ik Michèle Anne en Thierry De Mey ontmoet. Daarna ben ik aan de Mudra gaan studeren van waaruit ik de danswereld leerde kennen in de glorietijd van Béjarts Ballet van de XXste Eeuw. Ik volgde wat er gebeurde in de Beursschouwburg, Théâtre 140, de eerste Kaaitheaterfestivals. Ik leerde het werk van Jan Decorte en Chantal Akerman kennen. Door de informatie die ik via de Kaaifestivals kreeg, door wat ik las, door werk van Lucinda Childs en Trisha Brown te zien was het voor mij evident om naar New York te trekken: alles wat met postmoderne dans en met Judson Church te maken had zat immers daar verankerd. Met de muziek van Steve Reich had ik al via Thierry kennisgemaakt. Thierry heeft mij veel dingen laten ontdekken. Hij was toen zelf zo’n mooie mix: hij sprak mij niet alleen over Steve Reich, maar ook over de laatste kwartetten van Beethoven, de films van Fassbinder, de stukken van Michel de Ghelderode, de gedichten van Trakl, het theater van Artaud, over Louis Andriessen en Hoketus, de Leçons des tenèbres van François Couperin, Putain putain van Arno…

Een van mijn belangrijkste ontmoetingen is die met Fernand Schirren geweest. Schirren was ritmeleraar in Mudra maar ook in de school van Lilian Lambert had ik al les van hem gehad. Door de nabijheid van Schirren en Thierry De Mey werd er een permanent gesprek gevoerd over muziek, dans en theater. Schirren had een heel eigen discours ontwikkeld dat veel verder ging dan een denken over ritme alleen. Zijn systeem was veel meer dan een gearticuleerde fysieke techniek, het was een manier om de wereld te vatten die heel dicht bij bepaalde aspecten van het taoïsme, meer bepaald bij het denken over yin en yang aanleunde. Dat is het gedachtegoed waarbij ik zelf ben uitgekomen: eerst via de macrobiotiek daarna via het lezen over die filosofie. Pas dan heb ik beseft dat wat Schirren vertelde een heel Brusselse, Belgische versie van het taoïsme was. Ook hij ontwikkelde die gedachte van de alomtegenwoordigheid van antagonistische maar complementaire energieën; in alles – of het nu in een stoel was of in de hele planeet – zag hij de manifestatie van een vibratie, van een gematerialiseerde energie.

Met andere filosofen of wijsgerige stelsels ben ik nooit heel intens bezig geweest. Natuurlijk was er in die beginjaren ook Nietzsche en de gedachten die Rilke formuleerde. Dat maakte deel uit van dat grote romantische gevoel, van die passionele, intellectueel uitdagende betrokkenheid in die periode. Wat mij in Nietzsche aantrok was vooral die praktisch baldadige soevereiniteit, dat provocatieve, dat vérder durven gaan, aan de moraal voorbij. Na Rilke is Heiner Müller een belangrijke schrijver voor mij geworden, maar die eerste confrontatie met de Griekse en de Latijnse teksten is wat de literatuur betreft wel cruciaal geweest.
In de muziek is er voor mij in de eerste plaats Bach. Ook Webern, maar vooral Bach. En daarnaast nog zoveel specifieke oeuvres: het Vierde Strijkkwartet van Bartok, de Cosi fan Tutte van Mozart, de Orfeo en L’incoronazione van Monteverdi… de Vlaamse polyfonisten, Debussy, Mahler, het werk van fantastische muzikanten als Miles Davis, John Coltrane en Prince, de Indische en de Afrikaanse muziek, dat hele domein van de wereldmuziek… Dat is gewoon eindeloos. Maar toch: voor alles Bach.

Ik heb altijd van wiskunde gehouden, al had ik er niet dezelfde fascinatie voor als voor talige structuren. Het absolute van mathematische constructies, cijfers, abstracte configuraties trekken mij aan. Dat werd ook via de combinatie van dans en muziek gevoed in de gesprekken met Thierry. Eigenlijk gaat het in elke creatie telkens weer om het organiseren van tijd en ruimte. Dat ‘kristalliseren der dingen’ wordt zelfs sterker met de jaren: het altijd weer opnieuw organiseren van energie en vibraties volgens een aantal universele wetten en dat in een oneindig aantal mogelijke variaties.
De I Tjing – op de Bijbel na het oudste boek ter wereld – is voor mij een onuitputtelijke bron. In dit hoofdboek van de Chinese cultuur zijn alle mogelijke manifestaties van bewegingen tussen yin en yang beschreven. Die idee van constructie en deconstructie levert enerzijds heel gearticuleerde structuren op, maar tegelijkertijd is dat voor mij een soort van tweede adem geworden, een intuïtie over hoe je dingen kan organiseren, over de filosofische idee van ‘unity’ en van ‘division of unity’ – van 1 naar 2 naar 3… – en over hoe die idee zich in de geschiedenis en de cultuur gemanifesteerd heeft, in bouwwerken, in dans…

Ik heb altijd een nauwe verbondenheid met de natuur gehad; dat houdt misschien verband met mijn toch wel romantische ziel. Ik werkte als kind heel graag mee op de boerderij en op het veld. Pas later is mijn liefde voor het hooggebergte ontstaan. Ik ben beginnen stappen. Acht jaar geleden heb ik een tocht naar de Himalaya gemaakt. Ik kan niet nadenken zittend achter een bureau. Ik heb een traject en beweging nodig. Stappen in de bergen is een ongelooflijk louterende ervaring. Dat brengt rust en helderheid in je hoofd. Hoe hoger je klimt hoe eenvoudiger de vormen worden: grote vlakken, simpele configuraties, een grote witte of grijze hemel, geen veelheid van vormen meer maar een soort kristallisatie of mineralisatie en een ijlheid die bijna een abstractie wordt…