Reservoir: Kate McIntosh (NL)

Kaaitheater bulletin Nov 2006Dutch

item doc

In deze rubriek is telkens een kunstenaar aan het woord over zijn of haar ‘reservoir’, de inspiratiebronnen waaruit hij of zij put in het werkproces. Wij, Europeanen, denken daarbij als vanzelfsprekend aan een biblio-, disco- en/of videotheek. De Nieuw Zeelandse performanceartieste Kate MacIntosh zet deze typisch ‘westerse’ gedachte meteen echter letterlijk op haar kop.

 

Nieuw Zeeland is ‘een wilde plek’, een geïsoleerd eiland. Je voelt daar dat je ‘ver weg bent’, maar ook dat de wereld niet gemaakt werd om alleen maar ten dienste van de mens te staan. Er zijn stormen, een harde zon, veel wind. Het is er heel groen en het ruikt er lekker. Die natuur was ‘mijn eerste bibliotheek’. Toen ik negentien was trok ik naar Australië om er verder dans te studeren. Mijn eerste job als danser was in de compagnie van Meryl Tankard, die vele jaren bij Pina Bausch had gewerkt. Na het opgroeien in en met het mysterie van de natuur, bracht mij dat in contact met het mysterie van de cultuur, met Europa als bron van die oude magische energie die zich uitdrukt in de kunst. Ik had voordien wel veel gereisd met mijn ouders en had als kind al verschillende keren Europa bezocht: Griekenland, Rome… die confrontatie had een grote impact op mij. Toen reeds groeide bij mij het besef dat je door te verblijven op verschillende plekken in de wereld uit jezelf ook verschillende mensen / persoonlijkheden kon ontwikkelen. Die centrale idee van transformatie of metamorfose in mijn werk is in zekere zin zelfs meer verbonden met de wereld van de cultuur dan met die van de natuur. Mijn ouders waren beiden wetenschappers: moleculaire biologie, genetica, neurotransmissie… Zij deden onderzoek naar hoe onze hersenen communiceren met ons lichaam. Hun werk, de gesprekken met hen daarover: dat heeft een grote invloed gehad op mijn latere manier van denken. Ik heb al jong en op organische manier begrepen wat onderzoek is, dat je zelf op onderzoek kan uitgaan en dat zo’n onderzoeksproces eigenlijk een artistiek proces is: je poneert iets dat ‘waar’ zou kùnnen zijn en daarna ga je uitproberen of dat effectief klopt.

Op het einde van een tournee met Meryl Tankard ben ik in Europa gebleven. Een tijdje heb ik tussen de twee hemisferen – de Noordelijke en de Zuidelijke – heen en weer gereisd en gewerkt. Als je telkens op andere plekken leeft, verlies je je eigen geschiedenis. Je moet jezelf terug opbouwen en dat geeft je de gelegenheid om veranderingen in jezelf aan te brengen. Je wil nl. altijd begrepen worden door de mensen die je omringen, maar op die vreemde plekken ontmoet je mensen die jou niet hebben zien opgroeien. Je moet dus telkens heruitvinden hoe je je cultureel moet gedragen opdat die vreemde mensen zouden begrijpen wie je eigenlijk bent. Je moet jezelf dus constant de vraag stellen: wie ben ik dan wel? Ik woon nu zes jaar in Brussel: zo lang ben ik nog nooit op dezelfde plek gebleven. Dit is wellicht de enige plaats in Europa waar ik een vorm van ‘geworteld zijn’ zou kunnen ontwikkelen. Ik kan hier rond me kijken en bijna alles begrijpen wat hier gebeurt. De gigantische crossover die je in Brussel ervaart, trekt mij aan. Het is zo fascinerend dat hier op dagelijks niveau kunstenaars van verschillende disciplines zoals dans en beeldende kunst met elkaar praten over de ontwikkeling van hun werk. Ik hou van het chaotische aspect van Brussel. Die dubbele straatnamen, de opgebroken straten, het feit dat niets functioneert, dat het hier vuil is, dat niemand exact kan zeggen wat de regels zijn (en als hij al iets zou kunnen zeggen zou hij niet weten in welke taal dat moet): dat ervaar ik allemaal als heel positief voor mijn werk.

Mijn bron van droefenis hier ligt in het gemis van de natuur. De natuur in Europa is een ‘getemde‘(domesticated) natuur, waar ik mij vreemd in voel. Maar wellicht zou ik hetzelfde gevoel hebben als ik mij in een Zuid-Amerikaanse jungle zou bevinden.
Ik beschik ook wel over een ‘reservoir’ zoals jullie dat begrip zouden invullen. Eigenlijk ben ik nog niet zo lang geleden gestopt met het lezen van fictie. Bij het lezen van literatuur word ik als het ware meegetrokken in de imaginaire ruimte van zo’n boek: alsof ik ophoud mijzelf te zijn of soms een soort van innerlijk ongemak voel, alsof je iets verkeerds gegeten hebt. Een boek dat ik vele keren gelezen en herlezen heb is Theodore Zeldins An intimate history of humanity: hij maakt een heleboel verbindingen tussen diverse onderwerpen en geeft volop toe dat die zeer persoonlijk en subjectief zijn. Bij het voorbereiden van mijn solo All natural heb ik veel research gedaan naar stand-up comedians: ik las teksten van en over Andy Kaufman en keek naar video’s van Tommy Cooper. Ik begon toen ook over de architectuur in Las Vegas te lezen: die ‘versnipperde’ gebouwen die geconstrueerd zijn als hinderlagen. Eigenlijk bestaat mijn bibliotheek uit datgene wat mij in de schoot valt. Ik hecht niet veel belang aan de ‘autoriteit’ van informatie; het interesseert me niet of de bron correct is of niet. Ik ben vooral gefascineerd door hoe mensen leven en hoe ze in de loop van hun leven stukjes, scherfjes van informatie verzamelen. Het doet er dan niet toe of die informatie juist is of niet: zij leven ermee en erdoor, zij weven daaruit hun wereld. Ik lees daarom ook vaak krantenartikels over mensen die bizarre interesses hebben. Ik probeer met zoveel mogelijk mensen te praten. Ik hou van de fragiliteit van deze ‘ondeskundige’ kennis: je pikt iets op dat je hoort en als dat voor jou ‘werkt’ dan is het o.k. Ik luister veel naar muziek en kijk veel naar films maar nooit op een systematische wijze. Ik lees ook veel over films: een boek met interviews van David Lynch en een met interviews van Werner Herzog. Diens documentaire Grizzly Man hebben we al vaak bekeken tijdens het werkproces aan Hair from the Throat. Ook de gesprekken tussen Herzog en acteur Klaus Kinski. Ik voel me altijd een beetje ongemakkelijk bij de autoriteit of de puurheid van b.v. zuivere filosofie of van de muziek van Bach. Ik kan de energie en de zuiverheid daarvan wel voelen, ervan onder de indruk zijn, maar eigenlijk is dat té intens voor mij en weet ik niet hoe ik dat moet verbinden met de wereld die ik als ‘werkelijk’ beschouw. Ik zoek naar een bricolage van dingen - stukjes en beetjes die heel persoonlijk zijn en veel humor bevatten - naar de fragiliteit van het mislukken, van het niet-perfecte. Ik begrijp die perfecte conceptuele werken wel , zoals die van Bach, maar ze maken mij een beetje bang. Ik val voor de warmte van het werk van Forced Entertainment. Ook Tim Etchells zelf als schrijver inspireert mij. Een andere revelatie was het werk van Romeo Castelucci.

Maar de natuur blijft mijn grootste inspiratiebron, niet alleen de dieren maar ook de landschappen. Fundamenteel voor mij is dat er vele verschillende manieren van leven bestaan en dat de wijze waarop de mens dit vandaag aanpakt niet de enig mogelijke is. Door mijn nomadische leven ben ik ervan overtuigd geraakt dat het menselijke leven zoals het vandaag georganiseerd is niet onvermijdelijk is. Dat is zo fascinerend bij het observeren van dieren. Als je een kip in de ogen kijkt zie je die energie, dat absolute geloof in het kip-zijn en in het feit dat dat goed is. Dat is inspirerend omdat het die gedachte opblaast dat er maar één manier van leven, maar één cultuur ‘correct’ zou zijn. Eigenlijk bestaat mijn werk uit ‘attempts at being’. Dingen uitproberen, flexibel zijn, jezelf niet verliezen, uitzoeken wat mogelijk is. Als ik hier vandaag levend in het Noordelijk halfrond naar de maan kijk dan staat die voor mij eigenlijk op zijn kop, terwijl de mensen rondom mij dat perfect normaal vinden. Zowel op micro- als op macroniveau interesseren mij al die situaties waarin ‘de maan op z’n kop staat’.