De elementen van Jan Lauwers' Shakespeare-adaptaties
Het tekstmateriaal dat plastisch kunstenaar Jan Lauwers tot nog toe in zijn theateroeuvre heeft gebruikt is zeer divers; zelf geschreven teksten of collages van romans en verhalen of bewerkingen van stukken van William Shakespeare: ze vormden kris kras door elkaar de basis voor zijn ensceneringen. Kaderend in het thema van dit schrift wil ik me hier concentreren op de aard van de bewerking en van de lezing van de Shakespeare-teksten.
In de eerste voorstelling van Needcompany 'Need to know' (1987) werden reeds enkele korte fragmenten ingelast uit 'Antonius en Cleopatra'. In 1990 regisseerde Jan Lauwers 'Julius Caesar' in het Nederlands, in 1992 volgde 'Antonius und Kleopatra' in het Duits en voorlopig werd de reeks afgesloten door een in het Nederlands gecreëerde versie van 'Needcompany's Macbeth' (1996). Aan 'Julius Caesar' en aan 'Antonius und Kleopatra' heb ik als dramaturge meegewerkt; 'Needcompany's Macbeth' heb ik gevolgd van iets dichterbij dan een doorsnee-toeschouwer.
Deze drie Shakespeare-teksten werden niet in hun oorspronkelijke volledige versie vertoond; een bewerking van het materiaal gebeurde in hoofdzaak beantwoordend aan de noodzaak de stukken met veel minder acteurs te spelen dan Shakespeare voorschreef; met zeven b.v. i.p.v. met dertig. Toch zijn dit niet de enige ingrepen in het materiaal; de bewerkingen en lezingen leggen ook andere accenten bloot die meteen aanwijzingen geven omtrent het soort confrontatie dat werd aangegaan tussen deze klassieke teksten en de leef - en denkwereld van een hedendaags regisseur. Dit artikel wil op concrete, directe wijze de ingrepen en accentverschuivingen t.o.v. Shakespeares tekst beschrijven.
De aanwezigheid van de vrouw
In Jan Lauwers' bewerking van 'Julius Caesar' wordt het eerste woord gesproken door Brutus' vrouw Portia – een sequens die in de oorspronkelijke tekst tot de eerste scene van het tweede bedrijf behoort: De 'bijna afwezige vrouw' in dit politieke 'mannenstuk' wordt hier letterlijk en figuurlijk naar de voorscene gehaald. Aan de basis van deze demarche ligt Jan Lauwers' fundamentele bewondering voor de kracht die van vrouwen uitgaat; door deze bewondering wordt meteen een correctief aangebracht op de nog steeds aanwezige maatschappelijke achterstand van de vrouw. Een van de belangrijke gevoelens waarmee we als toeschouwer geconfronteerd worden is Portia's ongerustheid m.b.t. Brutus' vreemde gedrag; gedrag, dat te verklaren is door de spanningen omtrent de voorbereidselen tot de moord op Caesar - waarvan Portia geen weet heeft. ln Shakespeares verdere verhaal over de samenzwering die tot Caesars dood leidt en tot de burgeroorlog die daaruit voortvloeit, zal Portia nauwelijks aanwezig zijn; na Caesar is zij de eerste dode in het verloop van de geschiedenis; samen met de acteur die Caesar speelt blijft Portia in Jan Lauwers' enscenering op de scene aanwezig tot het einde van de voorstelling; met hun handelingen zullen deze twee doden op ironiserende wijze het ijdele gedrag van de nog levenden becommentariëren.
'Antonius und Kleopatra' begint in Lauwers' versie met een monoloog van Enorbarbus waarin deze de onweerstaanbare lieflijkheid van Cleopatra beschrijft: deze tekst werd ontleend aan de tweede scene van het tweede bedrijf; opnieuw wordt hier door dit materiaal als proloog vooraan te plaatsen de vrouw, Cleopatra, letterlijk naar het voorplan gehaald. Ook in het verdere verloop van de voorstelling blijft zij de centrale figuur. Praktisch de hele enscenering speelt zich af op de langwerpige strook van het voortoneel; de daarachterliggende grote zwarte ruimte (Cleopatra's grafgebouw) wordt enkel door vrouwen betreden. Cleopatra zal er bijgestaan door haar dienstmaagden Kharmian en Iras tot driemaal toe haar stervensmonoloog herhalen. Door het laten uitdeinen van tijd en ruimte op dat moment wordt Cleopatra's dood het hoofdakkoord van het hele stuk; het is Jan Lauwers' antwoord op de vraag: "maar waarom 'Antonius und Kleopatra'?"" Omdat Cleopatra een vrouw is, een mooie vrouw, die sterft. En daarmee heb ik alles gezegd".
Net zoals 'Julius Caesar' en 'Antonius en Cleopatra' speelt 'Macbeth' zich hoofdzakelijk in een mannenwereld af; toch schreef Shakespeare met Lady Macbeth een van zijn meest intrigerende karakters neer. ln zijn enscenering verkoos Jan Lauwers de rol van Macbeth te laten spelen door een vrouw, de actrice Viviane De Muynck. Jan Lauwers: "Voor mij is deze beslissing een mooi symbool om de dubbelzinnigheid tussen man en vrouw weer te geven die Shakespeare in 'Macbeth' hanteert.
In 'Antonius en Cleopatra' staan man en vrouw naast elkaar; in 'Macbeth' vallen ze samen". In zijn boek'Shakespeare tijdgenoot' schreef Jan Kott hieromtrent: "Hier, in dit verbond, dat kinderloos bleef, of waarvan de kinderen gestorven zijn, is de vrouw de man. Het plegen van de moord, als bevestiging van zijn mannelijkheid, verlangt zij van hem ronduit als een Liefdesdaad." Lady Macbeth: "When you durst do it, then you were a man" (Toen gij het durfde doen, toen waart ge een man). De vrouw die in 'Julius Caesar' en 'Antonius und Kleopatra' nog via ingrepen in de tekst naar voren gehaald moest worden, staat in 'Needcompany's Macbeth' - door aan Viviane De Muynck de titelrol te geven - als vanzelf op het voorplan; ze is geen ondergeschikte meer, geen speelbal van het lot, maar een handelend persoon bewust van haar/zijn daden.
De vertellersfunctie
In 'Julius Caesar' en in 'Antonius und Kleopatra' werd door Jan Lauwers een vertellersfunctie geïntroduceerd. ln beide stukken geven de vertellers de bedrijven en scènes aan en verschaffen zij via korte interventies uitleg over tijd, locatie, handeling, zodat de toeschouwer de hiaten ontstaan door het wegschrijven van personages of het schrappen van scènes kan overbruggen; soms nemen zij ook tekstmateriaal van verdwenen personages in de mond.
In 'Julius Caesar' is de verteller een vrouw, die o.a. ook tekst van Caesars echtgenote Calpurnia uitspreekt en die naar het einde toe meer greep op het verhaal tracht te krijgen: na Caesars dood kantelt het stuk en komen we in de meer chaotisch geensceneerde burgeroorlog terecht (vierde en vijfde bedrijf); de vertelster tracht hier regulerend op te treden en lawaai en chaos te overstemmen; ten slotte houdt zij zelfs het zwaard waar Brutus zich bij zijn zelfmoord instort.
In 'Antonius und Kleopatra' wordt de vertellersfunctie door twee personages ingevuld: Kharmian, Cleopatra's dienstmaagd en vertrouwelinge, vervult niet alleen de functie van verteller, maar blijft tegelijkertijd ook nog haar eigen rol spelen; Ritsaert ten Cate - de directeur van het voormalige Mickerytheater (Amsterdam) die als 'special guest' aan de productie deelnam - speelt zichzelf en een uit diverse brokstukken opgebouwd personage dat het midden houdt tussen verteller, bode, waarzegger en deus ex machina: hij voorspelt Antonius' ondergang, hij raadt Pompeius aan de macht te grijpen, hij waarschuwt Antonius niet op zee te vechten, hij vervult diverse bodefuncties en zal Cleopatra ten slotte ook de nijlslang brengen waarmee ze zelfmoord pleegt.
Door het invoeren van deze vertelfuncties werden de beide voorstellingen voor de toeschouwers erg toegankelijk gemaakt; ondanks de vrij ingrijpende bewerking worden zij op zeer directe wijze aangesproken en hebben zij geen enkele moeite om het verhaal te volgen. In 'Needcompany's Macbeth' werd de oorspronkelijk voorziene vertelfunctie op het laatste nippertje weggelaten. De haast epische vorm van de twee vorige Shakespeare- ensceneringen werd hierdoor verlaten; het actieve karakter van de dramatiek komt opnieuw op de voorgrond.
De beelden van de dood
In de allereerste ensceneringen van Jan Lauwers (toen zijn groep nog Epigonenteater heette) vormden scenische beelden meestal het basismateriaal van zijn producties. Vanaf 'Julius Caesar' krijgen teksten een belangrijker aandeel in zijn werk, maar toch staat er naast dit taalelement steeds een tegentaal van beelden. In de drie door hem gekozen Shakespeare-stukken wordt veer gemoord en veer gestorven en treden 'verbeeldingen' van de dood uiteraard op de voorgrond. Jan Lauwers (1990):"Moord en zelfmoord kan je niet tonen op een scene; ook Liefde niet. De onmogelijkheid om dingente tonen en die toch tonen: die contradictie maakt theater zo interessant. Om dat te doen zoek je toenadering tot abstracties ..."
In 'Julius Caesar' staat Caesar (Mil Seghers) op het moment dat hij vermoord wordt vooraan op de scene met zijn aangezicht naar het publiek; de samenzweerders, achter hem aanwezig, verlaten een na een het toneel; meer dan drie minuten lang staat Caesar daar roerloos in volkomen stilte en het publiek begrijpt / vult zelf in wat gebeurt. In het vierde bedrijf worden door de dode Caesar een reeks schommelpaardjes op het toneel gedragen; zelf neemt hij op het middelste plaats en de vele andere doden die in het vierde en vijfde bedrijf vallen zullen zich op de paardjes rond hem scharen: een tedervrolijk hier namaals waar vriend en vijand elkaar terugvinden.
In 'Antonius en Cleopatra' wordt meermaals oorlog gevoerd. Als in de zevende scene van het derde bedrijf Antonius beslist om Octavius Caesar op zee aan te vallen, barst de oorlog op het water los; in Jan Lauwers' enscenering is dit een moment van grote stilte en rust net zoals bij de moord op Caesar in 'Julius Caesar': op een filmdoek achter de zittende personages worden zwart-witbeelden geprojecteerd van de gestaag en kalm aan - en afrollende golven op een strand; alleen een suggestie, meer niet: het invullen van de zeeslag wordt opnieuw aan de verbeelding van de toeschouwer overgelaten.
Het individuele doodgaan van diverse personages in 'Antonius und Kleopatra' wordt heel gewoon weergegeven nl. doordat ze de scene verlaten. Bij Antonius' zelfmoordpoging zorgt dat voor enige hilariteit: in eerste fase verwondt hij enkel zich zelf; hij gaat de scene af, keert na enkele ogenblikken weer en zegt :"1 have done my work ill, friends" (Ik heb het slecht gedaan, vrienden); pas op het moment waarop Shakespeare voorschrijft dat hij in Cleopatra's armen sterft, verdwijnt hij voorgoed van het toneel. Cleopatra's dood die daarna volgt zal zij zelf uitstellen (alsof ze geen afscheid wil nemen van het leven) door haar stervensmonoloog driemaal te herhalen.
Daar waar het beeld gebruikt voor Duncans heengaan - hij is de eerste dode in 'Macbeth' - nog vergelijkbaar is met het rustige, serene uitbeelden van de dood in 'Julius Caesar' en 'Antonius und Kleopatra' - de klank valt a.h.w. uit: men ziet Duncan nog praten maar men hoort hem niet meer - worden naarmate Macbeth zich al moordend een weg baant door het verhaal de symboliseringen van deze moordtocht grimmiger; dit zal culmineren in het beeld van een jonge vrouw (Carlotta Sagna) die uit een grote schaal onophoudelijk bloed drinkt en dat dan uit haar mond over haar Iijf laat lopen. Ook al weet men dat dit bloed niet echt is, toch gruwt men op den duur - en hier slaagt het theater er inderdaad in de betekenis van moord en doodslag opnieuw scherp te stellen - van de agressiviteit van het beeld van dit met bloed doordrenkt personage. Jan Lauwers' grootste ingreep m.b.t. de betekenis van de dood situeert zich echter in Macbeths eindmonoloog: in Needcompany's versie wordt Macbeth niet vermoord; hij stopt zijn 'sound and fury' met de zin "I will not yield" (lk geef mij niet over); met andere woorden: het geweld overwint, aan de spiraal van de gruwel komt geen einde, het moorden gaat verder; wij staan machteloos t.o. het geweld, een uitkomst is er niet.
De vriendschap
'Julius Caesar': 1990. 'Needcompany's Macbeth': 1996. In zes jaar tijd is Lauwers' visie op de maatschappelijke werkelijkheid geëvolueerd, een evolutie die afleesbaar is aan zijn ensceneringen. Over 'Julius Caesar' zei hij zelf in 1990:"Voor mij is het een stuk over vriendschap; ook over macht natuurlijk, maar vooral over vriendschap. ln de voorstelling zie je niet een relativering - maar een 'houding' van een groep tegenover het verhaal van 'Julius Caesar"'. Zoals meermaals in die eerste ja ren van zijn carrière als theatermaker trachtte Jan Lauwers in die productie twee verhalen te vertellen: dat van Shakespeare en dat van de groep die het stuk speelt. Ondanks de ernst van het verhaal was 'Julius Caesar' een vrolijke voorstelling waarmee veel gelachen werd en waarvan het eindbeeld - de hele groep verenigd op de schommelpaardjes - een vriendschappelijke medeplichtigheid uitstraalde.
In 'Antonius und Kleopatra' kiezen de twee hoofdpersonen ondanks omwegen en hinderpalen ten slotte - wanneer ze reeds oog in oog met de dood staan – voor elkaar en niet voor de macht; dat wordt ook hun ondergang, maar toch betekent dit dat de alles omverwalsende kracht van de machtsgeilheid voor een stuk getemperd wordt. Naast liefde is ook hier intense vriendschap aanwezig, nl. van Enobarbus voor Antonius. Als Enobarbus ten slotte ten aanzien van Antonius de zin uitspreekt "I will seek some way to leave him" (Ik wil een middel zoeken om hem te verlaten) - zowel in Shakespeares stuk als in Lauwers' bewerking zijn dit de laatste woorden van het derde bedrijf - kantelt het verhaal, keren de kansen en staat het vast dat de hoofdpersonen ten onder zullen gaan. Enobarbus van zijn kant zal sterven van verdriet omdat hij de vriendschap en de trouw verraden heeft.
In 1996 kiest Jan Lauwers voor 'Macbeth', lOnder twijfel Shakespeares donkerste stuk: hier is geen Iiefde meer, geen vriendschap (Macbeth laat zonder scrupules zijn vriend Banquo vermoorden; ook vrouwen en kinderen worden afgeslacht), hier blijft aileen de zonder ophouden dodende spiraal van het verlangen naar macht. Het lachen is iedereen vergaan. De gruwelen die zich ondertussen in de wereld voordeden (de Golfoorlog, Joegoslavie, Ruanda, Tsjetsjenie enz; om er maar enkele te noemen) maakten voor Jan Lauwers waarschijnlijk een andere keuze onmogelijk.
Denk- en leefwereld
Er zijn nog lijnen te trekken tussen Jan Lauwers' drie Shakespeare-voorstellingen, die een verheldering kunnen aandragen m.b.t. de motieven die geleid hebben tot zijn lezing en bewerking van deze teksten:
- b.v. de behandeling van de taal: in 'Julius Caesar' werd samen met de bewerking ook de taal 'naar het publiek toegeschreven' (alle hinderlijke inversies werden weggewerkt): de taal werd vereenvoudigd tot een soort van spreektaal. 'Antonius und Kleopatra' werd in het Duits gespeeld in de klassieke vertaling van Schlegel-Tieck-Baudissin en Delius: dat bracht so wie so een 'vertraging' in het spreken met zich mee. In 'Needcompany's Macbeth' werden - om de lat van de complexiteitsheidsgraad hoog te houden - alle ingewikkelde taalwendingen behouden; later werd deze voorstelling ook nog in het Engels gespeeld, waarbij uiteraard de taalrijkdom van Shakespeare behouden bleef.
- b.v. de behandeling van 'het mysterieuze': in 'Julius Caesar' wordt o.a. door Caesars echtgenote Calpurnia, maar ook door samenzweerder Cassius, en zelfs door Brutus naar allerlei angstwekkende 'voortekens' verwezen. ln 'Antonius und Kleopatra' werden al dit soort voorspellingen van de hand van waarzeggers reeds grotendeels weggeschreven. ln 'Needcompany's Macbeth' zijn de heksen nog nauwelijks aanwezig; af en toe wordt nog naar hun tekst gerefereerd maar dat is eerder als 'kapstok' om het verhaal te kunnen blijven volgen: in 'Needcompany's Macbeth' is geen geloof meer in hogere machten, alles wordt beheerst door de menselijke wanhoop, door de grauwe realiteit van het moorden, .door het niet te stuiten verlangen naar macht; ook bijgeloof verliest in die context elke betekenis.
In deze drie Shakespeare-ensceneringen vinden we de belangrijkste aspecten weer van de leef- en denkwereld van regisseur Jan Lauwers:
- zijn fascinatie voor dood en macht is alomtegenwoordig (cfr ook de Snakesong-trilogie). In de manieren om de dood uit te beelden ligt de essentie van Lauwers' actualisering van Shakespeare; in zijn hedendaagse lezing kiest hij niet voor de 'platte' weg van de actualiteit (b.v. een Hamlet in bluejeans of een Richard III met een hakenkruis op de borst) maar voor een betekenisgeving die aansluit bij de noden van deze tijd. De bijdrage die hij levert aan de doodsiconografie getuigt van een begrip voor de actuele taken van het theater.
- zijn respect voor de vrouw en haar kracht toont zich o.a. in de behandeling van de vrouwelijke personages en in de casting van zijn acteurs. Ook in zijn Snakesong-trilogie waarvan het eerste en tweede deel gecreëerd werd tussen 'Antonius und Kleopatra' en 'Needcompany's Macbeth' zijn vrouwen de centrale figuren. Het thema van de erotiek is in de Shakespeare-bewerkingen minder aanwezig, ten zij in ‘Antonius und Kleopatra'. Tekenend is wei dat Lauwers in zijn eerste produktie met Needcompany 'Need to know' reeds fragmenten uit dit stuk van Shakespeare gebruikte precies om aan het hem eigen thema van de erotiek en haar koppeling met de macht uitdrukking te geven. Doorheen de drie Shakespeare-bewerkingen zijn ook evoluties in zijn denkwereld merkbaar:
- hij wil het zijn toeschouwers vandaag niet meer gemakkelijk maken; vandaar de keuze in 'Needcompany's Macbeth' voor het intact laten van de complexiteit van Shakespeares taal; vandaar de keuze om 'geen verhaaltjes meer te vertellen', maar de toeschouwer vooral met de eigenzinnigheid van zijn beelden te confronteren.
- met 'Needcompany's Macbeth' als voorlopig eindpunt evolueert zijn visie op de wereld van relatieve vriendelijkheid tot absolute grimmigheid; het resultaat is een werkelijkheid zonder liefde, zonder vriendschap, zonder geloof of bijgeloof, zonder hoop ook; bovendien verdwijnt gaandeweg de relativerende kracht van de humor.
- een constante in zijn werk blijft wei het verlangen om 'de tijd op de scene te controleren'; vertragende bewegingen zijn alomtegenwoordig: de rust van Caesars dood en het slotbeeld in 'Julius Caesar'; de beelden van de zee en de driemaal herhaalde slotmonoloog van Cleopatra in 'Antonius und Kleopatra'; het vlammetje dat Mil Seghers in 'Needcompany's Macbeth' langzaam over de tafel laat kruipen en de tergend trage wijze waarop Macbeth zijn eindmonoloog,uitspreekt, enz. Jan Lauwers: "We moeten even stoppen, stiltes zoeken, tot rust komen. De functie van kunst is o.a. om de snelheid van het voorthollende leven een halt toe te roepen en te vragen: wat gebeurt er nu? waar zijn we nu?".
Er bestaat dus een thematische verwantschap tussen Lauwers' Shakespeare-ensceneringen en zijn ander theaterwerk; macht en erotiek en vooral hun onderlinge verstrengeling zijn immers in zowat al zijn produkties aanwezig, ook in de 'Snakesong-trilogie' waarin naast teksten van hemzelf materiaal van Oscar Wilde, Comte de Lautreamont en van Joris-Karl Huysmans wordt verwerkt; daarna zullen andere voorstellingen volgen waarbij eventueel nieuwe Shakespeares. Er is in het werk van Jan Lauwers dus geen voorbedacht parcours te ontwaren, een ontwikkeling van het werk met eigen teksten naar het gebruik van klassiek materiaal of omgekeerd. De keuze van de verbale gegevens gebeurt naar gelang van de expressienoden van het ogenblik. Zoals Jan Lauwers zegt in zijn interview met Klaus Reichert zijn de Shakespeare-ensceneringen een soort van rustpunten in zijn carrière, waarin de theatervakman gestaag zijn werk doet en de kunstenaar toekijkt en/ofzich vooral manifesteert in de sterke beelden die de tekst helpen releveren.