Focus Peter van Kraaij (Nl.)

Kaaitheater bulletin Jan 2003Dutch

item doc

Ik luister naar het tikken van de een of andere goddelijke klok dwars door de dunne vleeswand van het leven dat gevuld is met bloed, getril en gezucht. Ik ben dicht bij de mysterieuze kern van de dingen zoals men ‘s nachts soms dicht bij een hart is.

(Marguerite Yourcenar)

 

Het werk van regisseur en schrijver Peter van Kraaij is uitgepuurd en zoekt naar essentie, tegelijkertijd is het veelzijdig en multidisciplinair. Op een heel eigen wijze brengt hij zijn aandacht voor beeld en film, voor muziek en geluiden, voor poëzie, voor teksten en hun achtergronden, voor acteurs en hun métier samen binnen een sterk met reflectie onderbouwde theatrale context.

 

Werk

Van opleiding is Peter van Kraaij (1961) filmregisseur. Hij studeerde af aan het HRITCS (nu RITS) in 1983 en begon meteen bij Akt-Vertikaal - eerst als dramaturg, later als theaterregisseur (o.a. van Mishima’s Boom uit de Tropen, 1986) - samen te werken met zijn studiegenoot Ivo van Hove. De creatieve paden van Peter van Kraaij en Ivo van Hove bleven en blijven elkaar ook vandaag nog meermaals kruisen. Via zijn ontmoeting met Josse De Pauw kwam Van Kraaij in contact met het Kaaitheater. Samen met De Pauw schreef en realiseerde hij in een eerste periode voor het Kaaitheater twee theatervoorstellingen - Ward Comblez. He do the life in different voices (1989) en Het Kind van de Smid (1990) - en de film Vinaya (1991). Misschien is ‘het zoeken naar zichzelf’ wel de draad die deze projecten verbindt: in Ward Comblez tracht een man zich na een scheiding en doorheen zijn reisverhalen te herdefiniëren; het Kind en zijn halfbroer Pomp zoeken elk hun zeer verschillende weg in een wereld vol grote historische veranderingen; Vinaya is een inwijdingsverhaal: een kind op zoek naar zijn volwassenheid, naar antwoorden omtrent de dood en de wreedheid van de wereld…
In de loop van de jaren 90 concentreerde Peter van Kraaijs werk zich - zowel binnen als buiten het Kaaitheater - vnl. op een nauwgezette enscenering van belangrijke twintigste-eeuwse teksten, die gemeen hebben dat zij diep doordringen in de ziel van de enkeling, maar hem ook duiden in zijn context, zijn tijd, zijn maatschappelijk zijn: Exiles (1993) van James Joyce, waarin een/de auteur zijn eigen leven ensceneert als een erotisch fantasma, Maria Magdalena (1995), een monoloog van Marguerite Yourcenar, waarin een vrouw tracht de scherven waaruit haar leven bestaat tot één geheel aaneen te lijmen, Bernard-Marie Koltès’ In de eenzaamheid van de katoenvelden (1996), een dialoog/gevecht over het verlangen, Arthur Schnitzlers Liebelei (1997), een tragische confrontatie tussen het flirten en de diepgang in de liefde, tussen het koketteren met de dood en het engagement in het leven, Heiner Müllers Wolokolamsker Chaussee I-V (1998), een requiem voor het socialisme, maar vooral het prangende beeld van de littekens die geschiedenis in de ziel van individuen achterlaat, T.S. Eliots The Cocktail party (1999), over de tweesprongen in het menselijke leven en de verschillen in keuzen die daarbij worden gemaakt... In al deze teksten wordt een veelheid aan thema’s aangesneden: binnen het theaterrepertoire kiest Peter van Kraaij duidelijk voor complexiteit, voor het omgaan met, het proberen helder krijgen van die onvermijdelijke verstrengeling van de grote en de kleine gebeurtenissen in de wereld.
In Sittings (2001) vinden we naast de regisseur ook de schrijver Peter van Kraaij terug: Be in’me, het eerste deel van Sittings, is een lyrische vertelling van het leven van fotografe Tina Modotti en meteen ook van de wereldgeschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw. Het is alsof in Be in’me de epische, bijna mythische breedheid van Het Kind van de Smid en het wrange politieke verhaal van Wolokolamsker Chaussee samensmelten…
Ondertussen schreef Peter van Kraaij ook nog filmscenario’s, o.a. voor Thuisfront, de eerste film van Ivo van Hove; hij was ook coscenarist van Meisje, de veel gelauwerde debuutfilm van Dorothée van den Berghe. Zowel Martin, het hoofdpersonage van Thuisfront, als het Meisje van Dorothée van den Berghe bevinden zich op een cruciaal moment in hun leven, het ogenblik waarop één van de vele mogelijke keuzen moet worden gemaakt. Reeds jarenlang is Peter van Kraaij bovendien docent aan de filmafdeling van Sint-Lukas Brussel, maar vooral aan de toneelafdeling van het Antwerps Conservatorium waar hij jonge acteurs helpt artistieke keuzes te maken, zichzelf te definiëren in het leven…

De mens is iemand die iemand anders had kunnen zijn. De bestaande wereld leeft ten koste van haar mogelijkheden. Zij wordt bevolkt door ongeboren kinderen.

(Paul de Wispelaere)

 

Veelheid aan thema’s

Als er één thema is dat in het werk van Peter van Kraaij steeds weer aan de oppervlakte komt, is het wel dat van ‘de potentiële mens’: ‘de verschillende mogelijkheden die in iemand sluimeren en die afhankelijk van uitwendige omstandigheden al dan niet tot bloei komen.’ Het toeval bepaalt uiteraard mee welke van de ‘ongeboren kinderen’ die wij in ons dragen, zich ontwikkelen en welke niet, maar ook de historische omstandigheden én de individuele keuzen die iemand maakt. Waarom kiest fotografe Tina Modotti voor het politiek engagement en gaat haar minnaar-leermeester Edward Weston de weg op van de volledige verinnerlijking in het uitpuren van zijn kunst? Waarom wil het Kind midden in het leven gaan staan en laat zijn halfbroer Pomp zich letterlijk verblinden door de zon om nog enkel in zijn hoofd te kunnen leven? Waarom kiest Celia in The Cocktail Party voor geloof en overgave die haar regelrecht naar de dood leiden en opteren haar vrienden Edward en Lavinia uiteindelijk voor de weg van het burgerlijke huwelijk?
Naast het toeval en de eigen keuzen wordt het leven van de mens in Peter van Kraaijs visie wellicht nog het meest bepaald en tot een vorm gekneed door de historische, maatschappelijke omstandigheden. Kunnen een vader en een zoon (zoals dat in het vijfde deel van Wolokolamsker Chaussee wordt beschreven), los van persoonlijke antagonismen, mekaar nog wel verstaan, wanneer de eerste eerst het Duitsland van Hitler meemaakte en daarna in de DDR overtuigd communist werd, terwijl de tweede betoogt tegen de Russische tanks die in 1968 Praag binnenvielen en het zgn. socialisme meer en meer ziet wegglijden in een consumptiementaliteit? Kunnen het burgermeisje Christine en de tot een hogere stand behorende student Fritz uit Liebelei wel bij elkaar geraken, als niet alleen hun respectievelijke houding tegenover de liefde hen scheidt, maar ook de hele in klassen onderverdeelde samenleving én de verstikkende mentaliteit die deze met zich meebrengt? De vrije keuze van de mens wordt beperkt door de geschiedenis; historische gebeurtenissen laten sporen, littekens, trauma’s achter in de zielen en op de lijven van individuen.

Ik heb een grenzeloze bewondering voor dichters: poëzie is voor mij de ultieme kunst: het gebald en beknopt kunnen formuleren, met de mogelijkheid tot associaties, connotaties, betekenissen die meeklinken; met één zin tien dingen oproepen.

(Peter van Kraaij)

 

Veelheid aan middelen

Om die zo complexe werelden te vertellen, wendt Peter van Kraaij alle middelen aan die hem ter beschikking staan. Als hij regisseert, dompelt hij zich in de eerste plaats letterlijk onder in een tekst en in de wereld van de schrijver van die tekst. Niet alleen alle inhoudelijke draden wil hij met elkaar verbinden, maar ook de muzikaliteit van de taal (cf. James Joyce, Bernard-Marie Koltès, T.S.Eliot, en binnenkort Thomas Bernhard in Het Jachtgezelschap…) stuurt zijn ensceneringen. Van daar ook het uiterst secure werk dat hij met door hem gekozen vertalers zoals Geert Lernout of Patricia de Martelaere aan de kleur van elk woord besteedt. De muziek die hij in zijn voorstellingen introduceert, maakt integraal deel uit van zijn visie en schijnt in de laatste periode nog aan belang te winnen - cf. zijn samenwerking met muzikanten als Jan Kuijken in De Overstroming (2002) van Peter Handke en met George Van Dam in Het Jachtgezelschap (2003).
Beelden beschikken bij een filmisch denkend regisseur als Van Kraaij uiteraard over een grote expressiekracht. De scenografische ruimte – vaak werkt hij hiervoor samen met Bart Van Overberghe – wordt zeer vroeg in het werkproces bepaald en als het ware aan de tekstwereld zelf onttrokken. In zeer recente projecten zoals Sittings of SS (2002) van Josse De Pauw en Tom Jansen, waarvoor Peter van Kraaij het beeldmateriaal ontwierp, schuiven vooraf opgenomen én live gecapteerde videobeelden mee in het verhaal dat zich op de scène afspeelt: ze laten de toeschouwer toe het gebeuren gelijktijdig vanuit verschillende standpunten te bekijken.
In Van Kraaijs ensceneringen komen verschillende artistieke disciplines samen. Ze versmelten echter niet tot een eenheid; elke kunstvorm wordt in zijn eigenheid gerespecteerd; nevenschikking en niet onderschikking fungeert als ordenend principe. Maar binnen dit complex aan muzikale en verbale, visuele en auditieve uitdrukkingsmiddelen, rust de centrale focus binnen Van Kraaijs werk uiteindelijk toch op de levende acteur. In zijn werkwijze legt hij met de door hem gekozen spelers een traject af. Hij opteert voor acteurs die bereid zijn te zoeken tijdens het repetitieproces en ook daarna nog op de scène, voor mondige theatermakers die gevoel hebben voor taal, die kunnen ‘leven’ op het toneel, die net zoals de dichters gelijktijdig diverse betekenissen kunnen oproepen. Van Kraaij coacht zijn acteurs naar een manier van spelen waarin vertellen en zijn, monoloog en dialoog elkaar afwisselen. Ook personages zijn voor hem ‘ongeboren’ kinderen: mogelijkheden die de acteurs in zich dragen en die al dan niet, doorheen het werk van zoeken en uitproberen, tot ontwikkeling kunnen worden gebracht.