Jim Black, een jonge veelvraat

Jazz'Halo Apr 1999Dutch

item doc

Jim Black (geboren in 1967) is zonder twijfel de boeiendste jonge drummer in het hedendaagse improvisatiegebeuren. Zijn idiosyncratische spel lijkt elke referentie te ontlopen, en verbaast keer op keer door de kaleidoscopische breedvoerigheid, variatie én wendbaarheid in de meest uiteenlopende ensembles - van Dewey Redman tot Dave Douglas en van Lee Konitz tot Tim Berne. Black is weliswaar nog piepjong, maar heeft reeds een indrukwekkende discografie opgebouwd. Het lijkt er bovendien sterk op dat hij het aanzien van de drums aanmerkelijk zal veranderen in de komende jaren. Benieuwd naar de achtergrond en de muzikale ideeën van deze improvisator ontmoeten we hem op Jazz Middelheim 1997, vlak voor een concert van Dave Douglas' Tiny Bell Trio.

Een eerste invloed gaat als vanzelfsprekend van grote drummers uit. Jim Black volgde lessen bij Jeff 'Tain' Watts.

"Hij was erg belangrijk voor me, in de jaren tachtig was hij zonder twijfel de man. Er zijn vier drummers die me rechtstreeks hebben beïnvloed: Tony Williams, Elvin Jones, Jack DeJohnette, en Jeff 'Tain' Watts. Jeff is zo bijzonder omdat hij Elvins power en energie combineert met Tony’s techniek. Hij heeft een typische wilde metrische wijze van spelen, een fantastische groove, ruime muzikale ideeën, krachtig en ontzagwekkend. Daarom wou ik met hem studeren, om in zijn hoofd te kunnen kruipen, het fascineert me hoe iemand op zo’n wijze drums kan spelen."

Dit lijstje hoeft niet te verbazen, deze drummers legden immers de basis voor een hele resem eigentijdse drummers, die niet langer een beat spelen, maar veeleer pulse, met een krachtige picturaliteit als resultaat. Ook de sound is typisch: het zijn de eerste drummers, die op doffe vellen en op droge cymbalen spelen - ver verwijderd van een warme, zinderende swing. De klank is weerbarstig en zo ook de speelwijze: elke rechtlijnigheid wordt doorkruist met crossbeats, door motieven die verspringen ten opzichte van de beat waardoor een complexe stapeling ontstaat, polyritmiek, deconstructie - het idioom is zo onderhand bekend.

Er gaat natuurlijk niet enkel een invloed uit van de slagwerktraditie, als Black achter de drums plaatsneemt, verraadt hij meteen ruime muzikale interesse.

"Ik luisterde zowel naar rock als jazz: Led Zeppelin, The Police, Ornette Coleman, Weather Report, big bands, Dewey Redman, Sam Rivers, werkelijk een hele hoop. Bovendien speelde ik met de meest uiteenlopende muzikanten allerhande soorten muziek. Ik luister ook naar de nieuwe elektronische muziek uit Londen: Squarepusher, allerhande drum&bass. Verder ook klassieke muziek en folk. Vroeger wilde ik vooral een enkele stijl onder de knie krijgen, nu ben ik werkelijk in alles geïnteresseerd."

Black is een van de drummers die zich laat opmerken door een melodische aanpak. Veeleer dan louter als begeleider voor een ritmische ondersteuning te zorgen, neemt hij door het creëren van melodielijnen deel aan een geïmproviseerd geheel. Waar een drummer als Gerry Hemingway in het componeren een tegengewicht zoekt voor het gebrek aan harmonie dat het instrument kenmerkt, ziet Black zelfs geen probleem in harmonie op een drumstel.

"Ik hou van vrijheid en openheid; ritme, melodie en harmonie lijken me alle noodzakelijk. Ritme is slechts een element, dat weliswaar behoort tot de natuur van de drums met zijn twaalf noten. Technisch is er een beperking, we kunnen hooguit vijf of zes verschillende tonen tegelijk spelen, misschien wordt ritme hierdoor belangrijker. Maar toch, een pianist speelt ritme, melodie en harmonie tegelijk, dus waarom zou een drummer dat niet kunnen? Drummers denken in ieder geval zo, proberen het uit te drukken, wat betreft kleur, ruimte. Het is een feeling, ik hoor het en voel het. In een ritmeconcept speel je voortdurend zonder ophouden, in melodie en harmonie heb je meer ruimte. Harmonie werkt met verdichtingen en verbredingen van de ruimte, zorgt voor opeenhopingen van spanningen in het klankveld. Door al deze elementen uit te drukken krijg je een gelaagde muziek, en dat is veel belangrijker dan de onderdelen scheiden en je louter richten op ritme of melodie."

Jim Black gebruikt regelmatig allerhande speeltjes, rammelaars en belletjes, haalt er ook grappen mee uit, zoals met een grote plastic hamer. Ze worden echter uitdrukkelijk geïntegreerd in het spel - in tegenstelling tot het etherische geklingel dat de muziek van de spiritualistische jaren zestig en zeventig teisterde. Is misschien ook het visuele aspect belangrijk, zoals bij de Nederlandse grootmeester Han Bennink?

"Han is een improvisator in de eerste plaats, hij is eigenlijk een totale performer en haalt veel grappen uit, maar op cd zie je die niet, hoewel je het publiek hoort lachen. Muzikaal is hij een fantastisch improvisator, hij gebruikt álles, laat geen kans onaangeroerd. Voor mij hebben de speeltjes in de eerste plaats een muzikale functie, hun klank is bijzonder. Soms moet je vreemde stoten uithalen om een bijzondere sound te creëren: de speeltjes breiden de klankrijkdom van de drumset uit, je hebt meer muzikale mogelijkheden. Bij Tiny Bell trio kan het live meer zijn, omdat de muziek zowiezo erg humoristisch is. De ene avond is een concert al grappiger of visueler dan de andere. Maar louter visueel wil en kan ik die dingen nog niet gebruiken, Han kan dat doen, hij kan alles doen."

Het universum van Black houdt echter niet op bij de drums als dusdanig. Dat hoeft niet te verbazen vanuit zijn luisterinteresse en de brede variatie aan ensembles waarin hij speelt - en zich daarin bovendien op overtuigende wijze steeds een andere rol toebedeelt.

"Ik vind het muzikale geheel belangrijk, de vibes, hoe alles tezamen komt. Ik heb steeds naar de muziek geluisterd, in de tweede plaats naar de drummers. Miles was gemakkelijker dan Tony, Coltrane gemakkelijker dan Elvin. Paul Motian trio is een trio, een grote band. Frisells trio en kwartet zijn dat ook. Goede bands spelen altijd reeds een tijd samen, het zijn working bands."

Door zijn interesse voor een verregaande integratie van de drums in het muzikale geheel, krijgt Blacks spel eenzelfde allure als dat van de grote drummers-bandleiders van vandaag - Paul Motian, Gerry Hemingway, Joey Baron en Han Bennink. De benadering van Black is in zijn hang naar synthese met het muzikale geheel evenwel veeleer radicaal organisch - noem het harmonisch - dan wel polylineair of contrapuntisch. Een sterk intuïtieve aanpak leidt de muzikale vinding, hoewel Black zich ook met verve doorheen ingewikkelde composities slaat. Daardoor lijkt de working band inderdaad een kader bij uitstek om uitdaging en vrijheid met muzikale eenheid te verbinden.
Enkele van die vaste ensembles, zoals Dave Douglas' Tiny Bell trio, Ellery Eskelin Trio en Human Feel, spelen zonder bassist. Heeft de drummer dan meer ruimte en vrijheid?

"Daar had ik nog niet bij stilgestaan. Ja en nee, het hangt af van de muzikanten. In een traditionele ritmesectie waar bas en drums voortdurend spelen, heb je inderdaad minder ruimte, in nieuwere muziek kiezen bassist en drummer zelf de rol die ze willen spelen. In de genoemde groepen spelen we misschien zonder bas omdat de triocombinatie zo interessant is - hoewel Human Feel een kwartet is. Voor elk van deze groepen kunnen we overigens wel een bassist vinden die er goed in zou functioneren; iemand die ruimte laat voor de anderen, maar eveneens de mogelijkheid biedt om nieuwe vormen uit te bouwen. Met de juiste bassist zijn er geen problemen."

In Tim Berne's Bloodcount speel je bijvoorbeeld met bassist Michael Formanek.

"Hij is zonder meer verbluffend. Ik speel ook graag in Formaneks eigen band, een heel andere soort muziek dan die van Tim. De muziek van Tim Berne is heel vrij en open. Daarin is niet echt een typische bas-drums combinatie werkzaam zoals in traditionele jazz, zoals in de grote ritmesecties. In Michaels eigen band is die er wel, er zijn meer grooves en dergelijke, leuk om spelen."

Jim Black werkt ook vast samen met een aantal blazers, Dave Douglas, Tim Berne, Ellery Eskelin, Chris Speed. Vormt Black met hen een bijzondere combinatie als vrijere drummer?

"Bewuste keuzes wat betreft instrumentcombinaties zijn er niet gemaakt, eerder keuzes van medemuzikanten, met Speed speel ik al vijftien jaar samen. Muzikaal zijn we op heel veel vlakken zeer dicht naar elkaar gegroeid, we speelden in zowat elke denkbare situatie: op trouwfeesten, in bigband, free, straight ahead, studiowerk... Je ontwikkelt een gemeenschappelijke muzikale taal. Dave en Tim ontmoette ik zes jaar geleden en hetzelfde deed zich voor, we speelden immers vaak samen. Er is inderdaad een relatie tussen de drummer en de blazers, maar in een goede working band is die er tussen alle muzikanten, je hoeft het niet op te delen. Alles in een boeiend geheel tezamen brengen is het doel, eender welke instrumenten kunnen samen spelen."

Op een of andere manier lijken alle ideeën die Jim Black uiteenzet rond eenzelfde punt te cirkelen. Zoals Black een jonge veelvraat is die alles tegelijk wil, zo zijn de muzikale concepten in zekere zin centripetaal: een emancipatie van de drums gaat tezamen met een implosie van het voorplan ten gunste van een verregaande muzikale integratie. Dat is een integratie waarbinnen bassist en drummer zich nieuwe rollen creëren, working bands nieuwe lijnen uitzetten voor een samensmelten van compositie en improvisatie, waarbij intuïtie en strakheid worden verbonden om een muzikaal geheel te bevorderen. Jim Black heeft zonder twijfel goed begrepen hoe de geïmproviseerde muziek zich vandaag op haar best toont.