Improvisation gesampled (cut) / Sampling geïmproviseerd (paste)
De afgelopen jaren vernieuwde de elektronische muziek zich in een hoog tempo. Er ontstond in een korte tijd een rist stijlen: ambient, dub, techno, jungle, deep house, drum&bass en heel wat ertussenin. In deze evolutie kon ook de geïmproviseerde muziek moeilijk verstoken blijven van elektronische experimenten. Na een fase van zoeken en knutselen kwamen verscheidene musici tot een meer idiomatische aanpak: zij wenden de onuitputtelijke mogelijkheden van de technologie aan voor het inslaan van nieuwe muzikale wegen. Hier beïnvloedt elektronica het totale klankbeeld op ingrijpende wijze: er ontstaan nieuwe verhoudingen tussen improvisatie en compositie. Daarnaast wordt er een nieuw melodiebegrip gedefinieerd: zoals de modale jazz de harmonie ooit op de korrel nam zijn vandaag melodie en ritme aan verandering onderhevig.
Spookstad - LiveUnlive
Enkele jaren geleden realiseerde Paul Schütze met de groep Phantom City een project volgens een opmerkelijk procédé, ‘Site Anubis’. Zes muzikanten, waaronder trompettist Toshinori Kondo, bassist Bill Laswell en de Belgische drummer Dirk Wachtelaer, improviseerden hun lijnen bij tapes die Schütze hen stuurde. Deze werden met sampler en computer verwerkt tot nieuwe tapes die op hun beurt werden rondgestuurd en aangevuld met nieuwe improvisaties. Uiteindelijk ontstond er een gelaagd muzikaal complex door het samengaan van improvisatie en compositie, gestuurd door Paul Schütze zelf, en dit zonder dat de groepsleden elkaar ontmoet hadden - de groep had haar naam geenszins gestolen. Het resultaat is verbluffend: elektronische klanken, nerveuze drums, een uitwaaierende trompet, en dragende bassen plooien zich samen tot grote spanningsbogen. Jammer genoeg bleek concertsgewijs de gelaagdheid ineen te stuiken en was de communicatie tussen de muzikanten zoek: op een dynamische overgang naar groepsimprovisatie was Schütze niet bedacht toen hij het project aanving.
Bob Ostertag ontwikkelde in dezelfde periode het ‘Say No More’-project, dat onlangs haar einde kende met een concert in de Gentse Vooruit. Ostertag gaat heel wat verder dan Schütze, hij wil met elektronica de relatie tussen improvisatie en compositie belichten, en deze bovendien tarten. Hiervoor omringde hij zich met goed volk: vocalist Phil Minton, bassist Mark Dresser, en drummer Gerry Hemingway. De heren leverden elk een solo-improvisatie, die door Ostertag werd opgedeeld in bouwstenen voor een ‘groepscompositie’, gerealiseerd met sampler. Vervolgens werd deze compositie live uitgevoerd: Ostertag schuwt hier geenszins de directe confrontatie van de muzikanten, en laat hen bovendien hun eigen improvisaties in de vorm van een compositie uitvoeren! Opnames van deze live groepsconfrontatie fungeerden als basis voor een herhaling van het gehele proces. De ruimte voor improvisatie tijdens de uitvoeringen was strikt afgemeten, het is in de talrijke details dat de meesters zich tonen. De melodie is beperkt tot een langzaam verglijdend klankbeeld waarin Dresser uitblinkt met een subtiel spel van boventonen bij het strijken van de bas, Hemingway met tikjes, vegen, korte roffels en harde slagen, Minton met een diep stemgeluid en kletterende wangen.
Receptie
Gerry Hemingway en Mark Dresser waren met ‘Say No More’ geenszins aan hun proefstuk toe in het gebruik van elektronica. Hemingway werkt sinds 1984 aan soloprojecten die elektronica integreren binnen het slagwerk. Met allerhande gesamplede concrete geluiden zoals waterdruppels, wind en vogels weet hij de meest abstracte soundscapes te ontwikkelen, aangevuld en ondersteund door akoestische en elektronische percussie. Mark Dresser gebruikt reeds even lang de computertechnologie om zijn klankmogelijkheden te verruimen, en bovendien meerdere bassen tegelijk te kunnen bespelen. Bij hem gaan elektronica en akoestisch basspel op een bijzondere wijze samen zonder in elkaar op te gaan. De uitwaaierende klanken die langzaam verder schuiven worden plots gevat door snelle syncoperingen en wilde uithalen over de snaren; zo wordt er een ritmische gevoeligheid binnengebracht die twee melodieopvattingen verbindt.
Bij de verbinding van de twee idiomen binnen groepsimprovisatie duikt weerom Gerry Hemingway op, de tamboer aan het front. Na een verregaande toenadering van compositie en improvisatie, belandde zijn kwintet bij de elektronica in ‘Perfect World’, meteen hoogtepunt en eindpunt van dit ensemble. Enkel in de ballad ‘Little Suite’ verschijnt de elektronica op expliciete wijze, maar ‘Perfect World’ zelf kleeft binnen akoestische grenzen dezelfde esthetiek aan. Het stuk heeft een hoge densiteit, als een dichte mist die een analytisch eindresultaat wil versluieren. Onder deze sluier weerklinkt de gehele geschiedenis van het kwintet, met rijke improvisaties, hevig en lyrisch, en voor gevoelige oren een ingewikkelde compositiestructuur. Hemingway lijkt geheel nieuwe paden te bewandelen, maar miskent geenszins zijn eerdere verdiensten, het resultaat is een subtiele integratie met tal van dubbele bodems, die de rijkdom en spanning ten top drijven
Naast een invloed op de productie van akoestische improvisaties, ontsnapt ook de receptie niet aan de nieuwe muzikale beelden van elektronische muziek. De bij uitstek abstracte muziek van Tim Berne’s Bloodcount is nog moeilijk in al zijn aspecten te vatten met een traditioneel beschrijvingsapparaat. Vrije improvisaties die aan tijd en ruimte lijken te ontsnappen worden slechts afgebakend door flarden compositie, maar zelfs die markering is confuus. Indrukwekkende muzikale spanningsbogen duren twintig minuten tot een uur, de muziek lijkt hier wel een gotische overspanning als structuur aan te wenden: onderaan massief, maar steeds hoger en fijner, als een diafaan schrijn. Klarinet en altsax van Chris Speed en Tim Berne vloeien samen in een open veld van verdichtingen en verbredingen, soms ondersteund door een stuwende monotone contrabas van Michael Formanek, dan weer onderuitgehaald door drummer Jim Black en op een nieuw spoor gezet. Een trage opbouw die geregeld een climax ontwijkt om verder de drijven naar hogere open sferen.
Lappendeken
Sommigen gooien het over een geheel andere boeg in de zoektocht naar een nieuwe manier van melodievorming. Een centrale figuur is componist en improvisator David Shea, die vooral belang stelt in het herwerken van bestaand materiaal. Met taperecorders, draaitafels en recenter met sampler creëert hij collages van bestaande opnames. Dat kunnen zowel klanken, als korte stijlentiteiten zijn. Door een snelle afwisseling van motieven ontstaat er een juxtapositie van klanksferen als een bijzondere vorm van melodisch verloop. Het klinkt de ene keer als een traag klanklandschap, de andere keer bijzonder cartoonesk. Shea werkte in zijn zoektocht naar het idioom met een improviserend ensemble en kwam uiteindelijk bij composities voor solosampler terecht. De cd ‘I’ documenteert dit voorlopige eindstadium: ondanks de gecomponeerde aard presenteert het geheel zich met een ongedwongenheid die geïmproviseerde muziek eigen is. De nummers dragen heel wat stukjes jazz-geschiedenis in zich, gesampled. Shea sloopt verder elke evidentie: een blokfluitkwartet gaat samen met een walking bass en een exuberante sax, grotesk maar net niet potsierlijk. Als Shea met zeven collegasamplers John Zorns Cobra uitvoert wordt de afwerking geruild voor avontuur. Er worden verschillende stijlen tussen elkaar geschoven, geïmproviseerd aan de hand van spelregels die de compositie uitmaken.
Zo belanden we bij Dave Douglas, die met ‘Sanctuary’ de Dom van Firenze herbouwt, met de hulp van een dubbelkwartet. Deze renaissancekathedraal is door haar geschiedenis metafoor voor bricolage en hierdoor een tegenbeeld voor Douglas’ schitterende muzikale architectuur. Het ensemble bevat onder meer twee samplers, maar de gehele aanpak is er een van gecomponeerde en ter plekke geïmproviseerde sampling. Douglas stapelt en schikt de muziekgeschiedenis tot een persoonlijk verhaal, tezamen met voortreffelijke aannemers waaronder Chris Speed, Mark Dresser, sampler Anthony Coleman en drummer Dougie Bowne. Zelfs zonder de knipoog naar de laat-Romeinse bouwkunst is dit werk al meteen klassiek, het heiligdom van een jong genie.
Discografie
Paul Schütze - ‘Site Anubis’(Big Cat)
Phantom City - ’Shiva Recoil. LiveUnlive’ (Virgin Records Ltd)
Bob Ostertag - ‘Say No More’ (Recrec)
Bob Ostertag - ‘Say No More In Person’ (Transit)
Bob Ostertag - ‘Verbatim’ (Red Note)
Gerry Hemingway - ‘Electro-Acoustic Solo Works 1984-95’ (Random Acoustics)
Gerry Hemingway Quintet - ‘Perfect World’ (Random Acoustics)
Mark Dresser - ‘Invocation’ (KFW)
Tim Berne’s Bloodcount - ‘The Paris concert’ (JMT - 3 losse cd’s)
Tim Berne’s Bloodcount - ‘Unwound’ (Screwgun - 3 cd’s)
David Shea - ‘Hsi-Yu Chi’ (Tzadik)
David Shea - ‘I’ (Sub Rosa)
John Zorn’s Cobra - ‘Live at the Knitting Factory’ (KFW)
Dave Douglas - ‘Sanctuary’ (Avant - 2 cd’s)