Daniel Linehan en Afreux, A No Can Make Space

Boekrecensie

Etcetera Mar 2014Dutch

item doc

In walk+talk (2011) vroeg de Amerikaans-Brusselse choreograaf Daniel Linehan zich af of het mogelijk zou zijn het applaus op te schorten en een voorstelling te beëindigen als het lezen van een boek. Die vraag staat intussen op de rug van een luxueus uitgegeven boek dat Linehan maakte in samenwerking met vormgever Afreux (Gerard Leysen) en in zekere zin de omgekeerde weg bewandelt: hoe een boek maken als was het een choreografie?

            A No Can Make Space is inderdaad in meerdere opzichten een beweeglijk boek, waarin Linehan een veertigtal teksten verwerkt die hij sinds 2006 in het kader van zijn dansvoorstellingen schreef. Centraal staat de enscenering van die teksten en hun ideeën via een uitgekiende grafiek, waardoor inhoud en vorm ontontwarbaar met elkaar verbonden zijn en uitnodigen tot een veelvoud aan actieve, ja choreografische leeservaringen door de dwingende structurering van het materiaal. A No Can Make Space is een cassette met zeven losse, genummerde katernen, die samen één geheel vormen, maar tegelijk ook de klassieke leeservaring opschorten.

            Het eerste katern “Repetition (difference)” vangt aan met een brief aan een workshopdeelnemer, waarin Linehan schrijft dat hij werkt aan een dans die een talige structuur heeft, dat hij niet goed weet hoe dat te doen en zich afvraagt of het überhaupt wel mogelijk is. In de beschouwing “everythingness” die erop volgt, stapelen de vragen zich op. “Waarom vandaag iets creëren? Ik ken het antwoord niet, maar ik ben nieuwsgierig naar de soorten bewegingen die mensen vandaag maken. Welke beweging vindt er plaats in denken, spreken, plannen, surfen op het internet?” Hoe kunnen we precies de materialiteit van die bewegingen vatten? De teksten die volgen verlangen dat ik er een spiegel bij haal, het katern dichterbij breng om het kleine corps te kunnen lezen, me een onmogelijke performance voor de geest haal, of tussen pagina’s heen en weer blader teneinde de woorden tot zinnen samen te voegen. In het verbinden van dans en taal lijkt het Linehan niet zozeer te gaan om de discursieve materialiteit die onze lichamen en handelingen ondersteunt, eerder om modernistisch aandoende compositieprincipes waarin mogelijkheden evengoed in hun tegendeel kunnen omslaan (“not about everything”) en men steeds opnieuw van nul moet beginnen, zoals na het crashen van een computer of het beëindigen van een dans.

            Ook het tweede katern “Sequence (juxtaposition)” begint met een brief, net zoals de volgende katernen met een brief zullen aanvangen, waarin Linehan een informeel “ik weet het niet precies” langzaamaan zal omformuleren tot een principieel niet-weten als poëticaal uitgangspunt, een houding die kijkers, vrienden en collega’s regelmatig van hun stuk blijkt te brengen. Wanneer hij de spanning opdrijft – jawel, in het zesde katern “Tension (simultaneity)” – en de vertwijfeling leidt tot een al te banaal terugspreken, verklaart Linehan: “Ik wilde geen voorstelling maken waarin we datgene doen waarvan we al weten hoe het te doen, ik wilde de dansers in situaties brengen waarin ze zich trachten te verhouden tot iets wat onmogelijk lijkt.” Herkenbare en intelligibele vormen ontregelen, virtuositeit benaderen als een onbereikbaar doel: daarin schuilt de “imperfectie” die Linehan zijn drijfveer noemt.

            De pagina’s van het tweede katern zijn gehalveerd, zodat allerhande permutaties van tekst mogelijk worden. In een zelfinterview bezint Linehan zich nogmaals op niet-weten en nieuwsgierigheid in het licht van de huidige overdaad aan informatie en hoe we ons daartoe kunnen verhouden, om dan elke verwachting op een duidelijk antwoord steeds weer voor zich uit te schuiven door loos gebabbel. Wat aan te vangen met al die cirkelredeneringen en Spielerei? Wanneer Linehan bewust met een sixties-nostalgie speelt doorheen het boek, dan precies om het falen van een bepaald modernisme aan te geven, waarvan hij de vormprincipes tegelijkertijd gretig omarmt: juxtapositie mag eertijds een kritische strategie geweest zijn, vandaag is die ingehaald door een eindeloze accumulatie van informatie die vooral uitzicht biedt op betekenisloosheid, onverschilligheid, verveling of vermarkting. Ook het tweede katern “Sequence (juxtaposition)” eindigt met een fragment uit “Not about everything”, net zoals ook de volgende katernen met een fragment daaruit zullen eindigen: hoe vandaag keuzes te maken?

            “NO” staat er op de kaft van “3. Rhythm (experience)”, en ook “desire for pattern” en “to speak with a punctuated…”. Dit katern laat zich openvouwen tot een poster, waarbij grafische poëzie en leesinstructies uiteindelijk de vorm aannemen van een heuse musical waarin humor en ritmische structuren een grond verlenen aan de arbitraire keuzes gemaakt in elke uitspraak “this is not about…”, waarin ook de thema’s hedendaags zijn, weggeplukt uit nieuws, reclame, liedjes en alle andere plekken waar woorden te rapen vallen – of toch bijna: “dit gaat niet over alles.”

            Gesture toward the future” staat op het katern “4. Value (choice)”, dikker en zwaarder dan de andere boekjes en pas toegankelijk na het breken van een zegel. Kies je voor materiële of immateriële waarden? Zijn die hetzelfde in je werk en je leven, of juist niet? Welke keuzes maak je om aan jezelf vorm te geven? Weerom herinneren de teksten aan modernistische literatuur die zichzelf compositorische beperkingen oplegde (denk aan het werk van Georges Perec en de OuLiPo) om tot dwingende keuzes en precieze formuleringen te komen. Teksten in één ruk geschreven die zonder redactie verschijnen onder het wakende oog van een getuige. Zinnen uit een manifest, uitgeprint, in de wereld geplaatst tussen reclameborden of vuilnisbakken, in openbare toiletten of verloren in een tuin, en vervolgens gefotografeerd. Er is ruimte voor poëzie in het universum van Linehan, maar liefst van het soort dat “gegenereerd” wordt. “Poëzie creëert ongebruikelijke verbindingen tussen disparate dingen (…). Poëzie drukt altijd de waarden van een cultuur uit, zowel verborgen als expliciete waarden.” Elders staat er, niet zonder ironie, een opsomming van “onze waarden” (dat is van jonge dansers in een creatieproces): zelfreflectie en zelfkritiek, vooruitgang, being cool, informatie en kennis, geld, democratie, “jezelf niet al te serieus nemen”, jeugd, etc. Linehan is een vormvirtuoos en soms ook een scherp observator, maar een danswereld waarin tomeloze aspiraties voortdurend allianties aangaan met een regime waarin alles jong en sexy moet zijn, levert een wel erg enge antropologie op. Overigens weet Linehan dat perfect, zoals blijkt uit een fragment waarin hij zijn opleiding onder vuur neemt – zijn bio vermeldt dat hij aan de Brusselse dansschool P.A.R.T.S. studeerde. “Not about everything.”

            Dan volgen met “5. Memory (change)” en “6. Tension (simultaneity)” katernen die performance als medium openvouwen, inhoudelijk dieper graven en heel wat literaire bronnen aandragen waaruit Linehan inspiratie put, me aan het denken zetten en uiteindelijk doen verdwalen in hopeloos vergezochte constructies. Schipperend tussen uitersten roept Linehan in A No Can Make Space een paradoxale ervaringswereld op, die niet verstoken is van humor en poëzie, maar toch al te vaak vastloopt in strakke, cerebrale composities. In het boek vindt Linehan dan ook een medium dat zijn eigenzinnige aanpak misschien wel beter schikt dan de sociale ruimte van het theater. Op zoek naar uitwegen, zijn de laatste woorden van het boek – indien van voren naar achteren gelezen – “horror” en “correlation”. Maar niet na eerst het volledige zevende katern “Silence (space)” te hebben gewijd aan een strak geritmeerde brainstorm over de onmogelijkheid een goed einde te vinden, enkele witte bladzijden, en vervolgens de uitnodiging het katern om te draaien, nogmaals averechts te openen en te verwijlen in “elaborately tight spaces”.

 

Daniel Linehan en Afreux, A No Can Make Space, Gent: MER.Paper Kunsthalle, 2013