Belgische dans miskend in eigen land: VTI werkt samen met sector aan 'Masterplan voor de dans'
Wereldwijd wordt België benijd om de kwaliteit van zijn dansproducties. Een recent onderzoek van het Vlaams Theater Instituut (VTI) wijst uit dat dans in veel opzichten, onder andere inzake internationalisering, een voorloper en wegbereider is geweest voor alle podiumkunsten.
Toch staat die dans in eigen land wat in het verdomhoekje. Een 'Masterplan voor de dans', opgesteld door het VTI samen met de sector, probeert oplossingen aan te reiken voor het beleid, maar kijkt ook in eigen boezem.
'Metamorfose in podiumlandschap', een recent onderzoek van het VTI naar de toestand van de podiumkunsten, bewees definitief wat iedereen al lang aanvoelde: sinds het eerste decreet op de podiumkunsten in 1993 is de dansproductie enorm, maar liefst 3,5 keer, toegenomen. Subsidies lieten vanaf 1993 gezelschappen als Rosas, Ultima Vez of Les Ballets C. de la B., die hier in de jaren 1980 de 'dansboom' inluidden, toe om stabiele structuren uit te bouwen. Even belangrijk was echter hun internationale uitstraling. Die oefende een sterke aantrekkingskracht uit op buitenlandse dansers. De oprichting van PARTS, de school voor hedendaagse dans verbonden aan Rosas, versterkte deze beweging nog. Met als gevolg dat in België wellicht meer getalenteerde danskunstenaars per vierkante kilometer rondlopen dan waar ook ter wereld. En die maken uiteraard allemaal nieuw werk...
Dat werk werd slechts mondjesmaat, vooral via projectsubsidies, gesteund door in hoofdzaak de Vlaamse overheid. Maar net omdat dans bij uitstek een internationale, want niet door taalbarrières gehinderde, kunst is, konden deze choreografen hun subsidies aanwenden als hefboom om ook internationaal fondsen te verzamelen. Gaandeweg leidde dat tot een sterk vertakte, complexe productiestructuur. Veel makers functioneren daardoor steeds minder vanuit een vast gezelschap, maar opereren als individu. De toenemende internationalisering én individualisering die de dans doormaakte, blijkt zich ondertussen ook in de theaterwereld, zij het later en minder uitgesproken, doorgezet te hebben. Om die reden omschrijft het 'Masterplan' de danskunst als "de kanarie in de koolmijn": wat in deze sector gebeurt, heeft voorspellende waarde voor evoluties in het podiumlandschap.
De dans ontwikkelde zich echter niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief razendsnel. Invloeden uit beeldende kunst, media en muziek werden gretig opgezogen. Ook daarin is dans een voorlopen in de de toenemende grensvervaging van alle podiumkunsten. Die ontwikkeling ging hand in hand met de grote zelfreflexiviteit. Het resultaat van die ontwikkelingen is dat het veld zelf de unieke situatie genereerde dat een onooglijk land als België wereldleider is in een kunst die, zeker in Europa, erkend wordt als de spitstechnologie van de podiumkunsten. Recentelijk zagen immers ook in Zwitserland, Nederland, Denemarken en Duitsland 'dansplannen' het levenslicht. In Duitsland staat daar zelfs veel geld, 12,5 miljoen euro per jaar, tegenover.
Niets te laat. Dans heeft immers meer dan één achillespees. Alle experimenten ten spijt blijft dans in de eerste plaats een lichaamskunst met zeer specifieke vereisten. Dansvoorstellingen vragen meer voorbereiding en repetitieruimte dan theater. Dansers hebben ook nood aan voortdurende opleiding en bijscholing. Toch is hun carrière, uiteraard, opmerkelijk korter dan die van theaterlui. Dat leidt tot hoge kosten. En hoge kosten blijken de spreiding van dans te bemoeilijken. Zeker als dans, zij het vaak ten onrechte, den reputatie heeft 'moeilijk' te zijn. Zo breekt dans moeilijk uit de kring van kunstencentra in de grote steden om pakweg culturele centra aan te doen. Onbekend is echter ook onbemind.
Dat het beleid weinig ook had voor de specifieke aard van dans, en het dus over dezelfde kam schoor als theater (al heeft dans dan geen vuurbakens als de stadstheaters) hielp daarbij niet. Vooraleer de unieke biotoop voor dans definitief teloorgaat, sloegen alle geledingen in het veld, tot en met het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, daarom de handen in elkaar om een toekomstplan voor de dans te schrijven. Met veel zin voor nuance formuleert dat plan op diverse gebieden, tot en met het onderwijs, publiekswerving en publiekseducatie, practische en haalbare suggesties om het tij te keren. Daarbij wordt niet alleen aan de jas van de overheid getrokken. Ook het eigen functioneren wordt aan een kritische blik onderworpen. Nu is het wachten op de uitvoering.
Het plan wordt vandaag in het Concertgebouw in Brugge gepresenteerd en besproken van 14 tot 17.30 uur.
Brugge danst in december met Sidi Larbi Cherkaoui
Dat het debat over het dansplan in Brugge plaatsvond, is geen toeval: op verschillende plaatsen loopt daar tot 15 december het nieuwe 'December dance'-festival. Choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui werd aangetrokken als curator en presenteert, naast bestaand en nieuw eigen werk, voorstellingen van choreografen die hij bewondert. Cherkaoui's keuze is zeer divers en aantrekkelijk. From Inside, een interactieve video-installatie van Thierry De Mey, met beelden van het Frankfurt Ballett, Van Kinshasa en van een choreografie in Gibellina, loopt tijdens het hele festival. Vanavond is het bijzonder vermakelijke D'avant van Cherkaoui zelf te zien. Een intrigerende voorstelling tijdens het weekend is zeker 'I' Is Memory van de Canadese Benoît Lachambre en Louis Lecavalier. Die laatste kent iedereen wellicht nog als de danseres die ooit bij La La La Human Steps halsbrekende sprongen combineerde met klassieke balletpassen. Ook dit weekend: Blessed, de onvolprezen voorstelling van Meg Stuart met Francisco Camacho in een onvergetelijke rol. En ten slotte ook werk van onder anderen Mette Ingvartsen, Nada Gambier en Zero Visibility Corps. In de daaropvolgende week is er nog nieuw werk van Joanna Dudley, Rufus Didwiszus & Capilla Flamenca en Lisi Estaras en Les Ballets C. de la B.. Afsluiter van het festival is Zero Degrees, een gezamenlijk werk van Cherkaoui en de Indische choreograaf Akram Khan.