Dans zichtbaar beter af?
Het toonaangevende Duitse tijdschrift Ballettanz publiceert elk jaar een 'Jahrbuch'. Daarin duiden critici uit West-Europa, Israël, Noord-Amerika en Japan aan welke choreograaf, choreografie, danser... zij het afgelopen jaar het meest hebben gewaardeerd. Jaar na jaar eindigen onze landgenoten hoog in die lijstjes. Dit jaar zijn Les Ballets C. de la B. en Rosas zelfs 'top of the bill', nog voor Bill Forsythe. Nederlandse choreografen en ensembles schitteren daarentegen door hun afwezigheid.
Hoewel de Belgische dans de Nederlandse de loef afsteekt, organiseert het Vlaams Theater Instituut (VTI) vrijdag tussen 14 en 18 uur in De Buren in Brussel, een debat over 'Dansen in de lage landen'. Valt er dan wel over iets te praten? Zeker. Dans in België kampt met gelijkaardige problemen als die in Nederland of zelfs Duitsland. Het ligt immers allang niet meer voor hand waar het institutioneel, financieel en organisatorisch heen moet met dans. Van oudsher beschouwd als het prettige maar wat achterlijke zusje van kunsten als theater of literatuur heeft de dans zich in de late 20ste eeuw steeds weer ontpopt tot de plek waar 'het' artistiek gebeurde. Dans werd de koploper in het peloton van de podiumkunsten. Onder de naam 'performance' werd ze zelfs het vehikel bij uitstek voor ideologische kritiek op het podiumkunstenbedrijf.
Het publiek volgde echter niet altijd. Evenmin als de overheid. Onbegrijpelijk is dat laatste misschien niet: in hun ambitie om ernstig genomen te worden hebben danskunstenaars vroeger vaak de verschillen tussen dans en theater verdoezeld. Nochtans zijn die er, vooral op logistiek vlak. Dans maken vergt heel veel meer middelen dan theater maken, gewoon omdat er langer en harder geoefend moet worden. Dans vergt ook een meer doorgedreven opleiding. Ten slotte is de verhouding met publiek niet zo vanzelfsprekend, omdat er geen verhaaltje is. Kijkers moeten zelf veel harder 'werken' Veel handicaps tegelijk, wil je als kunstvorm overleven.
Belgische gezelschappen hebben de financiële problemen die daaruit voorvloeien vaak omzeild door de internationale toer op te gaan: met hun subsidies zetten ze internationale samenwerkingsverbanden op. Subsidies als hefboomfonds als het ware. Naar hun voorbeeld internationaliseerde ook het Vlaams theater de laatste jaren in hoog tempo. Het huidige 'plafond' voor de danssubsidies brengt die regeling echter in gevaar: dansers hebben hun internationale partners steeds minder te bieden. Hoe moet het nu verder? Het VTI bereidt een 'masterplan' voor om die vragen het hoofd te bieden. Nederland deed die oefening al eerder. 'Dans zichtbaar beter' heet het masterplan daar. En ook Duitsland kent een ambitieus 'Tanzplan', dat al begint met een vak dans op de middelbare school! Wie weet schoppen we het hier ook zover?
www.vti.be