Nakaarten over een mislukking van Béjart en Co
Er stond een circustent op de Grote Markt te Brussel. In dichte drommen zijn ze komen opzetten. Meestal jongeren. Vol geestdrift, op de heenreis zowel als op de terugreis. Nu is het voorbij. De vier heemskinderen zijn op toernee in het buitenland. Het toeval (en niets anders dan ‘het toeval’!) wil dat ik er niet veel vroeger heb kunnen over schrijven. Omdat ik het een rotslecht schouwspel vond, Béjart, het Ballet van de XXste Eeuw en onze Munt onwaardig, geloof ik dat ik er eerlijkheidshalve moet op terugkomen. Zwijgen zou vriendelijker zijn! Bezwaren heb ik ten eerste tegen de stofkeuze. Waarom moest die Quatre Fils Aymon van Herman Closson nog eens opgediept worden? Om een of andere volkse snaar te kunnen bespelen? Kom nou. Alleen toeristen kunnen geloven dat bij ons zo iets als een legende leeft. Anderlecht, Merckx en biefstuk-friet staan het volk veel nader dan een of andere mooie legende. Trouwens, van een kritische behandeling van een volkse mythe - wat de zaak misschien interessant zou kunnen maken - kan hier ook al geen sprake van zijn. Dat in het begin van de jaren zestig - wat lijkt het reeds ver - Béjart die stof behandelde (toen ook al niet erg overtuigend) kon verklaard laat staan verantwoord worden, gezien Béjarts bekommernissen voor het spectacle total. Maar nu, bijna tien jaren later, zijn er geen adjectieven scherp en negatief genoeg om zo’n ondernemen te kraken. Want zelfs, indien men het enkel en alleen zou beschouwen als een soort volkse aangelegenheid, een soort Ommeganck, dan nog moet de ondoordachtheid en de armoede van het hele gedoe onderstreept worden. Allemaal clichés, dramatische handelingen die niet passen in de omvang, choreografie die onefficiënt uitvallen in die ruimte, onmacht, verveling en domheid. Ik hou van boeiende mislukkingen, omdat die uiteraard nooit helemaal ‘mislukt’ kunnen genoemd worden. Maar er is niets pijnlijker dan nutteloze mislukkingen.
De eerste lijvige studie gewijd aan Béjart is verschenen bij La Cité-Lausanne en is van de hand van Antoine Livio. Het bevat heel wat biografische ophelderingen die welkom zijn, maar een analyse van het fenomeen Béjart is het niet geworden, al doet de auteur nog zijn best om zijn esthetische kennis uit te stallen. Irriterend is bovendien de vaak ronkerige en pronkerige taal, die kenschetsend blijkt te zijn voor alle Franstalige balletcritici. (Een voorbeeldje: la danse proprement dite, il est impossible de la contesta car elle possède un mystère que nul n’oserai rompre." p.215, wat is dat voor onzin?) Toch aanbevelenswaard (à défaut de mieux) voor veertig erg mooie foto’s van Claire Falcy en de biografische gegevens.