Het NYCB te Parijs
Balanchine en zijn New York City Ballet kwamen voor een maand naar Parijs, en traden op in het Théâtre des Champs Elysées, in het kader van het Festival d'Automne en het twaalfde Festival de la Danse. Het was een evenement, omdat het NYCB al zo lang niet meer in onze kontreien te zien was. (Ik zag hen voor het laatst tien jaar geleden en volgde hun tournee op de voet van Amsterdam naar Parijs, en daarna naar Londen.) Maar ook omdat zoveel recente werken in Europa niet meer bekend zijn. Bijvoorbeeld en voornamelijk al de werken uit 1972 die de nu 72-jarige choreograaf gemaakt heeft voor zijn Stravinsky-hulde. Over een selectie uit deze Stravinsky-balletten en over de twee ambitieuze Robbins-werken, schrijf ik in een volgende aflevering.
Hier wil ik alleen het drieledige Jewels bespreken. Balanchine choreografeerde dit werk in 1967. Het eerste deel is een eindeloze elegie in het groen (Smaragds) op een partituur van Fauré. Zoals altijd bij Balanchine heeft het meest onbenullige ding nog stijl en klasse. En de parafraseringen op de klassiek-romantische balletten zijn - ook zoals altijd -bijzonder geraffineerd. Voor wie ze kan ontdekken, want op het eerste gezicht lijkt dit soms erg neoromantisch zonder meer. Als het corps-de-ballet de verwijzingen gebruikt als barrage voor en tegen de solisten, ontstaan enkele mooie, en stilistisch gezien eigenlijk gewaagde, opstellingen. Maar het tweede ballet, Rubis, (op een stuk van Stravinsky, Caprice pour piano et orchestre) is heel wat interessanter. Jammer van de opdringerige kostuums van Karinska. Ze helpen wel de feestelijk-kitscherige sfeer opwekken, maar ze verstoren de zuiverheid van de choreografie meer dan eens. Het is alsof hier het klassiek-romantische ballet op hol slaat. Het corps huppelt op een zotte manier de scène op en af. Een danseres wordt niet door één danser ondersteund maar door vier, en raakt zo gevangen in het armen- en benenspel waar Balanchine dol op is. Geregeld dagen er ‘amerikanismen’ in het klassieke patroon op, dissonant in een gewild klassieke stijl. Boeiend, irriterend, gesofisticeerd, vitaal-echt en stilistisch ‘fake’ van het begin tot het einde. Het derde ballet (Diamants) op de derde symfonie van Tsjaikowsky is een pompeus ballet met indrukwekkende opstellingen, forse corps-de-ballet-composities en mooie variaties voor o.a. een schitterende Suzanne Farrell en Peter Martins. Maar in dit soort werk moet men de echte Balanchine niet zoeken. Of dan toch, maar in de travestie waar hij (en ook zijn maat Stravinsky) zoveel van hielden. Want het ‘echte’ voor het ‘valse’ laten doorgaan en omgekeerd, klatergoud voor echte juwelen, en dan toch pareltjes in kitsch rondstrooien, tekent ook ten volle de man Balanchine!